ECLI:NL:RBDHA:2021:12735
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning en inreisverbod met betrekking tot belangenafweging onder artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier op grond van de Afsluitingsregeling. Eiseres, die nooit een asielaanvraag heeft ingediend, kreeg in eerdere besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een inreisverbod opgelegd en werd de aanvraag voor de verblijfsvergunning geweigerd. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de belangenafweging die de staatssecretaris heeft gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM ondeugdelijk is gemotiveerd. Eiseres heeft aangevoerd dat de staatssecretaris niet alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken, en dat haar sterke banden met Nederland niet zijn meegewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres gedurende een groot deel van haar verblijf in Nederland rechtmatig verblijf had, en dat het niet terecht is om haar de gevolgen van onjuiste informatie van haar moeder volledig aan te rekenen. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de motivering van de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, en de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.