ECLI:NL:RBDHA:2021:12374

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
SGR 21/6606
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening schorsing rijbewijs wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens rijbewijs was geschorst na een politiecontrole op 14 juli 2021. Tijdens deze controle bleek dat de verzoeker 3,9 microgram THC per liter bloed had, wat boven de toegestane norm ligt. De algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen had daarop een onderzoek naar drugsgebruik opgelegd en het rijbewijs van verzoeker geschorst. Verzoeker, die lijdt aan kanker en beperkt mobiel is, verzocht de voorzieningenrechter om de schorsing van zijn rijbewijs op te heffen, omdat hij afhankelijk is van vervoer naar het ziekenhuis voor medische controles.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 11 november 2021, waarbij verzoeker werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aangevoerde omstandigheden van verzoeker geen spoedeisend belang opleverden. Verzoeker had niet aannemelijk gemaakt dat hij niet zonder rijbewijs naar zijn ziekenhuisbezoeken kon gaan, en er waren alternatieven zoals het regelen van een begeleider of het gebruik van openbaar vervoer. De voorzieningenrechter benadrukte dat de procedure voor een voorlopige voorziening alleen bedoeld is voor situaties van onverwijlde spoed, wat in dit geval niet aan de orde was.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het belang van verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het individuele belang van verzoeker. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6606

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 november 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.B. Visser),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. P.A. van Leerdam).

Procesverloop

In het besluit van 30 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoeker een onderzoek naar drugsgebruik opgelegd en de geldigheid van zijn rijbewijs geschorst.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 november 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. L.F. Buis, waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook de vader van verzoeker is verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2. Op 14 juli 2021 is verzoeker bij een politiecontrole aangehouden. Uit onderzoek bleek dat het bloed van verzoeker 3,9 microgram THC (cannabisgebruik) per liter bevatte, terwijl 3 microgram maximaal is toegestaan. Verweerder heeft daarom aan verzoeker een onderzoek opgelegd naar het drugsgebruik. Tijdens dat onderzoek is het rijbewijs van verzoeker geschorst. Verzoeker is het daar niet mee eens.
Wat vinden verzoeker en verweerder?
3. Verzoeker vraagt om een voorlopige voorziening omdat hij vanwege zijn medische situatie regelmatig ter controle naar het ziekenhuis moet. Zijn ouders kunnen hem niet altijd brengen. Het openbaar vervoer is niet geschikt, omdat elk bezoek aan het ziekenhuis fysiek en emotioneel een grote belasting is. Verzoeker lijdt aan kanker en, als gevolg hiervan, is hij beperkt mobiel. Ook familie- en vriendenbezoek is door de schorsing van zijn rijbewijs lastig geworden. Hoewel verzoeker de verwachtingen van de artsen heeft overtroffen, is de realiteit dat hij waarschijnlijk niet lang meer te leven heeft, waardoor verzoeker veel waarde hecht aan deze activiteiten. Het cannabisgebruik hielp verzoeker te ontspannen en om in slaap te vallen. Bovendien heeft verzoeker aangegeven dat hij sinds de aanhouding zich er van bewust is dat hij niet mag autorijden als hij cannabis heeft gebruikt en dit ook niet nog een keer zal doen. Hierdoor is de verkeersveiligheid voldoende gewaarborgd. Deze bijzondere omstandigheden hadden voor verweerder aanleiding moeten zijn om de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen en de schorsing van het rijbewijs op te heffen.
4. Verweerder betreurt de situatie waarin verzoeker zich bevindt, maar is van mening dat het belang van de verkeersveiligheid zwaarder dient te wegen dan het individuele spoedeisende belang van verzoeker. Rijden onder invloed van drugs is aanleiding voor een onderzoek en betekent de schorsing van het rijbewijs. Zo lang het niet duidelijk is of verzoeker voldoet aan de geschiktheidseisen, is het volgens verweerder niet verantwoord om verzoeker deel te laten nemen aan het verkeer. Verder heeft verweerder aangegeven bereid te zijn, gelet op de situatie van verzoeker, na ontvangst van het onderzoeksrapport van de psychiater, de zaak met spoed verder in behandeling te zullen nemen, om zo verzoeker op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid te kunnen verschaffen over zijn rijgeschiktheid.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. Het gaat in deze zaak om een verzoek om voorlopige voorziening. Deze procedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige maatregel als ‘onverwijlde spoed’, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [1] Van onverwijlde spoed is onder meer sprake als er een onomkeerbare situatie dreigt.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de aangevoerde omstandigheden van verzoeker geen spoedeisend belang opleveren. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet naar de (maandelijkse) controles in het ziekenhuis kan gaan of familie- en vrienden kan bezoeken, zonder zelf te beschikken over een rijbewijs. Daarbij is van belang dat niet is gebleken dat het voor hem onmogelijk is om een begeleider met rijbewijs te regelen of om (af en toe) gebruik te maken van het openbaar vervoer of een taxi. Dat deze mogelijkheden voor verzoeker wellicht niet de beste of meest wenselijke oplossingen zijn, is onvoldoende om spoedeisend belang aan te nemen.
7. De voorzieningenrechter acht ook van belang dat het onderzoek door de psychiater op 30 oktober 2021 heeft plaatsgevonden en er al een conceptrapport is opgesteld. Verweerder heeft, zowel in het besluit als ter zitting, toegezegd na ontvangst van het definitieve onderzoeksrapport van de psychiater, de zaak verder met spoed in behandeling te zullen nemen. Tijdens de zitting heeft verweerder aangegeven dat na ontvangst van het onderzoeksrapport de zaak zo spoedig mogelijk zal worden voorgelegd aan een medisch adviseur die zal adviseren over de rijgeschiktheid van verzoeker. Verweerder heeft benadrukt dat, voor zover dat binnen zijn invloedssfeer ligt en afhankelijk van de uitkomst van het advies van de medisch adviseur, er zo spoedig mogelijk een beslissing op bezwaar zal worden genomen.
8. De voorzieningenrechter komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.G.A. Verhoeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.