ECLI:NL:RBDHA:2021:12641

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
NL21.16383
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek met onbekende bestemming

Op 8 november 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, aangeduid als MOB, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd bij besluit van 15 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar op 2 november 2021 werd door de staatssecretaris meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken. Tijdens de zitting op 8 november 2021 is eiser niet verschenen, noch zijn gemachtigde. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en na afloop van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, als een vreemdeling die internationale bescherming heeft aangevraagd Nederland verlaat zonder te laten weten waar hij verblijft, er vanuit moet worden gegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. In dit geval was er geen bewijs dat eiser nog in contact stond met zijn gemachtigde, wat leidde tot de conclusie dat eiser geen belang meer had bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter M.D. Gunster in aanwezigheid van griffier F.E.J. Valk. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.16383

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 2 november 2021 heeft verweerder laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.16384, op 8 november 2021 op zitting behandeld.Eiser is niet verschenen. Zijn gemachtigde is met bericht van verhindering ook niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Verweerder heeft bij brief van 2 november laten weten dat eiser op 26 oktober 2021 met onbekende bestemming is vertrokken.
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland internationale bescherming heeft gevraagd en met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde.
3. Niet is gebleken dat eiser nog in contact staat met zijn gemachtigde. De rechtbank neemt daarom aan dat eiser geen prijs meer stelt op internationale bescherming in Nederland, zodat hij geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2021 door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.J. Valk, griffier.
griffier
rechter
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.