ECLI:NL:RBDHA:2021:12735

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
AWB 20/9101
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning en inreisverbod met betrekking tot belangenafweging onder artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier op grond van de Afsluitingsregeling. Eiseres, die nooit een asielaanvraag heeft ingediend, kreeg in eerdere besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een inreisverbod opgelegd en werd de aanvraag voor de verblijfsvergunning geweigerd. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de belangenafweging die de staatssecretaris heeft gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM ondeugdelijk is gemotiveerd. Eiseres heeft aangevoerd dat de staatssecretaris niet alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken, en dat haar sterke banden met Nederland niet zijn meegewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres gedurende een groot deel van haar verblijf in Nederland rechtmatig verblijf had, en dat het niet terecht is om haar de gevolgen van onjuiste informatie van haar moeder volledig aan te rekenen. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de motivering van de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, en de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9101
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Hemelaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Procesverloop

In het besluit van 22 november 2019 (primair besluit I) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning regulier op grond van de Afsluitingsregeling [1] afgewezen.
In het besluit van 31 december 2019 (primair besluit II) heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod opgelegd van twee jaar.
In het besluit van 8 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2.1
Niet in geschil is tussen partijen dat eiseres nooit een asielaanvraag heeft ingediend en dat zij daardoor niet voldoet aan de voorwaarden voor de Afsluitingsregeling [2] . Het geschil ziet alleen op de belangenafweging die verweerder in het kader van artikel 8 van het EVRM [3] heeft gemaakt.
2.2
Eiseres voert – kort weergegeven – aan dat de belangenafweging ten onrechte in haar nadeel is uitgevallen. Volgens eiseres heeft verweerder niet alle relevante feiten en omstandigheden betrokken. Zij betoogt dat ze zeer sterke banden met Nederland heeft en nauwelijks met China.
2.3
De rechtbank is, enigszins terughoudend toetsend, van oordeel dat verweerder de belangen van eiseres onvoldoende kenbaar heeft betrokken en de belangenafweging ondeugdelijk heeft gemotiveerd. Zo heeft verweerder onvoldoende betrokken dat eiseres tijdens een groot gedeelte van haar verblijf in Nederland rechtmatig verblijf had dan wel in de veronderstelling was dat zij rechtmatig verblijf had. Dat achteraf is gebleken dat de moeder van eiseres onjuiste gegevens heeft verstrekt bij de aanvraag voor hun verblijfsvergunning, kan niet zomaar volledig aan eiseres worden tegengeworpen. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet zonder meer heeft kunnen stellen dat eiseres een leven kan opbouwen in China. Zo is onvoldoende betrokken dat eiseres maar twee keer in China is geweest voor vakantie en dat zij op die momenten erg jong was (twee en negen jaar). Eiseres heeft verder al twintig jaar in Nederland verbleven, is volledig geïntegreerd in de Nederlandse samenleving en heeft de basis van haar privéleven gelegd tijdens een periode waarin zij rechtmatig verblijf had (dan wel dacht te hebben). De rechtbank acht tot slot van belang dat verweerder in het bestreden besluit ook heeft verwezen naar de motivering in een andere procedure van eiseres. Deze rechtbank heeft eerder al geoordeeld dat die motivering niet in stand kon blijven [4] .
3. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
5. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. Dit leidt tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2021 door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De rechter is verhinderd te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen.
2.Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zaaknummer AWB 19/9001.