ECLI:NL:RBDHA:2021:12736

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
AWB 21/924
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op basis van middelenvereiste en artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een mvv-aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een minderjarige met Iraakse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor verblijf als familie- of gezinslid bij zijn vader, referent. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet voldeed aan het middelenvereiste en er volgens verweerder geen sprake was van familie- en gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de mvv-aanvraag terecht was, omdat eiser niet had aangetoond dat hij feitelijk tot het gezin van referent behoort en dat referent het gezag over hem heeft. Daarnaast ontbrak een toestemmingsverklaring van de moeder van eiser voor zijn vertrek naar Nederland. Eiser voerde aan dat er wel degelijk sprake was van familie- en gezinsleven, maar de rechtbank oordeelde dat de door eiser overgelegde documenten en verklaringen niet voldoende waren om dit te onderbouwen.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen op basis van het middelenvereiste en dat er geen strijd was met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelde ook dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat verweerder redelijkerwijs kon concluderen dat de bezwaren van eiser niet tot een ander besluit zouden leiden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/924

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom- van Berckel).

Procesverloop

In het besluit van 29 juli 2020 (primair besluit) heeft verweerder de mvv [1] -aanvraag van eiser afgewezen.
In het besluit van 9 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2021 op zitting behandeld. Namens eiser is verschenen Shamal Raza (hierna: referent), bijgestaan door de gemachtigde van eiser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft een mvv-aanvraag ingediend voor het doel “verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ”. Eiser heeft de Iraakse nationaliteit en woont net als zijn moeder in Irak. Hij is minderjarig en wil graag verblijven bij referent, zijn vader. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser aan meerdere voorwaarden niet zou voldoen. Volgens verweerder behoort eiser niet feitelijk tot het gezin van referent en is niet aangetoond dat referent het gezag over eiser heeft [2] . Ook ontbreekt een toestemmingsverklaring van eisers moeder voor het vertrek van eiser naar Nederland [3] en voldoet referent niet aan het middelenvereiste [4] . De afwijzing van de aanvraag is tot slot niet in strijd met artikel 8 van het EVRM [5] , omdat volgens verweerder geen sprake is van familie- en gezinsleven tussen eiser en referent.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat tussen referent en hem wel degelijk sprake is van familie- en gezinsleven. Verweerder heeft dit ten onrechte niet erkend. Ook voert eiser aan dat verweerder in het bestreden besluit nieuwe weigeringsgronden heeft tegengeworpen, terwijl hij dit niet had mogen doen. Eiser is ook niet in de gelegenheid gesteld om op deze nieuwe weigeringsgronden te reageren, omdat verweerder heeft nagelaten om eiser of referent te horen. In beroep heeft eiser nog een kopie van de scheidingsakte overgelegd en een toestemmingsverklaring van zijn moeder.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Middelenvereiste3.1 De rechtbank stelt voorop dat de aanvraag van eiser om meerdere redenen is afgewezen. Een van die redenen is dat referent niet voldoet aan het middelenvereiste. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende uitgelegd waarom referent niet voldoet aan het middelenvereiste. Eiser heeft hiertegen niets aangevoerd in beroep, waardoor het ervoor moet worden gehouden dat verweerder de aanvraag alleen al op deze grond terecht heeft afgewezen.
Artikel 8 van het EVRM3.2 Ondanks dat eiser niet voldoet aan alle voorwaarden, zou aan hem alsnog een mvv kunnen worden verleend, als het weigeren daarvan in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
3.3
Verweerder vindt dat tussen eiser en referent geen sprake is van familie- en gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Volgens verweerder is niet gebleken dat eiser uit een huwelijk is geboren. Eiser heeft een geboorteakte overgelegd. De naam van zijn moeder op deze geboorteakte komt alleen niet overeen met de naam die referent in zijn asielprocedure heeft genoemd. Ook is volgens verweerder niet gebleken dat eiser uit een duurzame en exclusieve relatie is geboren, omdat referent al sinds 1998 in Nederland verblijft en eiser in 2006 is geboren in Irak.
Omdat niet is gebleken dat eiser uit een huwelijk of uit een duurzame en exclusieve relatie is geboren, moet referent aantonen dat hij voldoende invulling heeft gegeven aan zijn relatie met eiser. Volgens verweerder hebben eiser en referent dit niet aangetoond, waardoor geen sprake is van familie- en gezinsleven.
3.4
Eiser voert aan dat het verschil tussen de namen te verklaren is. Op de geboorteakte staat de officiële geregistreerde naam van zijn moeder, terwijl referent in zijn asielgehoor de roepnaam van zijn moeder heeft genoemd. Verweerder heeft daarom ten onrechte de conclusie getrokken dat eiser niet uit een huwelijk is geboren.
3.5 De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. Op de geboorteakte van eiser staat als naam van zijn moeder vermeld [moeder] , terwijl referent in zijn asielgehoor de naam [B] heeft genoemd. Dat “ [benaming] ” de officiële registratie zou zijn van de roepnaam “ [roepnaam] ”, verklaart nog niet waarom op de geboorteakte geen “Mahmoud” staat vermeld. Gelet hierop is de rechtbank met verweerder eens dat eiser niet heeft aangetoond dat hij geboren is uit een huwelijk. De foto’s en documenten die eiser in beroep heeft overgelegd, leiden niet tot een ander oordeel. De kopie van de scheidingsakte is namelijk niet gelegaliseerd en uit de foto’s kan de aard en intensiteit van het contact tussen eiser en referent niet worden opgemaakt. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat er geen sprake is van familie- en gezinsleven. Het afwijzen van de mvv-aanvraag is daarom niet in strijd met artikel 8 van het EVRM.
Nieuwe weigeringsgronden3.6 Voor zover al sprake is van het tegenwerpen van nieuwe weigeringsgronden in het bestreden besluit, overweegt de rechtbank dat dit is toegestaan. Verweerder maakt op grond van het bezwaar een volledige heroverweging. Met het eventueel ten grondslag leggen van een nieuwe juridische weigeringsgrond aan het besluit, treedt verweerder niet buiten de grenzen die zijn gesteld aan de heroverweging in bezwaar [6] .
Hoorplicht
3.7
De rechtbank oordeelt tot slot dat verweerder de hoorplicht niet heeft geschonden. Verweerder mag van het horen in bezwaar afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit [7] . Gelet op de motivering van het primaire besluit en de inhoud van het bezwaar is aan deze maatstaf voldaan.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Artikel 3.14, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 3.14, aanhef en onder c, van het Vb in samenhang gezien met paragraaf B7/3.2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4.Artikel 3.22, eerste lid, van het Vb.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Zie hiervoor ook artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
7.Artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.