ECLI:NL:RBDHA:2021:12268

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
9365055/EJ VERZ 21-84460
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en afwijzing billijke vergoeding na verstoorde arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 november 2021 uitspraak gedaan in de procedure tussen VMD Koster Verzekeringen B.V. (verzoekster) en [verweerder] (verweerder). VMDK verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op g-grond, subsidiair op e-grond en meer subsidiair op i-grond, vanwege een verstoorde arbeidsrelatie. [verweerder] was sinds 22 juli 2013 in dienst en had de functie van Adviseur Zakelijke Verzekeringen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsverhouding verstoord was geraakt, maar dat dit voornamelijk te wijten was aan de organisatieveranderingen binnen VMDK en de onvrede van [verweerder] over de nieuwe werkprocessen. De rechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden, maar dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van VMDK, waardoor de gevraagde billijke vergoeding werd afgewezen. De kantonrechter heeft VMDK veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding van € 11.285,69 aan [verweerder]. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst gaat in per 1 januari 2022. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
MN/Zaaknummer: 9365055 EJ VERZ 21-84460
Beschikking van de kantonrechter d.d. 9 november 2021 in de zaak van:
de besloten vennootschap
VMD Koster Verzekeringen B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
verzoekende partij,
hierna te noemen: VMDK,
gemachtigde: mr. L.P. Wille,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. J.C. Hennipman.

1.Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de navolgende stukken, uit welke stukken tevens het verloop van de procedure blijkt:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 26 juli 2021;
- het verweerschrift;
- de brief met bijlagen d.d. 11 oktober 2021 van mr. Wille;
- de zittingsaantekeningen van mr. Wille;
- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak op 15 oktober 2021.

2.De beoordeling

2.1
VMDK verzoekt in deze procedure, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, om de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk te ontbinden, kosten rechtens.
2.2
VMDK legt het volgende aan haar verzoek ten grondslag. [verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1960, is op 22 juli 2013 in dienst getreden bij Koster Verzekeringen B.V. te Alphen aan den Rijn in de functie van Commercieel Administratief Medewerker. In april 2015 is Koster Verzekeringen B.V. overgenomen door VMD Verzekeringen B.V. te Alphen aan den Rijn, waarna het bedrijf verder is gegaan onder de naam VMDK. VMDK richt zich – kort gezegd – op (het adviseren over) verzekeringen ten behoeve van bedrijven en particulieren en op pensioenen. [verweerder] heeft thans de functie van Adviseur Zakelijke Verzekeringen (relatiebeheerder). Hij verdient thans een salaris ad € 3.700,06 bruto per maand, exclusief 8,34% vakantietoeslag. Het samengaan van Koster Verzekeringen en VMD Verzekeringen heeft veranderingen met zich meegebracht die van een ieder in de organisatie de nodige aanpassingen heeft gevergd. [verweerder] is in dat veranderingsproces weinig flexibel en veranderingsbereid gebleken. VMDK werkt, anders dan voorheen Koster Verzekeringen, samen met een eigen volmachtbedrijf, Groene Hart Assuradeuren (hierna te noemen: GHA). Een volmachtbedrijf als GHA moet werken volgens de regels die de verzekeraars aan haar stellen. In de periode waarin [verweerder] bij Koster Verzekeringen werkte, kon hij zich rechtstreeks wenden tot de verzekeraars. Vanaf het moment dat hij bij VMDK werkte moest hij zich wenden tot zijn collega’s bij GHA. [verweerder] had weinig begrip voor de regels waaraan GHA zich dient te houden. Hij beschouwde zijn collega’s bij GHA als lastig en belemmerend. Het samengaan van Koster Verzekeringen en VMD Verzekeringen bracht ook veranderingen met zich mee op het gebied van de automatisering. Koster Verzekeringen werkte met een in eigen beheer ontwikkeld CMR-systeem (Kompas) en VMD Verzekeringen met een gangbaar CRM automatiseringspakket. Om beide systemen aan elkaar te kunnen koppelen moesten er keuzes worden gemaakt. Daaruit zijn (logischerwijs) kinderziekten uit