In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Iraakse man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas en de relatie met een Iraakse vrouw, aangeduid als [A], centraal stonden.
Eiser heeft verklaard dat hij een geheime relatie had met [A], die naaktfoto's en video's van hem had gemaakt. De vader van [A] heeft gedreigd eiser te vermoorden vanwege deze schending van de eer van de familie. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte de relatie en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft summier en wisselend verklaard over zijn relatie met [A] en de omstandigheden rondom de naaktbeelden. De rechtbank vond dat van eiser verwacht mocht worden dat hij meer concrete informatie over zijn relatie kon geven, vooral gezien de duur van de relatie.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris niet verplicht was om de foto’s en video's op eisers telefoon te onderzoeken, omdat eiser tijdens het nader gehoor had verklaard dat er geen naaktbeelden op zijn telefoon stonden. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond gerechtvaardigd was, omdat eiser niet tijdig had aangegeven dat hij met een vals paspoort Nederland was binnengekomen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.