ECLI:NL:RBDHA:2021:12609

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
NL21.16407
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse eiser afgewezen wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en discriminatie van Fulani

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Nigeriaanse eiser. De eiser, geboren in 1992, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 oktober 2021 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De eiser heeft aangevoerd dat hij in Nigeria door de autoriteiten is bedreigd en afgeperst, en dat hij als Fulani gediscrimineerd wordt. Tijdens de zitting op 8 november 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de eiser via een telehoorverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser summier en vaag heeft verklaard over de aanval en afpersing, en dat hij legaal en zonder problemen Nigeria heeft verlaten. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanval en afpersing niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden, en dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als Fulani structurele discriminatie ondervindt. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, waardoor de eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.16407

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

ProcesverloopBij besluit van 15 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.16408, op 8 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen via een telehoorverbinding, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.A. Matti. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1992 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Nigeria door de autoriteiten is bedreigd en afgeperst. Hij is vrijgelaten op voorwaarde dat hij hen later geld zou betalen. Omdat hij het geld niet kon betalen, is hij gevlucht uit angst om vermoord te worden. Daarnaast is hij in Nigeria als Fulani gediscrimineerd.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Aanval en afpersing in Nigeria;
3. Discriminatie als Fulani.
Verweerder gelooft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst, maar vindt de aanval, afpersing en discriminatie ongeloofwaardig. Eiser heeft vaag, summier en weinig
concreet verklaard en op veel vragen geen antwoord gegeven. Ook is hij legaal en zonder problemen Nigeria uitgereisd en kan aan de ingebrachte documenten niet de gewenste waarde worden gehecht. Ook is niet gebleken dat eiser als Fulani structureel is gediscrimineerd.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat verweerder hem ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij summier over de locatie van de aanval heeft verklaard. Hij wist pas op Schiphol dat hij asiel wilde aanvragen, daarom kon hij niet meer de locatie van de aanval vaststellen. Ook had hij geen directe kennis van de regio Kano. Verder volgt uit de landeninformatie [1] dat eiser mogelijk door de autoriteiten is meegenomen als verdachte van (terroristische) aanvallen omdat hij Fulani is. De overvallers zijn met name Fulani en worden geassocieerd met Boko Haram. Ten onrechte werpt verweerder tegen dat eiser geen concrete tijdsaanduiding kan geven van de rit in de pick-up truck. Ook is duidelijk uit zijn verklaringen op te maken dat de legeruniformen camouflagekleuren hadden. Daarnaast worden in Kaduna 30 talen gesproken [2] en werpt verweerder ten onrechte tegen dat hij de taal van de aanvallers niet heeft herkend. Verder waren zijn verwondingen al genezen toen hij in de kerk verbleef waar de overgelegde foto’s zijn gemaakt. Dat de werkwijze van de aanvallers amateuristisch is, is een subjectief oordeel van verweerder. Bovendien is corruptie wijdverspreid in Nigeria. [3] Verweerder heeft in strijd met de samenwerkingsverplichting geen nader onderzoek naar de dagvaarding gedaan. Ook werpt verweerder ten onrechte tegen dat hij Nigeria niet meteen heeft verlaten en dat hij probleemloos is uitgereisd. Er was hem immers geen uitreisverbod opgelegd. [4] Daarnaast is verweerder ten onrechte niet ingegaan op de landeninformatie over de discriminatie van Fulani. Tot slot is zijn aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond afgewezen en is hem ten onrechte een inreisverbod opgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Aanval en afpersing
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aanval en afpersing in Nigeria niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden. Daartoe heeft verweerder het vreemd mogen vinden dat de afpersers eiser hebben vrijgelaten zonder dat zij garanties hadden dat hij het geëiste geld aan hen zou betalen. De afpersers hebben weliswaar foto’s van zijn gezicht en paspoort gemaakt, maar eiser heeft hierover zelf ook al verklaard dat hij niet wist wat voor garanties dat zou bieden. [5] Dat [A] voor hem garant zou staan is evenmin een afdoende verklaring, nu hij heeft verklaard dat [A] tegen de afpersers heeft gezegd dat eiser ervandoor is gegaan, maar dit geen consequenties had voor [A] . [6] Verweerder heeft daarmee voldoende onderbouwd waarom hij de handelswijze van de afpersers vreemd vindt. Van een subjectief oordeel is dan ook geen sprake. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat de dagvaarding niet als ondersteunend bewijs voor eisers asielrelaas kan dienen. Uit de dagvaarding kan niet worden opgemaakt waarom eiser voor de rechtbank in Nigeria moet verschijnen. Daarbij kan eiser zelf niets over de inhoud van de dagvaarding vertellen. Nu eiser het document heeft ingebracht om zijn asielrelaas te staven, mag van hem verwacht worden dat hij over de inhoud van het document kan verklaren. Dat verweerder de samenwerkingsverplichting heeft geschonden door geen nader onderzoek naar de dagvaarding te doen, volgt de rechtbank niet. Het is immers aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Het had dan ook op de weg van eiser (of zijn gemachtigde) gelegen om bij de
