ECLI:NL:RBDHA:2021:12854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
NL21.863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting, die via een Skype-beeldverbinding plaatsvond, is eiser niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de verwijzing van eiser naar zijn zienswijze onvoldoende was om als beroepsgrond te worden aangemerkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser, indien hij vreest voor geweld, bescherming moet zoeken bij de Duitse autoriteiten. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat dit niet mogelijk zou zijn. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de Staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht beroepen, en dat Duitsland de verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag en andere relevante verdragen niet zal schenden.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de argumenten van eiser niet zodanig bijzonder zijn dat de Staatssecretaris het asielverzoek op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier A.M. Zwijnenberg.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL21.863
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B. de Haan), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 19 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.864, plaatsgevonden op 2 februari 2021, door middel van een Skype-beeldverbinding. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij heeft in het beroepschrift verwezen naar de zienswijze welke hij als herhaald en ingelast beschouwd wenst te zien.
Zo'n algemene verwijzing is onvoldoende om te spreken van een beroepsgrond waar de rechtbank op moet ingaan. De rechtbank richt zich dus op wat eiser in beroep concreet heeft aangevoerd en zal daar, voor zover van belang, hierna op ingaan.
3. Voor zover eiser vreest voor geweld, is de rechtbank van oordeel dat eiser daarvoor bescherming moet zoeken bij de Duitse autoriteiten. Dat dit niet mogelijk was, is niet nader onderbouwd door hem en is dus onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de Duitse autoriteiten eiser niet kunnen of willen helpen.
4. De rechtbank is verder gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder zich met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel op het standpunt heeft mogen stellen dat ervan kan worden uitgegaan dat Duitsland de verplichtingen zoals vastgelegd in het Vluchtelingenverdrag, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden niet zal schenden.
5. Ook heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat wat eiser heeft aangevoerd geen zodanig bijzondere, individuele omstandigheden betreffen dat deze maken dat verweerder het asielverzoek op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich had dienen te trekken. Het bestreden besluit is voldoende gemotiveerd.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2021 door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
04 februari 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.