2.2VMDK legt het volgende aan haar verzoek ten grondslag. [verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1960, is op 22 juli 2013 in dienst getreden bij Koster Verzekeringen B.V. te Alphen aan den Rijn in de functie van Commercieel Administratief Medewerker. In april 2015 is Koster Verzekeringen B.V. overgenomen door VMD Verzekeringen B.V. te Alphen aan den Rijn, waarna het bedrijf verder is gegaan onder de naam VMDK. VMDK richt zich – kort gezegd – op (het adviseren over) verzekeringen ten behoeve van bedrijven en particulieren en op pensioenen. [verweerder] heeft thans de functie van Adviseur Zakelijke Verzekeringen (relatiebeheerder). Hij verdient thans een salaris ad € 3.700,06 bruto per maand, exclusief 8,34% vakantietoeslag. Het samengaan van Koster Verzekeringen en VMD Verzekeringen heeft veranderingen met zich meegebracht die van een ieder in de organisatie de nodige aanpassingen heeft gevergd. [verweerder] is in dat veranderingsproces weinig flexibel en veranderingsbereid gebleken. VMDK werkt, anders dan voorheen Koster Verzekeringen, samen met een eigen volmachtbedrijf, Groene Hart Assuradeuren (hierna te noemen: GHA). Een volmachtbedrijf als GHA moet werken volgens de regels die de verzekeraars aan haar stellen. In de periode waarin [verweerder] bij Koster Verzekeringen werkte, kon hij zich rechtstreeks wenden tot de verzekeraars. Vanaf het moment dat hij bij VMDK werkte moest hij zich wenden tot zijn collega’s bij GHA. [verweerder] had weinig begrip voor de regels waaraan GHA zich dient te houden. Hij beschouwde zijn collega’s bij GHA als lastig en belemmerend. Het samengaan van Koster Verzekeringen en VMD Verzekeringen bracht ook veranderingen met zich mee op het gebied van de automatisering. Koster Verzekeringen werkte met een in eigen beheer ontwikkeld CMR-systeem (Kompas) en VMD Verzekeringen met een gangbaar CRM automatiseringspakket. Om beide systemen aan elkaar te kunnen koppelen moesten er keuzes worden gemaakt. Daaruit zijn (logischerwijs) kinderziekten uit voortgekomen. [verweerder] heeft daar in zijn werkzaamheden hinder van ondervonden. Hij is daarover, als enige werknemer van VMDK, tot op heden blijven mopperen en zeuren. Hij is daarnaast negatief over de specifieke softwarepakketten voor volmachtbedrijven. Voor het vergelijken van pakketten van verzekeraars wordt, zeker bij meer complexe risico’s, meer dan voorheen om meer informatie gevraagd. Bovendien heeft de verzekeraar bij ‘special limits’ uiteindelijk het laatste woord als het gaat om het wel of niet accepteren van een verzekering. Hierdoor zijn er soms extra handelingen nodig en treedt er vertraging op. [verweerder] kan zich hier mateloos aan ergeren. [verweerder] is bij VMDK nauw blijven samenwerken met [leidinggevende] , die bij Koster Verzekeringen zijn leidinggevende was. Binnen VMDK kreeg [leidinggevende] een rol als risicomanager. Samen met [verweerder] beheerde hij de klanten portefeuille. Per 1 januari 2016 is ook [collega 1] aangenomen als relatiebeheerder. Op dat moment is een substantieel deel van de portefeuille van [leidinggevende] overgenomen door andere risicomanagers binnen VMDK, die daarbij werden ondersteund door [collega 1] . De door [leidinggevende] en [verweerder] te beheren portefeuille werd dientengevolge significant kleiner. In 2016 is het functioneren van [verweerder] in 2015 beoordeeld. Zijn functioneren is in het algemeen als ‘goed’ beoordeeld. Dat had vooral te maken met het vakinhoudelijke functioneren van [verweerder] . Zijn kennis, mate van zelfstandigheid en klantcontact was op niveau. Tegelijkertijd waren er een aantal aandachtspunten. De nieuwe programma’s/apparatuur waren voor hem een uitdaging, hij liet weinig initiatief zien bij het helpen van andere