voortgekomen. [verweerder] heeft daar in zijn werkzaamheden hinder van ondervonden. Hij is daarover, als enige werknemer van VMDK, tot op heden blijven mopperen en zeuren. Hij is daarnaast negatief over de specifieke softwarepakketten voor volmachtbedrijven. Voor het vergelijken van pakketten van verzekeraars wordt, zeker bij meer complexe risico’s, meer dan voorheen om meer informatie gevraagd. Bovendien heeft de verzekeraar bij ‘special limits’ uiteindelijk het laatste woord als het gaat om het wel of niet accepteren van een verzekering. Hierdoor zijn er soms extra handelingen nodig en treedt er vertraging op. [verweerder] kan zich hier mateloos aan ergeren. [verweerder] is bij VMDK nauw blijven samenwerken met [leidinggevende] , die bij Koster Verzekeringen zijn leidinggevende was. Binnen VMDK kreeg [leidinggevende] een rol als risicomanager. Samen met [verweerder] beheerde hij de klanten portefeuille. Per 1 januari 2016 is ook [collega 1] aangenomen als relatiebeheerder. Op dat moment is een substantieel deel van de portefeuille van [leidinggevende] overgenomen door andere risicomanagers binnen VMDK, die daarbij werden ondersteund door [collega 1] . De door [leidinggevende] en [verweerder] te beheren portefeuille werd dientengevolge significant kleiner. In 2016 is het functioneren van [verweerder] in 2015 beoordeeld. Zijn functioneren is in het algemeen als ‘goed’ beoordeeld. Dat had vooral te maken met het vakinhoudelijke functioneren van [verweerder] . Zijn kennis, mate van zelfstandigheid en klantcontact was op niveau. Tegelijkertijd waren er een aantal aandachtspunten. De nieuwe programma’s/apparatuur waren voor hem een uitdaging, hij liet weinig initiatief zien bij het helpen van andere werknemers, hij kwam gesloten over en gaf niet snel aan dat hij tegen problemen oploopt. Hij was boos op veel zaken binnen de organisatie en hij liet geen oplossingsgerichte houding zien en was negatief. [verweerder] was het niet eens met zijn beoordeling. De beoordeling over zijn functioneren in 2015 was de opmaat voor het gedrag dat [verweerder] de daarop volgende jaren heeft vertoond. Hij bleef negatief, hij schopte tegen de VMDK-organisatie en voelde zich niet serieus genomen. [verweerder] liet geen zelfreflectie zien. Het lag altijd aan een ander, de ‘belachelijke’ regels of de techniek, en nooit aan [verweerder] zelf. Tijdens het functioneringsgesprek dat VMDK op 18 oktober 2016 met [verweerder] heeft gevoerd liet hij weten dat hij het te druk had en een moeizame samenwerking ervoer met het volmachtbedrijf. Die thema’s zijn in de daarop volgende jaren de rode draad geworden. Zij zijn opnieuw aan de orde gekomen tijdens het beoordelingsgesprek dat VMDK op 12 januari 2017 met [verweerder] heeft gevoerd. Tijdens het functioneringsgesprek van 26 juni 2017 bleek dat hij te kampen had met achterstanden in het werk. Hij was te druk met strijd leveren, dwarsdenken, interne conflicten en het bekritiseren van de werkprocessen, waardoor hij aan het eigenlijke werk minder toekwam. [leidinggevende] klaagde eind 2017 over de houding en het gedrag van [verweerder] . [verweerder] was te negatief, zat vaak scheldend achter zijn bureau, had geen warme band met contactpersonen en reageerde niet op verzoeken. De negatieve opstelling van [verweerder] had tot gevolg dat [leidinggevende] geen aanvragen voor offertes aan [verweerder] durfde te delegeren, waardoor hij alles zelf deed en extreem lange dagen maakte. In de periode vanaf 13 november 2017 tot 5 maart 2018 is [verweerder] ziek geweest. Er is in die periode een actieplan opgesteld om hem te begeleiden naar een goede en duurzame terugkeer in zijn functie. Hij heeft vervolgens deelgenomen aan een voor hem op maat gemaakt begeleidingsprogramma bij Shared Ambition, om te werken aan het verhogen van zijn belastbaarheid en het verbeteren van zijn persoonlijk sociaal functioneren. Dat traject is positief afgesloten. Eind 2017 is de portefeuille van [leidinggevende] , voor wie [verweerder] in hoofdzaak werkte, verder opgesplitst. De portefeuille van [verweerder] omvatte per 1 april 2015 1215 relaties en werd eind 2017 teruggebracht tot 190 relaties. [verweerder] is desondanks blijven klagen over de door hem ervaren werkdruk. Tijdens de beoordeling van het functioneren van [verweerder] in 2017, op 22 juni 2018, bleek dat [verweerder] op