In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om geheimhouding van stukken in een belastingzaak. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2013, 2014 en 2015, waarbij ook vergrijpboetes waren opgelegd. De inspecteur van de Belastingdienst had de bezwaren van eiseres afgewezen, waarna eiseres beroep had ingesteld. Tijdens de procedure zijn er stukken ingediend, waaronder proces-verbaal van de FIOD, waarvan een geschoonde en een ongeschoonde versie zijn overgelegd. De geschoonde versie bevatte weggelakte delen, terwijl de ongeschoonde versie deze delen niet bevatte. De inspecteur verzocht om beperkte kennisneming van de ongeschoonde versie, waarbij de rechtbank de geheimhoudingskamer inschakelde om te beoordelen of dit verzoek gerechtvaardigd was.
De geheimhoudingskamer heeft vastgesteld dat er meer was weggelakt in de geschoonde versie dan verwacht op basis van het verzoek. Na een herindiening van de geschoonde versie, heeft de geheimhoudingskamer de belangen van eiseres afgewogen tegen de redenen van de inspecteur voor geheimhouding. De inspecteur voerde aan dat de privacy van betrokkenen in het geding was, wat door de geheimhoudingskamer als een gewichtige reden werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat het belang van de privacy van de betrokken personen zwaarder woog dan het belang van eiseres bij kennisname van de weggelakte passages. De geheimhoudingskamer heeft besloten dat het verzoek om beperkte kennisneming slaagt, mits eiseres toestemming verleent voor deze kennisneming.