ECLI:NL:RBDHA:2021:12487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
NL21.16211
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige etniciteit en ondervonden problemen in Ethiopië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Ethiopiër, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 8 oktober 2021. Eiser stelde dat hij tot de etnische groep [groepering 1] behoort en dat hij vanwege zijn etniciteit problemen heeft ondervonden in Ethiopië, waaronder arrestatie en marteling. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van eiser over zijn etniciteit en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig waren. Eiser had in eerdere procedures verklaard tot de [groepering 2] te behoren, wat de rechtbank als inconsistent beschouwde. Bovendien had eiser geen overtuigend bewijs geleverd van de gestelde problemen of van zijn littekens als gevolg van marteling. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning asiel en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een mogelijkheid tot hoger beroep geboden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.16211

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G.W. Mettendaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A. Wieman).

ProcesverloopBij besluit van 8 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000afgewezen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook is G. Ochba Michael als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1992 en de Ethiopische nationaliteit te hebben. Eiser heeft aan zijn op 10 december 2020 ingediende asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij tot de etnische groep [groepering 1] behoort en vanwege zijn etniciteit problemen heeft ondervonden. Naar aanleiding van het conflict tussen de [groepering 2] en de [groepering 1] is eiser opgepakt en zeven dagen vastgehouden. Gedurende zijn gevangenhouding is eiser gemarteld. Uiteindelijk is eiser op borgtocht vrijgekomen en heeft hij zijn land verlaten.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond. [2] De verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst vindt verweerder geloofwaardig. Verweerder vindt de gestelde etniciteit van eiser en de daaruit voortvloeiende problemen echter niet geloofwaardig. Volgens verweerder kan eiser dan ook niet worden aangemerkt als vluchteling [3] en heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Ethiopië een reëel risico op ernstige schade loopt.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert – samengevat weergegeven – aan dat verweerder in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel heeft gehandeld. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel, omdat hij in zijn huidige procedure geloofwaardig heeft verklaard over zijn etniciteit en de problemen die hij als gevolg hiervan heeft ondervonden. In zijn gronden van beroep geeft eiser aanvullende informatie over de [groepering 1] en over het conflict met de [groepering 2] in Ethiopië. [4] Verder voert eiser aan dat verweerder hem ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij tijdens gehoren in het kader van eerdere procedures in 2014 en 2019 heeft verklaard dat hij tot de [groepering 2] behoort.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Verwijzing naar de zienswijze
4. Voor zover eiser verzoekt om zijn zienswijze als in de gronden van beroep herhaald en ingelast te beschouwen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op wat eiser in zijn zienswijze heeft aangevoerd. Voor zover eiser in beroep niet heeft aangegeven dat en in welke zin verweerder in zijn motivering tekort is geschoten, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Het enkel verwijzen naar de zienswijze kan immers niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
De etniciteit van eiser en de hierdoor ondervonden problemen
5. Aan het standpunt dat de gestelde etniciteit van eiser en de hierdoor ondervonden problemen ongeloofwaardig zijn, heeft verweerder onder meer het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft tegenstrijdig verklaard over zijn etniciteit. In de huidige procedure heeft eiser verklaard dat hij tot de [groepering 1] behoort, terwijl hij in zijn eerdere procedures in 2014 en 2019 heeft verklaard dat hij [groepering 2] is. Verder heeft eiser over de [groepering 1] alleen algemene informatie gegeven. Met zijn verklaringen heeft eiser daarom niet aannemelijk gemaakt dat hij tot de [groepering 1] behoort. Reeds hierom heeft verweerder de gestelde problemen die zouden voortvloeien uit de etniciteit van eiser niet geloofwaardig gevonden. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt waarom hij persoonlijk is opgepakt naar aanleiding van een algemeen conflict tussen de [groepering 2] en de [groepering 1] . Eiser heeft ook niet met stukken onderbouwd dat hij littekens als gevolg van marteling heeft. Ook uit het medisch onderzoek dat bij eiser na zijn aankomst in Nederland is verricht, blijkt niet dat eiser meerdere littekens heeft of dat hij op dat moment lichamelijke problemen had als gevolg van martelingen. Tot slot is het bevreemdend dat eiser op legale wijze, met paspoort en een geldig visum, zonder problemen zijn land heeft kunnen verlaten.
5.1.