dat moment weliswaar met een beter gevoel naar het werk kwam, maar dat hij het onverminderd niet naar zijn zin had bij VMDK. Per 1 september 2018 is [leidinggevende 2] de leidinggevende van [verweerder] geworden. Hij werd vrijwel onmiddellijk na zijn aantreden geconfronteerd met de negatieve houding van [verweerder] . Tijdens het werkoverleg dat [leidinggevende 2] op 24 en 26 oktober 2018 met hem voerde heeft [leidinggevende 2] met hem besproken dat hij moest werken aan een betere klantbinding. Dat betekende: meer bellen, minder e-mailen. Voor [verweerder] was dit aanleiding om aan te geven dat hij het ‘gevecht’ met de organisatie zat was en dat het wellicht tijd werd voor een ‘Vut-achtige regeling’. [leidinggevende 2] heeft aanleiding gezien hem mondeling te waarschuwen: zijn houding en het gedrag moesten verbeteren indien hij zijn dienstverband bij VMDK wenste voort te zetten. Toen [leidinggevende 2] hem op 3 december 2018 hier opnieuw op aanspraak, ontstak [verweerder] in woede. Hij gaf aan de moed te hebben opgegeven dat er binnen VMDK ooit nog iets zou verbeteren en wilde meer thuis werken. Op 6 december 2018 heeft hij luidkeels, voor een ieder hoorbaar, zijn ongenoegen over de VMDK-organisatie geuit. [leidinggevende 2] heeft hem hier mondeling opnieuw op aangesproken. [verweerder] moest zich fatsoenlijk gedragen of uitkijken naar een andere werkomgeving. Het functioneren van [verweerder] in het jaar 2018 is vervolgens beoordeeld als matig. Daaraan droegen bij de veelvuldige kritiek op de bedrijfsvoering, het niet aandragen van oplossingen, de problematische samenwerking met collega’s, het onvoldoende acteren op complexe dossiers, de wijze van communicatie met klanten, het niet goed onderscheiden van hoofd- en bijzaken en het ontbreken van zelfreflectie. Dit was aanleiding om een verbeterplan op te stellen, in hoofdzaak gericht op het contact met relaties, de wekelijkse afstemming van de prioriteiten, de taakverdeling met [leidinggevende] en het tijdig afwikkelen van dossiers. Met [verweerder] is verder besproken dat zijn grondhouding positiever moest worden. [verweerder] was het hiermee oneens. Hij herkende zich niet in de kritiek die op hem werd geleverd en vatte dat op als een persoonlijke aanval. [leidinggevende 2] zou volgens hem een angstcultuur bevorderen. Na de moeizame start in 2019 verbeterde de houding van [verweerder] . Hij mopperde en klaagde nog wel, maar er waren geen escalaties. Tijdens het op 5 juli 2019 gevoerde functioneringsgesprek bleek dat hij nog altijd te veel werkdruk ervoer, hinder ondervond van slecht functionerende hulpmiddelen, dat hij de bedrijfscultuur matig vond en hij zich onvoldoende gewaardeerd voelde. Van een gezonde arbeidsrelatie was onverminderd geen sprake. De rest van het jaar heeft [verweerder] zich redelijk goed van zijn taken gekweten en was hij minder negatief. De beoordeling van het functioneren van [verweerder] in 2019, op 31 januari 2020, was daardoor ‘voldoende/goed’. Een aandachtspunt bleef de communicatie, zowel intern als extern. Ook in 2020 waren er geen escalaties. Dat had mogelijk te maken met het feit dat [verweerder] wegens Corona thuis moest werken, hetgeen hem beviel. Tijdens het op 16 juni 2020 gevoerde functioneringsgesprek was hij echter onverminderd kritisch op de volmachtafdeling, vond hij de werkdruk nog altijd te hoog en klaagde hij opnieuw over de voor hem niet goed werkende hulpmiddelen. Op 18 juni 2020 heeft Fijn van Draad van Chubb [verweerder] verzocht om bepaalde gegevens in verband met het aanstaande verstrijken van de verzekeringstermijn. [verweerder] richtte zich daarop tot de leidinggevende van Fijn van Draad met:
Deze morgen werden wij onaangenaam verrast met onderstaand verzoek. Echt schandalig dat Chubb deze vragen durft te stellen. Ik neem aan dat dit op een misverstand berust. Anders is er weer een reden om nooit meer zaken te doen met Chubb. Ik vind het beneden alle peil. Graag vandaag je bevestiging dat dit verzoek van tafel gaat, anders gaat er morgen een klacht naar het Verbond van Verzekeraars. Chubb vond deze reactie terecht ongepast en heeft hierover contact opgenomen met [leidinggevende 2] . [leidinggevende 2] heeft [verweerder] mondeling laten weten dat zijn reactie ongepast was en dat dit niet opnieuw mocht voorkomen. [verweerder] trok hier zich niets van aan en schreef Chubb onder meer:
