Op 27 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1993, die psychische problemen en LVB (licht verstandelijke beperking) problematiek vertoont. De betrokkene heeft aangegeven geen zorgmachtiging te willen en zijn leven buiten de psychiatrie te willen leiden. De officier van justitie heeft echter verzocht om een aansluitende zorgmachtiging, omdat er ernstige zorgen zijn over de geestelijke gezondheid van de betrokkene en het risico op verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2021 is de betrokkene gehoord, evenals een ambulant verpleegkundige die de situatie van de betrokkene toelichtte. De betrokkene ontkent zijn problematiek en wil geen bemoeizorg, maar de rechtbank oordeelt dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank concludeert dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en verleent de zorgmachtiging voor een periode van maximaal acht weken, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig. De beschikking is gegeven door rechter E.M.M. Engbers en is vastgesteld op 10 november 2021.