ECLI:NL:RBDHA:2021:12205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
NL21.10906
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Ugandese eiser op basis van homoseksuele geaardheid en de beoordeling door de rechtbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij een Ugandese eiser zijn asielaanvraag had ingediend op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, waarop de eiser in beroep ging. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 augustus 2021, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De eiser heeft verklaard dat hij in Uganda problemen heeft ondervonden vanwege zijn seksuele geaardheid, waaronder arrestatie en bedreiging door autoriteiten. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser en de motivering van de staatssecretaris. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de eiser en dat de motivering van het bestreden besluit gebreken vertoonde. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij de gestelde geaardheid en de daarmee samenhangende problemen opnieuw beoordeeld moeten worden. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.10906

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Jonkman).

ProcesverloopBij besluit van 30 juni 2021 (het bestreden besluit), genomen in de algemene asielprocedure, heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 augustus 2021 te Breda op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen B.H.M. van Brunschot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1992 en heeft de Ugandese nationaliteit. Op 23 december 2018 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Uganda problemen heeft ondervonden vanwege zijn (homo)seksuele geaardheid. Eiser heeft in Uganda meerdere relaties gehad met mannen. Tijdens de relatie met [naam 2] zijn eiser en [naam 2] betrapt door de huisbaas terwijl zij seks hadden. Beiden zijn meegenomen door de politie en zij hebben één nacht in een politiecel doorgebracht. Eiser is vervolgens, nadat hem een meldplicht was opgelegd, vrijgelaten en door zijn werkgever en goede vriend [naam 3] opgehaald. Omdat homoseksualiteit in Uganda strafbaar is, was dit incident de reden voor eiser om zijn land te verlaten. Eiser vreest bij terugkeer gevangen te worden genomen door de Ugandese autoriteiten. Hij heeft namelijk een aantal oproepingen gekregen om voor de rechtbank te verschijnen. Eiser heeft tot slot in Nederland kort een relatie gehad en hij is actief bij het COC en de organisatie
Rainbowin Den Haag.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Eisers gestelde homoseksuele gerichtheid;
De problemen die eiser heeft ondervonden vanwege zijn seksuele gerichtheid.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. [1] Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig bevonden en het tweede en derde element ongeloofwaardig. Verweerder vindt dat eiser summiere, oppervlakkige en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn geaardheid en de ontdekking hiervan. Eiser verklaart daarnaast oppervlakkig over de relaties die hij heeft gehad met [naam 4] en [naam 2]. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt dat deze relaties meer waren dan vriendschappen. Eiser wist verder niet hoe [naam 2] omging met zijn geaardheid in relatie tot zijn religie. Eiser heeft daarnaast in de relatie met zowel [naam 4] als [naam 2] zeer onvoorzichtig gehandeld. Verweerder heeft de gestelde incidenten met [naam 4] en [naam 2], waarbij zij zijn betrapt, dan ook niet geloofwaardig bevonden. Eiser nam in beide gevallen grote risico’s en dit rijmt niet met het gegeven dat eiser weet dat homoseksualiteit strafbaar is in Uganda. Verweerder overweegt verder dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het gedrag van de menigte nadat hij door de huisbaas met [naam 2] is betrapt. Ook de verklaringen over de gebeurtenissen na zijn aanhouding op het politiebureau zijn ongerijmd. Verweerder overweegt tot slot dat eiser wel kennis heeft van de LHBTI-gemeenschap in zowel Uganda als Nederland. Dit weegt in zijn voordeel maar is op zichzelf niet voldoende om te overtuigen. Dergelijke kennis is door eenieder leerbaar. Verweerder komt daarom tot het oordeel dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op wat hij hiertegen heeft aangevoerd wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Werkinstructie LHBTI 2019/17 [2] en Werkinstructie 2014/10 [3]
5. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder niet conform deze werkinstructies heeft beslist en dat niet inzichtelijk is gemaakt hoe de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling van alle relevante omstandigheden heeft plaatsgevonden. De verklaringen die door verweerder geloofwaardig zijn bevonden, zijn door verweerder niet meegewogen. Verweerder is daarnaast op een aantal punten in het voordeel van eiser teruggekomen op het voornemen. Eiser voert verder aan dat verweerder heeft nagelaten te motiveren op welke wijze rekening is gehouden met het referentiekader van eiser.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser zoals beschreven in WI 2019/17. Verweerder heeft in het bestreden besluit verwezen naar het opleidingsniveau van betrokkene en zijn religieuze afkomst, en vermeld dat rekening is gehouden met de achtergrond van eiser. Eiser heeft onvoldoende aangeduid met welk ander aspect verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden. Dat teveel gekeken zou zijn vanuit het perspectief van de hoogopgeleide westerling, zoals eiser stelt, is te vaag. Deze beroepsgrond van eiser slaagt niet.
