In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Ghanese vrouw, eiseres, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Eiseres had aangevoerd dat zij gevaar liep op vrouwenbesnijdenis (FGM) en dat haar oom haar wilde uithuwelijken. De rechtbank heeft de zaak behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat Ghana in het algemeen als een veilig land van herkomst wordt beschouwd, maar dat de specifieke situatie van eiseres moest worden beoordeeld. Eiseres voerde aan dat er onvoldoende bescherming was tegen FGM in Ghana, vooral voor vrouwen onder de achttien jaar. De rechtbank concludeerde echter dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij persoonlijk gevaar liep bij terugkeer naar Ghana. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op goede gronden had geconcludeerd dat Ghana voor eiseres een veilig land van herkomst is, en dat er geen reden was om aan te nemen dat de Ghanese autoriteiten geen bescherming konden bieden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.