Ik zal het nog 1 keer toelichten: alle verzekeraars denken in oplossingen om de huidige crisis het hoofd te bieden (…) En wat doet Chubb: die zegt de polis pro forma op en stelt allemaal schaamteloze vragen om een slaatje te slaan uit de huidige corona crisis. (…).[leidinggevende 2] heeft Chubb hiervoor opnieuw zijn excuses moeten aanbieden en hij heeft [verweerder] nogmaals mondeling laten weten dat zijn manier van communiceren onacceptabel was. Over de wijze waarop [verweerder] communiceerde (agressief, insinuerend en op escalerende wijze) hebben zich in 2020 ook de acceptanten van GHA zich beklaagd. Zij gaven aan niet langer met [verweerder] te willen samenwerken. Op 14 september 2020 is daarover met [verweerder] gesproken. [verweerder] zat daar ongeïnteresseerd bij en droeg niets bij wat de samenwerking kon verbeteren. Hij beloofde echter beterschap. Het functioneren van [verweerder] in 2020 is op 21 januari 2021 desondanks als goed beoordeeld. Hij had die beoordeling vooral te danken aan de tevredenheid van de klanten. De eerder benoemde aandachtpunten bleven echter staan. Begin 2021 viel [verweerder] opnieuw terug in zijn negatieve gedrag. Hij mopperde en klaagde en projecteerde zijn onvrede voortdurend op anderen. [leidinggevende 2] heeft hem hierop aangesproken en heeft hem gevraagd waarom hij bij VMDK wilde blijven werken als hij bij VMDK alles zo vreselijk vindt. In de maanden februari en maart 2021 zag [leidinggevende 2] dat [verweerder] steeds minder grip kreeg op zijn werk. Hij raffelde de dossiers af en werd steeds negatiever. Hem is de ruimte gegeven om zijn privé situatie (de zorgelijke gezondheid van zijn vader) het hoofd te bieden en zijn collega’s hielpen hem met het werk. Medio maart 2021 meldde de directeur van [betrokkene] Insurance, een belangrijke samenwerkingspartner van VMDK, aan [leidinggevende 2] dat een aantal van zijn medewerkers in het afgelopen jaar diverse malen hadden aangegeven last te hebben van de wijze waarop [verweerder] met hen correspondeerde. [leidinggevende 2] werd er feitelijk voor gewaarschuwd dat [verweerder] het imago van VMDK bij haar zakenpartners schaadde. VMDK heeft dit hoog opgenomen en heeft [verweerder] in verband hiermee op 25 maart 2021 een officiële waarschuwing gegeven. Kort daarna, op 31 maart 2021, heeft [verweerder] zich ziek gemeld. De bedrijfsarts was op 9 april 2021 van oordeel dat de uitval sterk tot volledig arbeid gerelateerd was en adviseerde zo nodig het inschakelen van een mediator. VMDK concludeerde dat de arbeidsverhouding met [verweerder] ernstig verstoord was geraakt en dat zij er niet in slaagde om dit te verbeteren. In een ultieme poging om de arbeidsrelatie met [verweerder] te verbeteren heeft zij besloten om de hulp van een mediator in te roepen. In mei en juni 2021 hebben vervolgens drie mediationbijeenkomsten plaatsgevonden. De mediation is op 22 juni 2021 beëindigd zonder dat dit tot een oplossing had geleid. Daarvoor, op 4 juni 2021, oordeelde de bedrijfsarts dat [verweerder] weer kon werken. Na de beëindiging van de mediation zag VMDK geen perspectief meer voor de voortzetting van de arbeidsrelatie met [verweerder] . Zij heeft [verweerder] vrijgesteld van werk en is, omdat een minnelijke regeling niet mogelijk bleek, de onderhavige procedure begonnen. In het kader daarvan heeft zij een vijftal van haar werknemers gevraagd om een schriftelijke verklaring af te leggen over de samenwerking met [verweerder] (de productie 34 tot en met 38 bij het verzoekschrift). Daaruit blijkt (onder meer) dat zijn collega’s hem ervaren als
een bonk negativiteit en zwartkijkerij, dat niet of moeizaam met hem is samen te werken en dat er veel irritatie is over zijn wijze van communicatie. Ieder draagvlak voor het aanblijven van [verweerder] is komen te ontbreken. Hij heeft zich onmogelijk gemaakt in het bedrijf. Er is sprake van een verstoorde arbeidsrelatie. [verweerder] heeft, gelet op de incidenten die zich hebben voorgedaan met Chubb en [betrokkene] Insurance, ernstig verwijtbaar gehandeld. De arbeidsovereenkomst is te ontbinden, primair op de g-grond, subsidiair op de e-grond en meer subsidiair op de i-grond. Herplaatsing van [verweerder] ligt in de gegeven omstandigheden niet in de reden. Een andere rol voor [verweerder] is bovendien niet beschikbaar.
