ECLI:NL:RBDHA:2021:12738

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
SGR 20/3856
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek inzake boete voor niet tijdig inburgeren

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van eiseres, die een boete van € 500,- had ontvangen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens het niet tijdig inburgeren. Eiseres had verzocht om herziening van deze boete, maar haar verzoek werd afgewezen omdat er volgens de verweerder geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. Eiseres stelde dat zij niet zelfredzaam was en de Nederlandse taal slecht sprak, waardoor zij relevante omstandigheden, zoals het overlijden van haar echtgenoot en broer, niet tijdig kon aanvoeren. De rechtbank oordeelde dat eiseres had moeten zorgen dat deze omstandigheden tijdig naar voren werden gebracht en dat haar persoonlijke omstandigheden en financiële situatie geen aanleiding gaven om het eerdere besluit evident onredelijk te achten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3856

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 22 augustus 2019 (primair besluit) heeft verweerder het herzieningsverzoek van eiseres afgewezen.
In het besluit van 6 mei 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verzocht om een zitting achterwege te laten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en toestemming verleend om zonder zitting uitspraak te doen.
Eiseres heeft gereageerd op het verweerschrift.
De rechtbank heeft verweerder in gelegenheid gesteld hierop te reageren. Na het uitblijven van een reactie binnen de gestelde termijn, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Aan eiseres is bij besluit van 19 februari 2019 een boete opgelegd van € 500,-, omdat zij volgens verweerder niet tijdig is ingeburgerd. Eiseres heeft verweerder verzocht om dit besluit te herzien.
2. Verweerder heeft het herzieningsverzoek van eiseres afgewezen, omdat er volgens verweerder geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Verweerder heeft de afwijzing bij het bestreden besluit gehandhaafd en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Volgens verweerder kunnen de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet tot herziening leiden, omdat die omstandigheden al bekend waren bij eiseres ten tijde van het besluit van 19 februari 2019.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Nu eiseres niet zelfredzaam is en zij de Nederlandse taal slecht spreekt, was het voor haar niet mogelijk om de relevante omstandigheden (het overlijden van haar echtgenoot en broer) tijdig naar voren te brengen. Eiseres betwist verder de inhoud van twee eerdere medische adviezen die zijn uitgebracht en de interpretatie van die adviezen door verweerder. Tot slot stelt eiseres dat het in haar geval evident onredelijk is van verweerder om niet terug te komen op het besluit van 19 februari 2019. Zij wijst hierbij op haar persoonlijke omstandigheden en op het feit dat zij een bijstandsuitkering ontvangt, waardoor de afwijzing van het herzieningsverzoek tot grote financiële gevolgen leidt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
Zoals de hoogste bestuursrechter eerder heeft overwogen moeten onder de in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedoelde nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en daarom behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en daarom behoorden te worden overgelegd. [1]
4.2.
Ook heeft de hoogste bestuursrechter eerder overwogen dat een bestuursorgaan in het algemeen bevoegd is om een herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen. [2] Het bestuursorgaan kan zo’n aanvraag inwilligen of afwijzen. Hetzelfde geldt, als een rechtzoekende het bestuursorgaan verzoekt terug te komen van een besluit. Een bestuursorgaan mag dit ook als de rechtzoekende aan zijn verzoek geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd. Het bestuursorgaan kan er op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb ook nog steeds voor kiezen om, als er volgens hem geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, de herhaalde aanvraag af te wijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende besluit. Hetzelfde geldt, als een rechtzoekende het bestuursorgaan verzoekt terug te komen van een besluit.
Als de bestuursrechter tot het oordeel komt dat het bestuursorgaan zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, dan kan dat afwijzing van de aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit in beginsel dragen. De bestuursrechter kan aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd evenwel tot het oordeel komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is.
4.3.
De rechtbank is in deze zaak met verweerder van oordeel dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Eiseres heeft namelijk gewezen op omstandigheden die zich ten tijde van het besluit van 19 februari 2019 al voordeden. Het lag op de weg van eiseres om deze omstandigheden tijdig naar voren te brengen. De enkele stelling dat zij niet zelfredzaam is en de Nederlandse taal slecht spreekt, maakt dit niet anders. Zoals verweerder in het verweerschrift terecht heeft gesteld, was het bijvoorbeeld mogelijk voor eiseres om een derde te machtigen om haar belangen te behartigen.
4.4. De rechtbank is verder van oordeel dat wat eiseres heeft aangevoerd over haar persoonlijke omstandigheden en haar financiële situatie geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat het besluit 19 februari 2019 evident onredelijk is. Ten aanzien van haar financiële situatie heeft verweerder in het verweerschrift aangegeven dat de boete met een betalingsregeling kan worden betaald en dat eiseres hier inmiddels gebruik van heeft gemaakt.
4.5.
Hetgeen eiseres heeft aangevoerd over twee eerder uitgebrachte medische adviezen kan tot slot ook niet tot een ander oordeel leiden. Zoals verweerder terecht heeft gesteld, zijn deze medische adviezen niet ten grondslag gelegd aan het besluit van 19 februari 2019. Deze medische adviezen hebben namelijk, zoals ook door eiseres gesteld in haar beroepschrift, betrekking op eerdere verzoeken tot verlenging van de inburgeringstermijn.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
9 november 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 september 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2088).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 september 2020.