7. Uit WI 2014/10 volgt dat verweerder in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling in het bestreden besluit dient op te nemen hoe verweerder de verklaringen van eiser heeft gewogen. Eiser voert terecht aan dat verweerder in het bestreden besluit een aantal punten uit het voornemen niet langer aan eiser tegenwerpt. Zo besluit verweerder om eiser te volgen in zijn proces van acceptatie in relatie tot God [4] en wordt gevolgd dat eiser in 2012 heeft geaccepteerd dat God hem zo heeft gemaakt. Hierna zou het proces van acceptatie in 2014 dan helemaal rond zou zijn. [5] Verder volgt verweerder dat de ontdekking van eisers seksuele gerichtheid samenloopt met de groeiende gevoelens voor [naam 4]. [6] Verweerder erkent verder dat in het voornemen ten onrechte aan eiser is tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop het incident met [naam 4] heeft plaatsgevonden. [7] Ook wordt niet langer aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het intrappen van de deur door de buurtbewoners nadat hij betrapt is met [naam 2] door de huisbaas. [8]
8. Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt welk gewicht moet worden toegekend aan deze standpuntwijziging en welke gevolgen dit heeft voor de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling die verweerder moet verrichten van eisers asielrelaas. Het bestreden besluit bevat op dit punt dan ook een motiveringsgebrek. Welke gevolgen dit heeft, komt aan de orde bij de verdere toetsing van verweerders beoordeling van de gestelde geaardheid en de problemen die eiser als gevolg hiervan stelt te hebben ondervonden.
De beoordeelde geaardheid van eiser.
9. Eiser voert aan dat hij, anders dan verweerder stelt, niet summier heeft verklaard over zijn gevoelens. Hij heeft wel degelijk uitgebreid verklaard over hij zich voelde en hoe hij zijn geaardheid heeft geaccepteerd. Eiser heeft inzicht gegeven in zijn gevoelens en het bewustwordings- en acceptatieproces. Eiser accepteerde niet direct zijn gevoelens voor mannen en hij licht toe hoe hij zijn geaardheid heeft kunnen rijmen met zijn geloof.
10. In de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 2 september 2021 [9] is geoordeeld dat verweerder in zaken waar geaardheidskwesties spelen, door moet vragen op de antwoorden van de betrokken vreemdeling. Dit is van belang, omdat de mate waarin iemand zijn gerichtheid in woorden kan vatten per persoon zal verschillen en niet iedere vreemdeling gewend is om over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens te praten. De rechtbank volgt dit oordeel. Ook in WI 2019/17 wordt, mede vanuit dit perspectief, het belang van doorvragen op de persoonlijke beleving en de persoonlijke betekenis van bepaalde gebeurtenissen benadrukt.
11. Overwogen wordt dat eiser tijdens het nader gehoor het proces heeft beschreven dat heeft geleid tot de acceptatie van zijn homoseksuele geaardheid. Eiser was vijftien jaar toen hij zich realiseerde dat hij op mannen viel. Hij heeft verklaard dat hij hiervan schrok en in paniek raakte. Daarnaast was hij in de war en zag hij dat andere jongens wel met meisjes praatten; maar hij was hier helemaal niet in geïnteresseerd. Eiser hield zijn geaardheid geheim en dit deed hem pijn. Hij vroeg zich ook af waarom hij deze gevoelens had en of er iets mis met hem was. Verder wordt vastgesteld dat eiser op een aantal momenten tijdens het nader gehoor beschrijft hoe hij zich voelde gedurende het proces van de ontdekking en acceptatie van zijn seksuele gerichtheid. Zo trachtte hij zijn gevoelens te onderdrukken en isoleerde hij zichzelf. Hij probeerde daarbij afstand te nemen van [naam 4] en zijn familie. Er is verder sprake van een duidelijk proces van acceptatie en verweerder volgt eiser hierin ook. [10] Gelet hierop heeft verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over hoe eiser zich bewust is geworden van zijn seksuele gerichtheid en het acceptatieproces dat daarop volgde.
12. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe de acceptatie van zijn homoseksuele relatie is te rijmen met zijn geloof. Hierbij is van belang dat verweerder eiser volgt in zijn proces van acceptatie in relatie tot God en dat eiser in 2012 heeft geaccepteerd dat God hem zo gemaakt heeft. [11] De rechtbank volgt verweerder niet dat sprake zou van een wisseling in het relaas op dit punt. Dat eiser in de correcties en aanvullingen bij het nader gehoor aangeeft dat hij op vijftien jarige leeftijd niet ‘alles’ heeft geaccepteerd impliceert niet dat eiser, zoals verweerder stelt, zijn geaardheid al gedeeltelijk had geaccepteerd. Eiser wordt gevolgd in zijn standpunt dat uit zijn relaas kan worden afgeleid dat het acceptatieproces van zijn geaardheid op gang kwam toen hij vijftien jaar oud was en dat dit jaren later is voltooid. Ook op dit punt is het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd.
13. Eiser voert aan, anders dan verweerder stelt, dat hij wel degelijk uitgebreid de relatie met [naam 4] heeft beschreven. Eiser ontwikkelde vanaf zijn vijftiende gevoelens voor [naam 4]. Hij wilde romantisch en intiem met hem zijn, en hij droomde over [naam 4]. Daarnaast was hij jaloers wanneer hij hem met andere jongens of meisjes zag praten. Eiser wist niet goed hoe hij moest omgaan met deze gevoelens en hij probeerde afstand te nemen van [naam 4], maar [naam 4] liet dit feitelijk niet toe. Eiser en [naam 4], alsook hun ouders, waren goed bevriend. [naam 4] bleef daarom ook regelmatig logeren. Wanneer zij samen sliepen raakten zij elkaar aan omdat ze dat beiden leuk vonden.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eisers verklaringen over de gestelde relatie met [naam 4] in het nader gehoor niet de diepte in gaan en dat eiser er niet in is geslaagd meer over de persoonlijkheid van [naam 4] te vertellen. Dit neemt niet weg dat verweerder tijdens het nader gehoor op dit laatste punt geen vragen heeft gesteld aan eiser. Eiser heeft vervolgens zelf in de zienswijze en het beroepschrift meer verteld over de relatie met [naam 4]. Zo beschrijft hij dat hij [naam 4] grappig vond, hij sarcastische humor had en van voetbal hield. Zij hadden een sterke band en het was altijd magisch als hij bij [naam 4] was. Verweerder laat na om hierop in het bestreden besluit in te gaan. Verweerder heeft er bovendien niet kenbaar rekening mee gehouden dat eiser ten tijde van de ontdekking van zijn relatie met [naam 4] vijftien jaar oud was. Verweerder mag er niet zonder meer van uitgaan, dat van hem op die leeftijd mag worden verwacht dat zijn gevoelens en gedachten al uitgekristalliseerd zijn. Tot slot volgt verweerder wel dat eiser duidelijk heeft verklaard dat hij een hechte vriendschap had met [naam 4] en dat zij seksuele handelingen verrichten. Gelet hierop wordt de conclusie van verweerder dat de relatie met [naam 4] ongeloofwaardig is, naar het oordeel van de rechtbank niet gedragen door een deugdelijke motivering.