2.3
[verweerder] verzoekt primair om de afwijzing van het verzoek. Voor zover het verzoek wél zou zijn toe te wijzen verzoekt hij de veroordeling van VMDK om aan hem te betalen de transitievergoeding ad € 11.285,69 bruto en een billijke vergoeding ad € 219.649,90 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening. VMDK moet veroordeeld worden in de kosten van de procedure. [verweerder] legt hieraan het volgende ten grondslag. [verweerder] beheerde samen met [leidinggevende] de zakelijke relaties. Deze portefeuille was te groot en er is veel werkdruk ervaren. Daarbij is het volgende van belang. Veel van de zakelijk relaties hebben meerdere polissen (soms meer dan 150). De werkdruk wordt om die reden niet bepaald door het aantal relaties, maar door het aantal polissen. [verweerder] werkte onder meer met de standaard software Atosi en Awi. De informatie die in deze programma’s beschikbaar was, was veelal onvoldoende om tot een correct verzekeringsaanbod te komen. [verweerder] moest daarom veel arbeidsintensief handwerk verrichten. Daarnaast moest [verweerder] de met klanten gemaakte afspraken schriftelijk vastleggen. Het is juist dat VMDK na de overname is overgegaan tot een herverdeling van de relaties. Dit leidde er toe dat de relatief makkelijk relaties door collega’s zijn overgenomen, maar de moeilijke/arbeidsintensieve relaties bij [verweerder] zijn gebleven. De werkdruk nam aldus niet af. De stelling van VMDK, dat zij het relatiebestand van [verweerder] heeft teruggebracht tot 190 relaties is niet juist. [verweerder] had 230 zakelijke relaties, 77 ‘clans’ en 190 zakelijk relaties onder zich. De daaraan verbonden werkdruk is toegenomen nadat [collega 2] , die [verweerder] en [leidinggevende] ondersteunde, een andere functie heeft gekregen bij VMDK. [verweerder] lijdt aan een chronische schildklierafwijking. De voornaamste symptomen daarvan zijn vermoeidheid, een gevoel van uitputting en concentratiestoornissen. Dit heeft een grote impact op het dagelijks leven en het werk. De combinatie van de hoge werkdruk en de chronische ziekte heeft er toe geleid dat [verweerder] twee maal is uitgevallen, op 13 november 2017 en op 31 maart 2021. Daarbij speelde ook een rol dat [verweerder] in zijn privé situatie de zorg heeft gekregen voor zijn ernstig zieke vader. Hij is vanaf december 2020 tot en met maart 2021 zijn mantelzorger. De bedrijfsarts heeft aangegeven dat [verweerder] geen medische beperkingen meer heeft, maar het is onduidelijk waarop dit is gebaseerd. [verweerder] is niet gezien door de bedrijfsarts. [verweerder] heeft het UWV om een deskundigenoordeel gevraagd. Op 4 juni 2021 heeft de deskundige van het UWV geoordeeld dat [verweerder] arbeidsongeschikt is. Ondanks de werkdruk, zijn ziekte en de zorgen voor zijn vader, heeft [verweerder] zich steeds ingespannen om zijn werk goed te verrichten. VMDK heeft hem, uitgezonderd het jaar 2018, steeds goede beoordelingen gegeven. Uit geen van de beoordelingen kan worden afgeleid dat sprake zou zijn van een verstoorde arbeidsverhouding. Stukken waaruit dit wel kan blijken, zijn er niet. De wijzigingen die het gevolg waren van het samengaan van VMD en Koster hebben voor [verweerder] niet goed uitgepakt. [verweerder] heeft de volmachtafdeling feedback moeten geven omdat de dienstverlening niet op orde was. Dat is nadelig geweest voor de relatie met de collega’s van de volmachtafdeling. Als gevolg van het gewijzigde softwarepakket heeft [verweerder] meer handmatig moeten werken. [verweerder] heeft dit trachten aan te kaarten bij zijn leidinggevende, maar dat heeft tot niets geleid. VMDK onderschrijft dat [verweerder] een