werknemers, hij kwam gesloten over en gaf niet snel aan dat hij tegen problemen oploopt. Hij was boos op veel zaken binnen de organisatie en hij liet geen oplossingsgerichte houding zien en was negatief. [verweerder] was het niet eens met zijn beoordeling. De beoordeling over zijn functioneren in 2015 was de opmaat voor het gedrag dat [verweerder] de daarop volgende jaren heeft vertoond. Hij bleef negatief, hij schopte tegen de VMDK-organisatie en voelde zich niet serieus genomen. [verweerder] liet geen zelfreflectie zien. Het lag altijd aan een ander, de ‘belachelijke’ regels of de techniek, en nooit aan [verweerder] zelf. Tijdens het functioneringsgesprek dat VMDK op 18 oktober 2016 met [verweerder] heeft gevoerd liet hij weten dat hij het te druk had en een moeizame samenwerking ervoer met het volmachtbedrijf. Die thema’s zijn in de daarop volgende jaren de rode draad geworden. Zij zijn opnieuw aan de orde gekomen tijdens het beoordelingsgesprek dat VMDK op 12 januari 2017 met [verweerder] heeft gevoerd. Tijdens het functioneringsgesprek van 26 juni 2017 bleek dat hij te kampen had met achterstanden in het werk. Hij was te druk met strijd leveren, dwarsdenken, interne conflicten en het bekritiseren van de werkprocessen, waardoor hij aan het eigenlijke werk minder toekwam. [leidinggevende] klaagde eind 2017 over de houding en het gedrag van [verweerder] . [verweerder] was te negatief, zat vaak scheldend achter zijn bureau, had geen warme band met contactpersonen en reageerde niet op verzoeken. De negatieve opstelling van [verweerder] had tot gevolg dat [leidinggevende] geen aanvragen voor offertes aan [verweerder] durfde te delegeren, waardoor hij alles zelf deed en extreem lange dagen maakte. In de periode vanaf 13 november 2017 tot 5 maart 2018 is [verweerder] ziek geweest. Er is in die periode een actieplan opgesteld om hem te begeleiden naar een goede en duurzame terugkeer in zijn functie. Hij heeft vervolgens deelgenomen aan een voor hem op maat gemaakt begeleidingsprogramma bij Shared Ambition, om te werken aan het verhogen van zijn belastbaarheid en het verbeteren van zijn persoonlijk sociaal functioneren. Dat traject is positief afgesloten. Eind 2017 is de portefeuille van [leidinggevende] , voor wie [verweerder] in hoofdzaak werkte, verder opgesplitst. De portefeuille van [verweerder] omvatte per 1 april 2015 1215 relaties en werd eind 2017 teruggebracht tot 190 relaties. [verweerder] is desondanks blijven klagen over de door hem ervaren werkdruk. Tijdens de beoordeling van het functioneren van [verweerder] in 2017, op 22 juni 2018, bleek dat [verweerder] op dat moment weliswaar met een beter gevoel naar het werk kwam, maar dat hij het onverminderd niet naar zijn zin had bij VMDK. Per 1 september 2018 is [leidinggevende 2] de leidinggevende van [verweerder] geworden. Hij werd vrijwel onmiddellijk na zijn aantreden geconfronteerd met de negatieve houding van [verweerder] . Tijdens het werkoverleg dat [leidinggevende 2] op 24 en 26 oktober 2018 met hem voerde heeft [leidinggevende 2] met hem besproken dat hij moest werken aan een betere klantbinding. Dat betekende: meer bellen, minder e-mailen. Voor [verweerder] was dit aanleiding om aan te geven dat hij het ‘gevecht’ met de organisatie zat was en dat het wellicht tijd werd voor een ‘Vut-achtige regeling’. [leidinggevende 2] heeft aanleiding gezien hem mondeling te waarschuwen: zijn houding en het gedrag moesten verbeteren indien hij zijn dienstverband bij VMDK wenste voort te zetten. Toen [leidinggevende 2] hem op 3 december 2018 hier opnieuw op aanspraak, ontstak [verweerder] in woede. Hij gaf aan de moed te hebben opgegeven dat er binnen VMDK ooit nog iets zou verbeteren en wilde meer thuis werken. Op 6 december 2018 heeft hij