Kano State Judiciaryna te gaan waarom hij een dagvaarding heeft ontvangen en niet op de weg van verweerder. Ook aan de overgelegde foto’s heeft verweerder niet de gewenste waarde hoeven toe te kennen. Daaruit blijkt niet dat eiser met geweld is aangevallen. Dat zijn verwondingen toen al zouden zijn genezen, maakt dat niet anders. De foto’s tonen slechts eiser naast een kerk in Nigeria, maar zeggen niets over of eiser zich in/bij die kerk verborgen hield voor de autoriteiten. Voorts voert eiser in beroep aan dat Fulani geassocieerd worden met Boko Haram en dat de politie acties uitvoert tegen Boko Haram. Het is daarom goed mogelijk dat eiser als Fulani door de politie is meegenomen als verdachte van (terroristische) overvallen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het in dit kader vreemd mogen vinden dat eiser juist heeft verklaard dat de afpersers gekleed gingen in legeruniformen. Dat strookt niet met de overgelegde informatie en de stelling dat eiser mogelijk door de politie is meegenomen.
4.1.
Verweerder heeft het eiser verder kunnen tegenwerpen dat het vreemd is dat hij nog ongeveer een maand heeft gewacht voordat hij Nigeria verliet. Dat hij door de coronamaatregelen niet eerder een geschikte vlucht kon boeken en dat het enige tijd kostte om een transitvisum te regelen, maakt dat niet anders. Nu eiser stelt dat hij vreesde voor zijn leven, mag verwacht worden dat het verlaten van Nigeria – op wat voor manier dan ook – de hoogste prioriteit voor hem had. Dat hij heeft gewacht op een geschikte vlucht en een visum doet daarom afbreuk aan zijn vrees. Daarbij heeft verweerder het ook vreemd mogen vinden dat eiser legaal en zonder problemen via de luchthaven is uitgereisd, terwijl hij stelt problemen te hebben met de autoriteiten. Dat er (nog) geen uitreisverbod tegen hem gold, doet daar niet aan af. Als de autoriteiten naar hem op zoek zouden zijn, is het vreemd dat eiser via een luchthaven reist waar de autoriteiten overal aanwezig zijn.
Discriminatie als Fulani
5. Eiser voert verder aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet is ingegaan op het door eiser aangehaalde rapport van de US Department of State [7] . Daaruit volgt dat nationale en lokale overheden vaak etnische groepen discrimineren die niet inheems zijn in hun gebied. In Plateau State werden de Fulani geconfronteerd met aanzienlijke discriminatie van de lokale overheid op het gebied van grondbezit, banen, toegang tot onderwijs, studiebeurzen en overheidsvertegenwoordiging.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder niet is ingegaan op het door eiser in de zienswijze aangehaalde rapport en dat op dit punt sprake is van een motiveringsgebrek. Dat betekent dat het beroep op dit punt gegrond is en dat het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in stand te laten en overweegt daartoe als volgt.
5.2.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, onder meer onder verwijzing naar het landenbeleid dat geldt ten aanzien van Nigeria, wel uitgelaten over de gestelde discriminatie van de Fulani in Nigeria in het algemeen. Verder heeft verweerder ter zitting gemotiveerd op het rapport van de US Department of State gereageerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich daarbij op goede gronden op het standpunt gesteld dat uit het rapport weliswaar blijkt dat er sprake is van discriminatie van Fulani op vooral het gebied van grondeigendom, banen en beurzen [8] , maar dat niet is gebleken dat eiser op deze gebieden discriminatie heeft ondervonden. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij als Fulani op deze, of andere gebieden structurele en systematische discriminatie heeft ondervonden, dan wel zal ondervinden, die hem het leven in Nigeria onmogelijk maakt(e). De stelling van eiser dat hij met de eerst ter zitting ingenomen standpunt van verweerder in zijn verdedigingsbelang is geschaad nu hij zich niet kan verweren tegen dit standpunt, volgt de rechtbank niet. Het rapport van de US Department of State is immers door eiser zelf ingebracht. Eiser wordt dan ook verondersteld bekend te zijn met de inhoud van het ingebrachte rapport en adequaat te kunnen reageren op het standpunt van verweerder.
Kennelijk ongegrond en inreisverbod
6. Voorts betoogt eiser dat zijn asielaanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond en dat ook het inreisverbod ten onrechte is opgelegd. Nu hij deze stelling niet nader heeft onderbouwd, kan de beroepsgrond hierom al niet slagen.
Conclusie
7. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd. De rechtsgevolgen blijven in stand. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
8. Nu het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 748,- per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand worden gelaten;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.US Department of State,
3.US Department of State,
4.Eiser verwijst naar een nieuwsartikel van The Guardian,
5.Verslag van nader gehoor, p. 17.
6.Verslag van nader gehoor, p. 17.
7.US Department of State,
8.US Department of State,