ECLI:NL:RBDHA:2021:12812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
NL19.30304
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onjuiste indiening via elektronische weg in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 25 juli 2018 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor zijn partner. Na afwijzing van deze aanvraag op 10 oktober 2018, heeft de eiser op 12 november 2018 bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft hij op 11 december 2019 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de eiser ten onrechte via de elektronische weg beroep heeft ingesteld, aangezien dit voor reguliere vreemdelingenzaken op dat moment nog niet mogelijk was.

De rechtbank heeft de eiser op 7 februari 2020 in de gelegenheid gesteld om het beroepschrift alsnog via de niet-elektronische weg in te dienen, maar de eiser heeft hier geen gehoor aan gegeven. De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat, gezien de omstandigheden, het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.30304

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 25 juli 2018 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor zijn gestelde partner afgewezen.
Eiser heeft tegen het primaire besluit op 12 november 2018 bezwaar gemaakt.
Op 11 december 2019 heeft eiser digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op zijn bezwaarschrift.
Verweerder heeft op 27 december 2019 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is of het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Na kennis genomen te hebben van het dossier ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van dit artikel uitspraak te doen en overweegt hiertoe als volgt.
3. In asiel- en bewaringszaken geldt vanaf 12 juni 2017 de verplichting tot digitaal procederen. [1] Voor deze zaken zijn op die datum de artikelen 8:36a, 8:36b en artikel 8:36c, eerste lid, tweede volzin, van de Awb in werking getreden.
4. Vanaf 1 maart 2021 heeft de rechtspraak de mogelijkheid opengesteld om in reguliere vreemdelingenzaken vrijwillig digitaal te procederen. [2] Voor die datum was het niet mogelijk om een elektronisch beroepschrift bij de rechtbank in te dienen in een reguliere vreemdelingrechtelijke zaak.
5. Eiser heeft een aanvraag voor een mvv in het kader van nareis voor zijn gestelde partner ingediend. In dit geval geldt het reguliere wettelijke kader. [3] Op de datum waarop eiser zijn beroep heeft ingediend, namelijk op 11 december 2019, was het nog niet mogelijk om in een reguliere vreemdelingenzaak langs de elektronische weg beroep in te stellen. Echter, eiser heeft toch langs deze weg beroep bij de vreemdelingenrechter ingesteld.
6. Bij bericht van 7 februari 2020 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld om binnen één week het beroepschrift alsnog via de niet-elektronische weg bij de rechtbank in te dienen. Aan dit bericht heeft eiser geen gevolg gegeven. Eiser heeft ook geen reden voor het verzuim gegeven.
7. In het bericht van 7 februari 2020 staat uitdrukkelijk vermeld dat, indien eiser niet aan het verzoek voldoet en ook niet binnen de gestelde termijn een verzoek om uitstel indient, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
8. De rechtbank ziet aanleiding hiertoe over te gaan. Nu eiser ten onrechte langs de elektronische weg een beroep tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op zijn bezwaarschrift heeft ingesteld en dit verzuim op verzoek van de rechtbank niet heeft hersteld terwijl hij daartoe wel de mogelijkheid heeft gehad, verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Besluit van 24 april 2017, Staatsblad jaargang 2017, 174.
2.Op grond van het Tijdelijk aanvullend procesreglement bestuursrecht rechtbanken, Staatscourant 2020, 69872.
3.Dit is neergelegd in paragraaf C2/4.1.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000.