ECLI:NL:RBDHA:2021:12379
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening visum kort verblijf Marokko
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf om zijn zus te ondersteunen tijdens haar bevalling, die gepland stond op 14 oktober 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had de aanvraag afgewezen op 28 juli 2021 en het bezwaar van verzoeker tegen deze afwijzing kennelijk ongegrond verklaard op 13 oktober 2021. Verzoeker was het niet eens met deze beslissing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, hangende het beroep tegen het bestreden besluit.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor de rechtbank in een eventueel bodemgeding. De rechter oordeelde dat de situatie van verzoeker, hoewel begrijpelijk, niet voldoende was om het belang van verzoeker te laten prevaleren boven het belang van de verweerder, die illegale migratie wilde voorkomen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat niet was aangetoond dat de aanwezigheid van verzoeker tijdens de bevalling van zijn zus noodzakelijk was en er geen bewijs was dat zijn zus geen hulp kon krijgen van andere familieleden of vrienden.
De uitspraak werd op 14 oktober 2021 telefonisch aan partijen medegedeeld en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak, conform de Algemene wet bestuursrecht.