te groot relatiebestand heeft, dat de systemen waarmee hij moet werken permanent gebreken is blijven vertonen en dat de softwarepakketten AWI en Atosi niet geschikt zijn voor het soort werkzaamheden dat [verweerder] moet verrichten. Tegelijkertijd neemt zij het hem kwalijk dat hij deze problemen aankaart, dat hij niet oplossingsgericht zou zijn en geen zelfreflectie heeft. VMDK is kennelijk niet in staat om dit met elkaar in verband te brengen. Tijdens de beoordeling in 2016 heeft [verweerder] benoemd dat zijn werkdruk te hoog was. Dit is hem in 2017 gaan opbreken. Hij is ondanks zijn noodkreet daarover niet serieus genomen. De werkdruk zou volgens VMDK enkel in de beleving van [verweerder] bestaan. Aldus is [verweerder] in de periode vanaf 13 november 2017 tot 5 maart 2018 uitgevallen met een burn-out. In het kader van zijn re-integratie heeft [verweerder] een traject gevolgd bij Shared Ambition. Hij kreeg het advies om zaken die buiten zijn invloedsfeer lagen los te laten. In de beoordeling 2017 is bevestigd dat de werkdruk te hoog lag. Er worden weliswaar verbeterpunten benoemd, zoals de verbetering van de omgang van de collega’s van de volmachtafdeling, maar de beoordeling was opnieuw positief. Aanwijzingen dat de arbeidsrelatie verstoord dreigde te raken, waren er niet. Naar aanleiding van het functioneringsgesprek van 22 juni 2018 rekent VMDK [verweerder] er op af dat hij het advies opvolgt van Shared Ambition om de zaken meer los te laten. Hij zou eigengereid zijn en naar eigen goeddunken handelen. Dit staat haaks op elkaar. Indien [verweerder] zijn mening geeft, wordt dit niet op prijs gesteld. Per 1 september 2018 heeft [verweerder] een nieuwe leidinggevende gekregen, [leidinggevende 2] . VMDK stelt dat er tijdens een overleg in de periode 24 en 26 oktober 2018 een escalatie heeft plaatsgevonden. [verweerder] zou zich te kritisch hebben uitgelaten en [leidinggevende 2] pikte dat niet. [verweerder] kan zich geen escalatie herinneren. Dit is, hetgeen in het geval van een escalatie voor hand ligt, niet schriftelijk vastgelegd. Vast ligt evenmin dat [leidinggevende 2] hem toentertijd een waarschuwing zou hebben gegeven. Ook de door VMDK gestelde escalatie van 3 en 6 december 2018 kan [verweerder] zich niet herinneren en ook daarover is niets vastgelegd. In januari 2019 heeft [verweerder] een matige beoordeling gekregen. Er is een verbeterplan opgesteld dat onder meer inhield dat [verweerder] meer moest bellen en minder moest schrijven. Over de samenwerking met de collega’s is daarin niets vermeld. Aan dit verbeterplan is geen uitvoering gegeven; er is geen verbetertraject geweest. Met de kritiekpunten die VMDK in januari 2019 heeft gehad, kan hij zich niet verenigen. Tijdens de in 2019 en 2020 gevoerde functioneringsgesprekken heeft [verweerder] wederom de te hoge werkdruk aan de orde moeten stellen. VMDK nam dit wederom niet serieus. In juni 2020 heeft Chubb een lopende verzekering van één van de relaties van [verweerder] pro forma opgezegd en vragen gesteld die er op duidden dat zij de verzekering alleen wilde continueren indien zij het risico van de mogelijke gevolgen van covid-19 als acceptabel beoordeelde. Dit plaatste de betreffende relatie voor een groot probleem. [verweerder] heeft daar fel op gereageerd. Dit werd gevoed door het feit dat [verweerder] de keuzes van Chubb en het risico voor haar relatie, dat zij enige tijd onverzekerd zou zijn, niet kon verkopen richting haar relatie. [leidinggevende 2] heeft [verweerder] aangesproken op de toon van zijn berichten. [verweerder] is het met VMDK eens dat in zijn berichten aan Chubb de emotie ten