ECLI:NL:RBDHA:2021:12733
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en niet-ontvankelijkheid beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.T.M. Vroom-van Berckel, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de aanvraag was afgewezen. Tijdens de zitting op 1 november 2021 is eiser niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat het bestreden besluit door de staatssecretaris op 22 oktober 2021 was ingetrokken en er op 28 oktober 2021 alsnog een verblijfsvergunning was verleend aan eiser. Hierdoor had eiser volgens de rechtbank geen belang meer bij de beoordeling van zijn beroep, aangezien zijn aanvraag inmiddels was ingewilligd.
De rechtbank heeft daarnaast bepaald dat de staatssecretaris het betaalde griffierecht van € 181 aan eiser moet vergoeden, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken na verzending van het proces-verbaal een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien hij het niet eens is met de uitspraak.