15. Eiser heeft over het incident met [naam 4] aangevoerd dat verweerder dit incident ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht omdat hij een groot risico nam. Eiser meent dat hij slechts een klein risico nam. Het incident vond namelijk plaats tijdens een schoolfeest in een ruimte achteraf. Zij voelden zich daarnaast losser doordat zij alcohol hadden gedronken en eiser was zeer opgewonden. Hierdoor zijn zij toch overgegaan tot actie. Dit maakt zijn verhaal juist persoonlijk, aldus eiser.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser een groot risico heeft genomen door met [naam 4] seksuele handelingen te verrichten op een schoolfeest. Dat dit in een ruimte achteraf plaatsvond, maakt niet dat het risico op betrapping niet zeer aannemelijk was. De verklaringen op dit punt rijmen tot slot niet met de verklaring dat eiser altijd voorzichtig is geweest. Dat eiser onvoorzichtig heeft gehandeld en een risico heeft genomen op betrapping, kan echter niet zonder nadere motivering tot de conclusie leiden dat dit incident ongeloofwaardig is. Eiser heeft in dit verband terecht gewezen op zijn jeugdige leeftijd ten tijde van het incident.
17. Eiser voert aan dat de verklaringen van eiser over [naam 2] door verweerder onvoldoende kenbaar zijn meegewogen in de beslissing. Eiser heeft verklaard dat [naam 2] liefdevol, zorgzaam en rustig was. [naam 2] nam hem mee naar nieuwe plekken en zij hadden veel gemeen met elkaar. Zij luisterden graag naar muziek, zongen en dansten samen. Zij deden veel samen, gaven elkaar cadeaus en zij deelden een gezamenlijke liefde voor
Dragonball Z. Verweerder heeft ook weinig vragen gesteld aan eiser over de relatie. Aan eiser is bijvoorbeeld slechts één vraag gesteld of hoe [naam 2] over zijn geaardheid dacht in relatie tot het geloof. Eiser heeft verder niet eerder over het einde van de relatie met [naam 2] verklaard, omdat hij hoopte dat de relatie nog hervat zou kunnen worden, aldus eiser.
18. De rechtbank stelt vast dat eiser heeft verteld hoe hij [naam 2] heeft ontmoet en dat dit in relatie stond tot hun gezamenlijke interesse voor de tekenfilmserie
Dragonball Z. Eiser verklaart hier uitgebreid over. Hij heeft daarnaast uitgebreid beschreven over wat hem aantrok aan [naam 2] en hoe zij vormgaven aan de relatie. Eiser heeft in de procedure ook filmpjes en kopies van foto’s van [naam 2] en hem overgelegd. De foto’s en het filmpje zijn ter zitting ook aan de rechtbank getoond. Uit de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021 [12] volgt dat verweerder kenbaar dient te motiveren hoe verweerder rekening heeft gehouden met aangeleverde stukken. Verweerder werpt tegen dat niet duidelijk is waar de foto’s zijn gemaakt en wie de andere man is op de foto, maar stelt dat het beeldmateriaal wel is meegenomen in de beoordeling. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met deze motivering voor zijn beoordeling kennelijk geen gewicht heeft toegekend aan het beeldmateriaal. De rechtbank volgt voorts niet waarom verweerder het belangrijk vindt dat eiser kan vertellen over hoe [naam 2] over homoseksualiteit denkt in relatie tot zijn geloof. De rechtbank is van oordeel dat dit geen vereist gespreksonderwerp is om de geloofwaardigheid van de relatie te beoordelen nu eiser op andere onderdelen uitgebreid heeft verklaard. Op dit punt ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat eiser onvoldoende heeft weten te vertellen over de relatie met [naam 2].
De problemen die eiser heeft ondervonden vanwege zijn seksuele gerichtheid.
19. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder het incident met [naam 2] ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden omdat eiser onvoorzichtig zou zijn geweest. Het incident vond plaats in de woning van [naam 2]. Anderen hadden niet zomaar zicht op wat er in de woning plaatsvond en zij verwachtten verder geen bezoek. Eiser voert verder aan dat verweerder wel volgt dat er sprake is van een vertaalfout in de verklaring dat de menigte na de betrapping de deur zou hebben ingetrapt. Ten onrechte volgt verweerder vervolgens niet dat er sprake is van een vertaalfout in de verklaring dat de menigte eiser en [naam 2] geslagen zou hebben. De politie heeft voorts gebeld met de familie van eiser en [naam 2] zodat zij geïnformeerd konden worden over de aanhouding. Dit was dus niet om de vrijlating te regelen. Dit heeft eiser ook gecorrigeerd in de correcties en aanvullingen.
20. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de context van de betrapping onvoldoende kenbaar heeft meegenomen in de beoordeling van de geloofwaardigheid van het incident. Daarbij is van belang dat eiser heeft verklaard dat de woning van [naam 2] niet gelegen was aan een drukke straat en aan het zicht was onttrokken. Voorbijgangers konden vanwege het bordes bij het raam niet zomaar naar binnen kijken en de gordijnen waren gesloten. De huurbaas kwam vervolgens onaangekondigd langs omdat [naam 2] de huur nog niet had betaald. Voorts heeft verweerder wel gevolgd dat er sprake is van een vertaalfout ten aanzien van het intrappen van de deur. Niet duidelijk is waarom verweerder dit anders ziet als het gaat om de menigte die eiser en [naam 2] na de betrapping zou hebben geslagen. Tot slot ziet de rechtbank niet in waarom verweerder relevant acht dat de politie eiser gevraagd zou hebben naar zijn leeftijd omdat homoseksualiteit in Uganda strafbaar is. Verweerders beoordeling is ook op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
De getoetste zwaarwegendheid
21. Verweerder heeft de vrees van eiser bij terugkeer voor de autoriteiten niet aannemelijk geacht, nu hij de homoseksuele geaardheid van eiser en de problemen die hij als gevolg hiervan heeft ondervonden, niet geloofwaardig heeft geacht. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat deze conclusies niet worden gedragen door een deugdelijke motivering. Verweerder zal daarom opnieuw moeten beoordelen of eisers asielrelaas zo zwaarwegend is dat het moet leiden tot inwilliging van de aanvraag op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, of b, van de Vw.
22. Eiser heeft ten slotte op 2 augustus 2021 nog de volgende stukken in kopie overgelegd:
  • Een officiële verklaring van [naam 3] van 20 juli 2021;
  • Twee gerechtelijke oproepen gericht aan [naam 3] met nummer No. [nummer] of 2019 van 25 juni 2021 en 14 juli 2021;
  • Vijf gerechtelijke oproepen gericht aan eiser met nummer No. [nummer] of 2019 van 5 maart 2019, 9 mei 2019, 15 november 2019, 10 juni 2020 en 8 december 2020.
In de brief van 24 augustus 2021 heeft eiser meegedeeld dat hij beschikt over de originele documenten.
23. Verweerder heeft desgevraagd op 18 augustus 2021 over deze stukken het standpunt ingenomen dat deze niet leiden tot wijziging van het bestreden besluit.
24. De rechtbank stelt vast dat de inhoud van de documenten strookt met de verklaringen die eiser heeft afgelegd over het incident met [naam 2] en met zijn stelling dat hij is opgeroepen om te verschijnen voor de rechtbank. Verweerder zal deze stukken daarom bij zijn herbeoordeling moeten betrekken. Voor zover verweerder de echtheid van de documenten in twijfel trekt, moet verweerder nader onderzoek naar deze documenten verrichten en de uitkomst hiervan kenbaar in de besluitvorming betrekken.
Slotsom
25. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens schending van artikel 3:46 van de Awb. [13] Er is geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Het ligt op de weg van verweerder om de gestelde geaardheid van eiser en de gestelde daarmee samenhangende problemen opnieuw te beoordelen, waarbij ook de door eiser overgelegde documenten betrokken moeten worden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
26. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.496 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496
(veertienhonderdzesennegentig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr.S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Werkinstructie
3.Werkinstructie 2014/10 ‘inhoudelijke beoordeling asiel’(hierna WI 2014/10).
4.Pagina 3 van het bestreden besluit.
5.Pagina 5 van het bestreden besluit.
6.Pagina 3 van het bestreden besluit.
7.Pagina 6 van het bestreden besluit.
8.Pagina 8 van het bestreden besluit.
10.Pagina 5 van het bestreden besluit.
11.Pagina 3 en 5 van het bestreden besluit.
13.Algemene wet bestuursrecht.