luidkeels, voor een ieder hoorbaar, zijn ongenoegen over de VMDK-organisatie geuit. [leidinggevende 2] heeft hem hier mondeling opnieuw op aangesproken. [verweerder] moest zich fatsoenlijk gedragen of uitkijken naar een andere werkomgeving. Het functioneren van [verweerder] in het jaar 2018 is vervolgens beoordeeld als matig. Daaraan droegen bij de veelvuldige kritiek op de bedrijfsvoering, het niet aandragen van oplossingen, de problematische samenwerking met collega’s, het onvoldoende acteren op complexe dossiers, de wijze van communicatie met klanten, het niet goed onderscheiden van hoofd- en bijzaken en het ontbreken van zelfreflectie. Dit was aanleiding om een verbeterplan op te stellen, in hoofdzaak gericht op het contact met relaties, de wekelijkse afstemming van de prioriteiten, de taakverdeling met [leidinggevende] en het tijdig afwikkelen van dossiers. Met [verweerder] is verder besproken dat zijn grondhouding positiever moest worden. [verweerder] was het hiermee oneens. Hij herkende zich niet in de kritiek die op hem werd geleverd en vatte dat op als een persoonlijke aanval. [leidinggevende 2] zou volgens hem een angstcultuur bevorderen. Na de moeizame start in 2019 verbeterde de houding van [verweerder] . Hij mopperde en klaagde nog wel, maar er waren geen escalaties. Tijdens het op 5 juli 2019 gevoerde functioneringsgesprek bleek dat hij nog altijd te veel werkdruk ervoer, hinder ondervond van slecht functionerende hulpmiddelen, dat hij de bedrijfscultuur matig vond en hij zich onvoldoende gewaardeerd voelde. Van een gezonde arbeidsrelatie was onverminderd geen sprake. De rest van het jaar heeft [verweerder] zich redelijk goed van zijn taken gekweten en was hij minder negatief. De beoordeling van het functioneren van [verweerder] in 2019, op 31 januari 2020, was daardoor ‘voldoende/goed’. Een aandachtspunt bleef de communicatie, zowel intern als extern. Ook in 2020 waren er geen escalaties. Dat had mogelijk te maken met het feit dat [verweerder] wegens Corona thuis moest werken, hetgeen hem beviel. Tijdens het op 16 juni 2020 gevoerde functioneringsgesprek was hij echter onverminderd kritisch op de volmachtafdeling, vond hij de werkdruk nog altijd te hoog en klaagde hij opnieuw over de voor hem niet goed werkende hulpmiddelen. Op 18 juni 2020 heeft Fijn van Draad van Chubb [verweerder] verzocht om bepaalde gegevens in verband met het aanstaande verstrijken van de verzekeringstermijn. [verweerder] richtte zich daarop tot de leidinggevende van Fijn van Draad met:
Deze morgen werden wij onaangenaam verrast met onderstaand verzoek. Echt schandalig dat Chubb deze vragen durft te stellen. Ik neem aan dat dit op een misverstand berust. Anders is er weer een reden om nooit meer zaken te doen met Chubb. Ik vind het beneden alle peil. Graag vandaag je bevestiging dat dit verzoek van tafel gaat, anders gaat er morgen een klacht naar het Verbond van Verzekeraars. Chubb vond deze reactie terecht ongepast en heeft hierover contact opgenomen met [leidinggevende 2] . [leidinggevende 2] heeft [verweerder] mondeling laten weten dat zijn reactie ongepast was en dat dit niet opnieuw mocht voorkomen. [verweerder] trok hier zich niets van aan en schreef Chubb onder meer:
