ECLI:NL:RBDHA:2021:12956
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit bezittende man, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 10 november 2021 in Breda, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, is de zaak behandeld.
De rechtbank overwoog dat de eiser niet had betwist dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag, maar voerde aan dat hij vanwege zijn kwetsbare medische situatie niet naar Italië kon worden overgedragen. Eiser stelde dat hij onvoldoende medische zorg zou ontvangen in Italië en dat de opvangomstandigheden voor asielzoekers daar ondermaats waren. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet had aangetoond dat de overdracht aan Italië zou leiden tot een reëel risico op schending van zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen, en dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet leidden tot onevenredige hardheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.