ECLI:NL:RBDHA:2021:12737

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
AWB 21/974
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op basis van duurzame en exclusieve relatie en artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een mvv-aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een mvv met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij zijn vriendin, de referente. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op de grond dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van een duurzame en exclusieve relatie die gelijk te stellen is aan een huwelijk. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 5 februari 2021.

Tijdens de zitting op 1 november 2021 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij voldoende bewijs had geleverd om de relatie met de referente te onderbouwen. Hij wees op de COVID-19 pandemie als een factor die het moeilijk maakte om elkaar te zien en voerde aan dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met de specifieke omstandigheden van de zaak, zoals de leeftijd en medische situatie van de referente. Eiser beroept zich ook op artikel 8 van het EVRM en de Gezinsherenigingsrichtlijn.

De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. De rechtbank concludeert dat eiser hierin niet is geslaagd, aangezien hij slechts een beperkt aantal foto’s heeft overgelegd en geen overtuigend bewijs heeft geleverd van samenwoning. De rechtbank is van mening dat de verweerder terecht heeft geconcludeerd dat er geen geslaagd beroep kan worden gedaan op artikel 8 van het EVRM en dat er geen onzorgvuldig besluit is genomen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/974

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.N. Noordzee),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom- van Berckel).

Procesverloop

In het besluit van 17 augustus 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een mvv [1] afgewezen.
In het besluit van 5 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2021 op zitting behandeld. Namens eiser is verschenen [referent] (referente), bijgestaan door de gemachtigde van eiser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft een mvv-aanvraag ingediend voor het doel “verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ”. Eiser wil namelijk verblijven bij zijn vriendin, referente. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Volgens verweerder heeft eiser niet aangetoond dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie die gelijk is te stellen aan een huwelijk.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat wel degelijk sprake is van een duurzame en exclusieve relatie die gelijk is te stellen aan een huwelijk. Verweerder heeft in het bestreden besluit verwezen naar stukken uit een eerdere procedure, zonder dat eiser in de gelegenheid is gesteld om op die verwijzingen in te gaan. Eiser voert aan dat hij veel bewijs heeft meegestuurd om de relatie met referente te onderbouwen. In de relatieverklaring is aangegeven dat eiser en referente samen willen wonen. Verder heeft verweerder volgens eiser onvoldoende rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van deze zaak (onder andere de leeftijd en de medische situatie van referente). Verweerder heeft ook ten onrechte tegengeworpen dat zij elkaar alleen in 2019 persoonlijk hebben gezien en daarbij geen rekening gehouden met de COVID-19 pandemie die contact bemoeilijkte. Eiser wijst ook op artikel 8 van het EVRM [2] , de Gezinsherenigingsrichtlijn en het arrest Chakroun van het Hof [3] . Tot slot betoogt eiser dat hij ten onrechte niet is gehoord.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3.1
De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. De rechtbank is met verweerder eens dat eiser daar niet in is geslaagd. Eiser heeft maar een klein aantal foto’s overgelegd van hem en referente samen (op hetzelfde moment genomen). Hieruit valt niet op te maken dat zij in 2019 een periode hebben samengewoond, zoals eiser heeft gesteld. Andere stukken om de gestelde samenwoning te onderbouwen heeft eiser niet overgelegd. Eiser heeft daarnaast een groot aantal screenshots overgelegd waaruit blijkt dat hij regelmatig (telefonisch) contact heeft met referente. Toch is de rechtbank met verweerder eens dat dit, gezien de relatief oppervlakkige inhoud van de gesprekken, onvoldoende is om aannemelijk te maken dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie die gelijk te stellen is aan een huwelijk. Dat eiser door de COVID-19 pandemie niet naar Nederland kon reizen om bij referente te zijn, en dat referente op leeftijd is en ziek is (geweest), maakt het voorgaande niet anders.
3.2
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser geen geslaagd beroep kan doen op artikel 8 van het EVRM, de Gezinsherenigingsrichtlijn en/of het arrest Chakroun. Van beschermingswaardig gezinsleven is immers niet gebleken.
3.3
De rechtbank is verder van oordeel dat niet is gebleken van een onzorgvuldig tot stand gekomen besluit. Dat verweerder in haar besluitvorming heeft verwezen naar stukken en verklaringen uit de eerdere procedure is voor die conclusie onvoldoende nu eiser bij zijn aanvraag zelf heeft verwezen naar deze stukken en verklaringen.
3.4
De rechtbank oordeelt tot slot dat verweerder de hoorplicht niet heeft geschonden. Verweerder mag van het horen in bezwaar afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit [4] . Gelet op de motivering van het primaire besluit en de inhoud van het bezwaar is aan deze maatstaf voldaan.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Het arrest Chakroun (C-578/08) van 4 maart 2010 van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
4.Artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.