ECLI:NL:RBDHA:2021:12622
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor familie- of gezinslid met beroep op hoorplicht en geldig document voor grensoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die de Iraakse nationaliteit heeft, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel verblijf bij zijn partner in Nederland. De aanvraag werd afgewezen op basis van het niet voldoen aan het middelenvereiste en het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de Staatssecretaris. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 6 oktober 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris de hoorplicht had moeten naleven, aangezien eiser had betoogd dat hij wel degelijk over een geldig document beschikte, namelijk een Duits vluchtelingenpaspoort. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag niet zorgvuldig was en dat eiser niet voldoende was gehoord in de bezwaarprocedure. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.