Ik zal het nog 1 keer toelichten: alle verzekeraars denken in oplossingen om de huidige crisis het hoofd te bieden (…) En wat doet Chubb: die zegt de polis pro forma op en stelt allemaal schaamteloze vragen om een slaatje te slaan uit de huidige corona crisis. (…).[leidinggevende 2] heeft Chubb hiervoor opnieuw zijn excuses moeten aanbieden en hij heeft [verweerder] nogmaals mondeling laten weten dat zijn manier van communiceren onacceptabel was. Over de wijze waarop [verweerder] communiceerde (agressief, insinuerend en op escalerende wijze) hebben zich in 2020 ook de acceptanten van GHA zich beklaagd. Zij gaven aan niet langer met [verweerder] te willen samenwerken. Op 14 september 2020 is daarover met [verweerder] gesproken. [verweerder] zat daar ongeïnteresseerd bij en droeg niets bij wat de samenwerking kon verbeteren. Hij beloofde echter beterschap. Het functioneren van [verweerder] in 2020 is op 21 januari 2021 desondanks als goed beoordeeld. Hij had die beoordeling vooral te danken aan de tevredenheid van de klanten. De eerder benoemde aandachtpunten bleven echter staan. Begin 2021 viel [verweerder] opnieuw terug in zijn negatieve gedrag. Hij mopperde en klaagde en projecteerde zijn onvrede voortdurend op anderen. [leidinggevende 2] heeft hem hierop aangesproken en heeft hem gevraagd waarom hij bij VMDK wilde blijven werken als hij bij VMDK alles zo vreselijk vindt. In de maanden februari en maart 2021 zag [leidinggevende 2] dat [verweerder] steeds minder grip kreeg op zijn werk. Hij raffelde de dossiers af en werd steeds negatiever. Hem is de ruimte gegeven om zijn privé situatie (de zorgelijke gezondheid van zijn vader) het hoofd te bieden en zijn collega’s hielpen hem met het werk. Medio maart 2021 meldde de directeur van [betrokkene] Insurance, een belangrijke samenwerkingspartner van VMDK, aan [leidinggevende 2] dat een aantal van zijn medewerkers in het afgelopen jaar diverse malen hadden aangegeven last te hebben van de wijze waarop [verweerder] met hen correspondeerde. [leidinggevende 2] werd er feitelijk voor gewaarschuwd dat [verweerder] het imago van VMDK bij haar zakenpartners schaadde. VMDK heeft dit hoog opgenomen en heeft [verweerder] in verband hiermee op 25 maart 2021 een officiële waarschuwing gegeven. Kort daarna, op 31 maart 2021, heeft [verweerder] zich ziek gemeld. De bedrijfsarts was op 9 april 2021 van oordeel dat de uitval sterk tot volledig arbeid gerelateerd was en adviseerde zo nodig het inschakelen van een mediator. VMDK concludeerde dat de arbeidsverhouding met [verweerder] ernstig verstoord was geraakt en dat zij er niet in slaagde om dit te verbeteren. In een ultieme poging om de arbeidsrelatie met [verweerder] te verbeteren heeft zij besloten om de hulp van een mediator in te roepen. In mei en juni 2021 hebben vervolgens drie mediationbijeenkomsten plaatsgevonden. De mediation is op 22 juni 2021 beëindigd zonder dat dit tot een oplossing had geleid. Daarvoor, op 4 juni 2021, oordeelde de bedrijfsarts dat [verweerder] weer kon werken. Na de beëindiging van de mediation zag VMDK geen perspectief meer voor de voortzetting van de arbeidsrelatie met [verweerder] . Zij heeft [verweerder] vrijgesteld van werk en is, omdat een minnelijke regeling niet mogelijk bleek, de onderhavige procedure begonnen. In het kader daarvan heeft zij een vijftal van haar werknemers gevraagd om een schriftelijke verklaring af te leggen over de samenwerking met [verweerder] (de productie 34 tot en met 38 bij het verzoekschrift). Daaruit blijkt (onder meer) dat zijn collega’s hem ervaren als
een bonk negativiteit en zwartkijkerij, dat niet of moeizaam met hem is samen te werken en dat er veel irritatie is over zijn wijze van communicatie. Ieder draagvlak voor het aanblijven van [verweerder] is komen te ontbreken. Hij heeft zich onmogelijk gemaakt in het bedrijf. Er is sprake van een verstoorde arbeidsrelatie. [verweerder] heeft, gelet op de incidenten die zich hebben voorgedaan met Chubb en [betrokkene] Insurance, ernstig verwijtbaar gehandeld. De arbeidsovereenkomst is te ontbinden, primair op de g-grond, subsidiair op de e-grond en meer subsidiair op de i-grond. Herplaatsing van [verweerder] ligt in de gegeven omstandigheden niet in de reden. Een andere rol voor [verweerder] is bovendien niet beschikbaar.