ECLI:NL:RBDHA:2021:12949

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5647
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidie NOW-1 wegens te late loonaangifte en risicosfeer van eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Il Pomodoro, eiseres, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder, over de afwijzing van een aanvraag voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-1 regeling. De aanvraag werd afgewezen omdat op de peildatum van 15 mei 2020 geen loonaangifte was gedaan, wat een vereiste was voor de subsidie. Eiseres voerde aan dat de afwijzing onterecht was, omdat haar boekhouder technische problemen had ondervonden bij het indienen van de loonaangifte. De rechtbank oordeelde echter dat de loonaangifte te laat was ingediend en dat de fout van de boekhouder in de risicosfeer van eiseres ligt. De rechtbank concludeerde dat de NOW-1 regeling een generiek karakter heeft en dat er geen ruimte is voor maatwerk of uitzonderingen. De rechtbank zag geen aanleiding om artikel 7, negende lid, van de NOW-1 buiten toepassing te laten of onverbindend te verklaren, en oordeelde dat de aanvraag terecht was afgewezen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5647

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2021 in de zaak tussen

Il Pomodoro, te Voorburg, eiseres

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigden: mr. J.J. Grasmeijer en M.A. Brouwer).

Procesverloop

Bij besluit van 12 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een definitieve berekening van de tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1) afgewezen.
Bij besluit van 13 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2021. Namens eiseres was aanwezig [A] , eigenaar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 26 mei 2020 de aanvraag van eiseres voor een voorschot voor een tegemoetkoming in de loonkosten over de periode maart tot en met mei 2020 op grond van de NOW-1 afgewezen omdat de loonsom over januari 2020 en november 2019 nul was. Eiseres heeft tegen die beslissing geen rechtsmiddelen aangewend.
2. Eiseres heeft vervolgens op 22 oktober 2020 een definitieve berekening voor een tegemoetkoming in de loonkosten vanaf 1 maart 2020 aangevraagd. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Ook in bezwaar is verweerder bij dit besluit gebleven. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat een aanvraag voor een tegemoetkoming in de loonkosten de loonaangifte over maart 2020 uiterlijk op 15 mei 2020 moest worden gedaan. Deze loonaangifte is echter pas op 19 mei 2020 bij de Belastingdienst gedaan.
3. Eiseres vindt het onterecht dat haar aanvraag is afgewezen. Zij voert allereerst aan dat het Uwv 15 mei 2020 als deadline aanhoudt maar dat deze informatie nergens is vermeld. De boekhouder van eiseres heeft in een brief van 4 juni 2021 verklaard dat hij technische problemen had en dat daardoor de loongegevens te laat bij de Belastingdienst zijn aangeleverd. De boekhouder licht toe dat de codes voor het doen van aangifte loonbelasting als gevolg van een wetswijziging zijn gewijzigd en dat de benodigde software nog niet in orde was. Het software-probleem is pas in maart 2020 opgelost. De boekhouder van eiseres heeft een runcontrole rapport van 9 juli 2021 uit het loonadministratiepakket aan de rechtbank gestuurd. Eiseres stelt dat zij sinds 2000 altijd werknemers in dienst heeft gehad. Eiseres wordt nu ernstig benadeeld. Verweerder had volgens eiseres kunnen rekenen met voorlopige of vergelijkbare cijfers van een andere periode.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Artikel 7, zevende lid, van de NOW-1 luidt als volgt:

Indien de loonsom, bedoeld onder de constante E, hoger is dan driemaal de
loonsom als bedoeld onder de variabele B, bedoeld in het eerste lid, wordt de
subsidie verhoogd met:
A x (E – B x 3) x 1,3 x 0,9
Hierbij staat:
A en B voor de variabelen A en B, bedoeld in het eerste lid;
E voor de loonsom van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020, met dien verstande
dat:
a.het bepaalde onder het tweede lid, constante B, van overeenkomstige toepassing
is, waarbij het in aanmerking te nemen loon per werknemer niet meer bedraagt
dan € 9.538 per aangiftetijdvak van een maand;
b.de gehanteerde aangiftetijdvakken het derde tot en met het vijfde aangiftetijdvak
van het jaar 2020 zijn; en
c.de maximale hoogte van constante E driemaal de loonsom over het derde
aangiftetijdvak van het jaar 2020 is.”
4.2
Artikel 7, negende lid, van de NOW-1 luidt als volgt:

In afwijking van het achtste lid worden de in aanmerking te nemen gegevens uit
de loonaangifte van de werkgever ten behoeve van de bepaling van de maximale
hoogte van constante E, met betrekking tot het derde aangiftetijdvak van het jaar
2020 beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 mei 2020 is
ingediend en met betrekking tot het vierde en vijfde aangiftetijdvak van het jaar
2020 beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 19 juli 2020 is
ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op 15 mei 2020,
respectievelijk 19 juli 2020 hebben plaatsgevonden.
4.3
De rechtbank overweegt dat de NOW-1 een subsidieregeling is. Dat wil zeggen dat bedrijven recht kunnen hebben op een subsidie, maar alleen als zij voldoen aan alle voorwaarden van de regeling. Op grond van artikel 7, negende lid, van de NOW-1 wordt de loonsom vastgesteld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 mei 2020 is gedaan. Dat staat in de regeling zelf en is dus niet een deadline die het Uwv heeft bepaald. Dat argument van eiseres gaat daarom niet op.
4.4
Tussen partijen is niet in geschil, en de rechtbank stelt vast, dat op de peildatum van 15 mei 2020 geen loonaangifte was gedaan. Die aangifte heeft op 19 mei 2020 en derhalve te laat plaatsgevonden.
4.5
Eiseres wil dat voor haar situatie een uitzondering gemaakt wordt. Daarmee vraagt zij in feite om de bepaling met de peildatum buiten toepassing te laten.
4.6
Dat is niet mogelijk. De NOW-1 is een noodmaatregel waarbij snel een zeer groot aantal werkgevers duidelijkheid moest worden verschaft over de aard en de inhoud van de regeling. Hierdoor heeft de NOW-1 noodgedwongen een generiek karakter en kan er niet steeds maatwerk worden geboden. Uit de Nota van Toelichting bij de NOW-1 blijkt dat de wetgever expliciet voor een specifieke peildatum, in deze zaak 15 mei 2020, heeft gekozen. Gekozen is voor een datum die gelegen is vóór de aankondiging van deze regeling ter beperking van fraude- en misbruikrisico’s. Dat vindt de rechtbank een geldig doel. Er is geen enkel vermoeden dat daar bij eiser sprake van is, maar het is wel de reden dat voor die peildatum is gekozen. De rechtbank overweegt verder dat de NOW-1 een grofmazige regeling is, die zo eenvoudig mogelijk is opgesteld om in korte tijd zoveel mogelijk ondernemingen te kunnen helpen. Uitzonderingen en maatwerk zouden dit veel moeilijker maken. Om die reden is ook geen hardheidsclausule in de NOW-1 opgenomen. Hoewel duidelijk is dat de peildatum in dit geval zeer nadelig uitpakt voor eiseres, omdat zij daardoor niet in aanmerking komt voor subsidie, oordeelt de rechtbank dat artikel 7, negende lid, van de NOW-1 niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Ook is niet gebleken dat deze bepaling in strijd is met enig ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur of met hogere regelgeving. De rechtbank ziet geen aanleiding om het artikel buiten toepassing te laten of onverbindend te verklaren. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:87.
4.7
Dat de te late loonaangifte komt door een fout van de boekhouder maakt ook niet dat van de peildatum kan worden afgeweken, omdat dit in de risicosfeer van eiseres ligt. Eiseres dient voor de gevolgen van die fout haar boekhouder aan te spreken.
5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aanvraag van eiseres van 22 oktober 2020 terecht heeft afgewezen. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de lastige situatie waarin eiseres daardoor verkeert, ziet de rechtbank gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het oordeel dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen.
6. In de brief van de boekhouder van 22 oktober 2021 wordt gesteld dat ook de aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de NOW-6 bij (een primair) besluit van 3 augustus 2021 ten onrechte is afgewezen. Hoewel de brief van de boekhouder meer dan zes weken na het besluit van 3 augustus 2021 is ingediend bij de rechtbank, beschouwt de rechtbank het als bezwaarschrift en zal zij het met toepassing van artikel 6:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht naar verweerder doorzenden ter behandeling als zodanig.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • verwijst het beroep voor zover gericht tegen het primaire besluit van 3 augustus 2021 over de NOW-6 naar verweerder ter behandeling als bezwaar.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.