Wat eiser tegen het standpunt van verweerder over de ongeloofwaardigheid van zijn etniciteit heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft aangevoerd dat tijdens de eerdere procedures sprake is geweest van miscommunicatie. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat het ongeloofwaardig is dat twee keer, zowel in 2014 als in 2019, tijdens een gehoor een miscommunicatie zou zijn ontstaan over de etniciteit van eiser. Uit de verslagen van de aanmeldgehoren valt ook niet af te leiden dat eiser destijds verkeerd is begrepen. Bovendien is eiser in de gelegenheid gesteld om zijn verklaringen te corrigeren door het indienen van correcties en aanvullingen. Dat eiser dit niet heeft gedaan, kan hem aangerekend worden. De stelling van eiser in beroep dat hij bang was om te verklaren over zijn etniciteit omdat de tolk mogelijk van Amhaarse afkomst was, doet er niet aan af dat van een vreemdeling verwacht mag worden dat hij over zijn etniciteit consistent verklaart. Daarbij is van belang dat eiser in de huidige procedure heeft verklaard dat hij juist vanwege zijn etniciteit en de daardoor ondervonden problemen naar Nederland is gekomen om asiel aan te vragen. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij voldoende uitgebreid over de [groepering 1] heeft verklaard. Ook deze grond slaagt niet. Hoewel eiser algemene informatie over de [groepering 1] kan geven, heeft verweerder van eiser redelijkerwijs uitgebreidere verklaringen over zijn gestelde bevolkingsgroep en meer details over hun specifieke kenmerken en tradities mogen verwachten. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder onvoldoende heeft doorgevraagd. Uit de gehoren blijkt dat aan eiser hierover voldoende vragen zijn gesteld. De in de beroepsgronden opgenomen algemene informatie over de [groepering 1] maakt wat hiervoor is overwogen ook niet anders.
5.2.
Aangezien verweerder eiser niet is gevolgd in zijn gestelde etniciteit, heeft verweerder ook niet geloofwaardig hoeven vinden dat eiser als gevolg van zijn etniciteit problemen, waaronder discriminatie, heeft ondervonden. Daarnaast heeft eiser met de in de beroepsgronden gegeven algemene informatie over het conflict tussen de [groepering 1] en de [groepering 2] nog altijd niet aannemelijk gemaakt waarom hij persoonlijk als gevolg van dit algemene conflict is opgepakt. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder hierover onvoldoende heeft doorgevraagd. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om over zijn problemen en de aanleiding hiervan te verklaren. Tot slot heeft verweerder eiser kunnen aanrekenen dat hij geen medisch bewijs van zijn littekens heeft overgelegd, terwijl hij stelt dat hij in het verleden hiervan wel documentatie had. Dat hij de cd waarop het onderzoek naar zijn littekens zou staan heeft weggegooid, komt voor zijn eigen rekening en risico. Hierbij is ook van belang dat uit de medische adviezen horen en beslissen van 9 januari 2014 en 27 mei 2021 niet naar voren komt dat eiser littekens heeft die het gevolg zouden kunnen zijn van martelingen. De omstandigheid dat MediFirst de littekens zelf niet onderzoekt, doet er niet aan af dat eiser de aanwezigheid van littekens wel kan melden. Deze gelegenheid is eiser ook geboden. In 2014 heeft eiser immers melding gemaakt van een litteken op zijn linker heup.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich met de onder 5. weergegeven motivering daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de gestelde etniciteit van eiser en de hierdoor ondervonden problemen niet geloofwaardig zijn.
Conclusie
6. Van strijd met het motiverings- of het zorgvuldigheidsbeginsel is de rechtbank, gelet op het voorgaande, niet gebleken. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000 in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
3.In de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
4.Wikipedia, Qemant people, laatst bijgewerkt op 23 augustus 2021 en geraadpleegd op 12 oktober 2021; Al Jazeera, ‘Finish us off: Ethiopia’s Qemant say targeted in armed campaign’, van 6 oktober 2021; Thematisch Ambtsbericht Tigray van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van augustus 2021; Algemeen Ambtsbericht Ethiopië van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van februari 2021; Bundesamt für Migration und Flüchtlinge, ‘Länderrapport Äthiopien Algemeine politische Lage’, van mei 2021; The New Humanitarian, ‘Ethiopia’s other conflicts’, van 23 november 2020; Ethiopia Insight, ‘Violent Qemant dispute fueling explosive Amhara-Tigray divide’, van 16 december 2018.