Op 27 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 11 oktober 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, alsook middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. Betrokkene had recentelijk aangegeven te willen stoppen met medicatie, wat aanleiding gaf tot zorgen over zijn geestelijke gezondheid en de mogelijkheid van een terugval in middelengebruik.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2021 werd betrokkene gehoord, evenals een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Betrokkene gaf aan dat hij de medicatie gebruikt en dat hij dit zal blijven doen, maar er waren twijfels over zijn bereidheid om zich aan de afspraken te houden. De advocaat van betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat behandeling op vrijwillige basis mogelijk was en dat betrokkene inmiddels zijn leven weer op de rails had.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende vertrouwen was in de vrijwillige behandeling, gezien de recente uitlatingen van betrokkene en het feit dat de behandeling bij Brijder nog niet was gestart. De rechtbank verleende daarom de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met als doel de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en te waarborgen dat hij zich houdt aan de medicatie en afspraken met de zorg. De beschikking werd gegeven door rechter E.M.M. Engbers, bijgestaan door griffier F.M. Coppens, en is vastgesteld op 10 november 2021.