Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is of het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Na kennis genomen te hebben van het dossier ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van dit artikel uitspraak te doen en overweegt hiertoe als volgt.
3. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
4. Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
Op grond van het tweede lid van dit artikel kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan
schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. Op 11 juli 2020 is de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) in werking getreden. In artikel 1 van deze wet is bepaald dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 6:2, aanhef en onderdeel b, van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Artikel 1 blijft op grond van artikel 3 van de Tijdelijke wet buiten toepassing, indien verweerder vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vw 2000 en hij vóór die datum van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, onder b, van de Awb heeft ontvangen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser verweerder bij brief van 19 april 2021 heeft medegedeeld dat verweerder in gebreke is. Op de dag van ontvangst van de ingebrekestelling door verweerder was de Tijdelijke wet dan ook reeds in werking getreden. Dit betekent dat artikel 1 van de Tijdelijke wet in dit geval onverkort van toepassing is. Het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser kan daarom niet gelijkgesteld worden met een besluit waartegen bij de bestuursrechter beroep kan worden ingesteld.
7. De bestuursrechter is kennelijk onbevoegd om van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennis te nemen.
8. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
9. Echter, nu op grond van de Tijdelijke wet artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb toepassing mist, geldt artikel 6:20 van de Awb ook niet. Dit betekent dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet van rechtswege betrekking heeft op het alsnog genomen besluit.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.