onrechte de overhand heeft gekregen. Dit incident is nabesproken door [verweerder] en [leidinggevende 2] . Omdat [verweerder] tijdens het gesprek beaamde dat de klacht terecht was, is afgesproken dat partijen het incident zouden laten voor wat het is. Er is gezegd: zand er over. De in discussie geraakte e-mailberichten van [verweerder] aan Chubb zijn niet representatief voor de wijze waarop [verweerder] correspondeert. Voor zover VMDK stelt dat dit anders is, heeft zij dit niet onderbouwd. In 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden over de communicatie tussen [verweerder] en twee acceptanten. De samenwerking zou niet prettig zijn. Er is afgesproken dat [verweerder] voortaan vaker langs zou lopen als hij vragen had of opmerkingen. Dit is zo uitgevoerd, tot ieders tevredenheid. De stelling van VMDK, dat de zaaksbehandeling in 2020 af zou glijden en dat [verweerder] steeds negatiever zou worden, is niet juist en niet onderbouwd. VMDK stelt dat zij halverwege maart 2021 contact heeft gehad met de directeur van [betrokkene] . [betrokkene] zou er over hebben geklaagd dat de communicatie tussen [verweerder] en zijn medewerkers als onprettig werd ervaren. Vervolgens heeft VMDK zonder wederhoor besloten om [verweerder] een officiële waarschuwing te geven. Daarmee heeft zij onzorgvuldig gehandeld. De zware werkdruk en de lastige privé situatie van [verweerder] hebben er toe geleid dat hij zich per 31 maart 2021 ziek heeft moeten melden. De bedrijfsarts heeft aangegeven dat het voor het herstel van [verweerder] verstandig zou zijn dat partijen met elkaar in overleg gaan, niet vanwege een arbeidsconflict, maar wegens een verschil van inzicht over met name de door [verweerder] ervaren werkdruk. Er zijn vervolgens 3 mediationgesprekken gevoerd. Dit traject was gedoemd om te mislukken, omdat VMDK reeds voor de mediation had geconcludeerd dat de arbeidsrelatie tussen partijen beëindigd moest worden. VMDK heeft bij haar verzoekschrift een vijftal verklaringen in het geding gebracht. Deze verklaringen kunnen niet anders worden omschreven dan als een (te) vergaande poging om karaktermoord te plegen. De verklaringen gaan verder dan hetgeen objectief kan worden vastgesteld of onderbouwd. VMDK wenst thans de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair op de grond dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Dat de arbeidsverhouding inmiddels is verstoord, erkent [verweerder] , zodat het verzoek op de primaire grond kan worden toegewezen. De verstoring van de arbeidsverhouding is geheel te wijten aan VMDK zelf. VMDK heeft niets gedaan om de verhouding te verbeteren. De negatieve wijze waarop VMDK zich over [verweerder] heeft uitgelaten in het verzoekschrift, heeft tot de verstoring geleid. Dit rechtvaardigt de toekenning van de verzochte billijke vergoeding. Op grond van de feiten zoals deze zich hebben voorgedaan in de periode vanaf 21 januari 2021, toen [verweerder] nog een positieve beoordeling heeft gekregen, is het er overigens voor te houden dat VMDK het dienstverband met [verweerder] wil beëindigen omdat hij zich op 31 maart 2021 ziek heeft gemeld. Hetgeen VMDK aan haar verzoek ten grondslag legt wijst er voorts op dat VMDK meent dat [verweerder] zou disfunctioneren. Een reële verbeterkans heeft zij hem echter niet geboden. Het feit dat VMDK niet heeft onderzocht of [verweerder] is te herplaatsen, is een voorbeeld van het ernstig verwijtbaar handelen van VMDK. Bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst is rekening te houden met de door VMDK in acht te nemen opzegtermijn van twee maanden.
2.4
De kantonrechter overweegt het volgende.
