ECLI:NL:RBDHA:2021:12863
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. Dit besluit, genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 januari 2021, leidde tot beroep van de verzoeker. Tijdens de zitting, die via een Skype-beeldverbinding plaatsvond, was de verzoeker en zijn gemachtigde niet aanwezig, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de motivering dat er op dezelfde dag al uitspraak was gedaan in de aanverwante zaak NL21.863, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. B. Fijnheer, met mr. A.M. Zwijnenberg als griffier. De bekendmaking van het proces-verbaal vond plaats op 4 februari 2021, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.