ECLI:NL:RBDHA:2021:12863

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
NL21.864
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. Dit besluit, genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 januari 2021, leidde tot beroep van de verzoeker. Tijdens de zitting, die via een Skype-beeldverbinding plaatsvond, was de verzoeker en zijn gemachtigde niet aanwezig, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de motivering dat er op dezelfde dag al uitspraak was gedaan in de aanverwante zaak NL21.863, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. B. Fijnheer, met mr. A.M. Zwijnenberg als griffier. De bekendmaking van het proces-verbaal vond plaats op 4 februari 2021, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL21.864
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. B. de Haan), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 19 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.863, plaatsgevonden op 2 februari 2021, door middel van een Skype-beeldverbinding. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.863, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2021 door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
04 februari 2021

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.