2.5
Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd en de in het geding gebrachte stukken staat het volgende vast. [verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1960, is op 22 juli 2013 in dienst getreden bij Koster Verzekeringen B.V. te Alphen aan den Rijn in de functie van Commercieel Administratief Medewerker. In april 2015 is Koster Verzekeringen B.V. overgenomen door VMD Verzekeringen B.V. te Alphen aan den Rijn, waarna het bedrijf vanaf 1 oktober 2015 op 1 locatie verder is gegaan onder de naam VMDK. VMDK richt zich op (het adviseren over) verzekeringen ten behoeve van bedrijven en particulieren en op pensioenen. [verweerder] had laatstelijk bij VMDK de functie van Adviseur Zakelijke Verzekeringen (relatiebeheerder) en verdiende een salaris ad € 3.700,06 bruto per maand, exclusief 8,34% vakantietoeslag. Het functioneren van [verweerder] is in de jaren dat hij voor VMDK heeft gewerkt steeds als voldoende/goed beoordeeld, met uitzondering van zijn functioneren in het jaar 2018, dat als matig is beoordeeld. Tijdens de beoordelings- en functioneringsgesprekken is (bij herhaling) aan de orde gekomen de volgens [verweerder] te hoge werkdruk, de volgens [verweerder] ontoereikende programma’s/apparatuur waarmee hij moet werken, de kritische houding die [verweerder] volgens VMDK heeft, het volgens VMDK niet oplossen van gesignaleerde problemen, de contacten met de volmachtafdeling, de wijze van communiceren van [verweerder] en zijn werkhouding. In de periode vanaf 13 november 2017 tot 5 maart 2018 is [verweerder] uitgevallen met een burn-out. In het kader van zijn re-integratie heeft hij een begeleidingstraject gevolgd bij Shared Ambition. Op 31 maart 2021 is [verweerder] opnieuw uitgevallen. Op 4 juni 2021 heeft de bedrijfsarts van VMDK geoordeeld dat hij geen medische beperkingen meer had voor het eigen werk. Op 6 september 2021 heeft het UWV hierover een deskundigenoordeel gegeven, inhoudende dat [verweerder] per 4 juni 2021 niet geschikt was voor het eigen werk. In 2020 heeft VMDK [verweerder] , naar aanleiding van klachten, aangesproken op de wijze waarop hij met Chubb communiceerde en de volmachtafdeling. In 2021 is hij, naar aanleiding van een klacht daarover van [betrokkene] Insurence, aangesproken op de wijze waarop hij met [betrokkene] Insurence communiceerde. Op 25 maart 2021 heeft VMDK hem in verband hiermee een eerste officiële waarschuwing gegeven. In mei en juni 2021 hebben partijen op advies van de bedrijfsarts van VMDK, een mediationtraject gevolgd. Dit traject is beëindigd zonder dat er tussen partijen overeenstemming is bereikt. Op 23 juni 2021 is [verweerder] met behoud van salaris vrijgesteld van het verrichten van werk.
2.6
Uit de periode waarin [verweerder] voor Koster Verzekeringen B.V. werkte, zijn over hem geen klachten bekend. Het is daarom aannemelijk dat hij in die periode probleemloos heeft gefunctioneerd. Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd moet worden afgeleid dat [verweerder] , vanaf het moment dat Koster Verzekeringen B.V. en VMD Verzekeringen B.V. op 1 locatie verder zijn gegaan onder de naam VMDK, vakinhoudelijk beschouwd weliswaar goed is blijven functioneren, maar dat hij niet goed in de nieuwe organisatie heeft kunnen aarden. Hij was kritisch op de wijze waarop hij binnen de nieuwe organisatie moest werken en VMDK heeft hem daarin kennelijk niet tegemoet kunnen komen. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat, zoals beide partijen aangeven, hun arbeidsverhouding verstoord is geraakt, zodanig dat deze in redelijkheid niet langer kan worden voortgezet. De arbeidsovereenkomst tussen partijen zal om die reden worden ontbonden. Daarbij is van belang dat niet (voldoende) is gebleken dat het daartoe strekkende verzoek van VMDK verband houdt met de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] en voorts, dat herplaatsing in de gegeven omstandigheden niet aan de orde is. Gelet op de voor [verweerder] geldende opzegtermijn en de duur van deze procedure zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden per 1 januari 2022, met veroordeling van VMDK, nu aan de zijde van [verweerder] niet is gebleken van ernstig verwijtbaar handelen, om aan hem de transitievergoeding te betalen ad € 11.285,69.
2.7
In een geval als het onderhavige kan de kantonrechter aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 sub c BW). Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van VDMK is niet gebleken. Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd blijkt alleen dat er onoverbrugbare verschillen van inzichten zijn ontstaan over de wijze hoe een organisatie als VDMK moet worden ingericht en hoe een werknemer als [verweerder] daarin moet functioneren. Voor zover [verweerder] zich op het standpunt stelt dat de verstoorde arbeidsverhouding het gevolg is van de wijze waarop VMDK zich over hem heeft uitgelaten in het verzoekschrift, wordt dat niet gevolgd. De wijze waarop VMDK zich in deze procedure over hem heeft uitgelaten, levert geen ernstig verwijtbaar handelen op en hetgeen zij heeft aangevoerd vindt zijn oorsprong in de wijze waarop partijen in het verleden hebben samengewerkt. De door [verweerder] verzochte billijk vergoeding wordt om deze redenen afgewezen.
2.8
Gelet op de uitkomst van deze procedure worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.Beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen bepaalt dat deze eindigt met ingang van 1 januari 2022;
veroordeelt VMDK om aan [verweerder] te betalen de transitievergoeding ad € 11.285,69, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2022 tot de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. M. Nijenhuis en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2021.