ECLI:NL:RBDHA:2021:12956

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
NL21.15674
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit bezittende man, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 10 november 2021 in Breda, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, is de zaak behandeld.

De rechtbank overwoog dat de eiser niet had betwist dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag, maar voerde aan dat hij vanwege zijn kwetsbare medische situatie niet naar Italië kon worden overgedragen. Eiser stelde dat hij onvoldoende medische zorg zou ontvangen in Italië en dat de opvangomstandigheden voor asielzoekers daar ondermaats waren. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet had aangetoond dat de overdracht aan Italië zou leiden tot een reëel risico op schending van zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen, en dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet leidden tot onevenredige hardheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15674

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 4 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verder heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.15675, op 10 november 2021 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Gorges. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Syrische nationaliteit bezit en dat hij geboren is op [geboortedatum] 2002. Hij heeft op 10 mei 2021 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarin is bepaald dat een aanvraag tot verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser de buitengrens van de lidstaten, die gebonden zijn aan de Eurodacverordening, [2] op illegale wijze heeft overschreden via Italië op 1 april 2021. Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening is Italië verantwoordelijk voor de asielaanvraag. Nederland heeft op grond hiervan een verzoek om overname gedaan. Op 13 juli 2021 heeft Italië het verzoek aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van Italië vaststaat.
3. Eiser heeft niet bestreden dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers aanvraag. Eiser voert echter aan dat ten aanzien van Italië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser is bijzonder kwetsbaar door zijn medische situatie. Uit zijn verklaringen blijkt namelijk dat hij een kwetsuur heeft aan zijn hand en pols die behandeling behoeft. Eiser stelt die behandeling in Italië niet of onvoldoende te hebben ontvangen. Bovendien heeft eiser verklaard dat de omstandigheden in algemene zin ondermaats waren. Eiser wijst erop dat de opvangomstandigheden voor asielzoekers die aan Italië worden overgedragen zeer precair zijn en dat zij bij aankomst op de luchthaven eenvoudigweg aan hun lot worden overgelaten en zonder enige vorm van onderdak achterblijven. Ter onderbouwing van het voorgaande verwijst eiser naar het rapport van SFH [3] van 10 juni 2021. SFH adviseert in algemene zin niet over te dragen aan Italië en toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Nu eiser bijzonder kwetsbaar is, kan hij niet zonder individuele garanties over de opvangvoorzieningen aan Italië worden overgedragen, aldus eiser.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
4. Verweerder mag er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel van uitgaan dat Italië zijn internationale verplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser hierin niet is geslaagd. Uit het arrest M.T. [4] volgt dat ten aanzien van Italië kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ook waar het gaat om bijzonder kwetsbare asielzoekers. Het aangehaalde rapport van SFH geeft geen wezenlijk nieuwe informatie en vormt dan ook onvoldoende aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Dat de opvangomstandigheden voor Dublinclaimanten zeer precair zouden zijn en dat zij bij aankomst in Italië aan hun lot zouden worden overgelaten, is onvoldoende om aan te nemen dat Dublinclaimanten niet volgens de internationale vereisten worden opgevangen. Verweerder heeft er in dit verband terecht op gewezen dat het uitblijven van opvang voor Dublinclaimanten na aankomst in Italië hoogstens tijdelijk is. Er is dan ook geen sprake van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest [5] of artikel 3 van het EVRM. [6]
Individuele garanties
5. De rechtbank volgt eiser voorts niet in zijn stelling dat hij vanwege zijn gezondheidssituatie moet worden aangemerkt als bijzonder kwetsbaar als bedoeld in het Tarakhel-arrest [7] en dat verweerder om die reden individuele garanties moet vragen aan de Italiaanse autoriteiten. Eiser heeft zijn medische klachten niet met stukken onderbouwd. Los daarvan is niet gebleken dat Nederland het meest aangewezen land is om eiser te behandelen. Uit het arrest M.T. tegen Nederland volgt bovendien dat ook bijzonder kwetsbare asielzoekers aan Italië kunnen worden overgedragen.
6. Verweerder heeft in dit verband nog terecht overwogen dat Italië middels het claimakkoord de garantie heeft gegeven dat de asielaanvraag, met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen, in behandeling wordt genomen. Als eiser bij terugkeer onverhoopt geen opvang of medische zorg zou krijgen, ligt het op zijn weg om daarover in Italië te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Dat dit voor hem niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat de autoriteiten van Italië hem niet zouden kunnen of willen helpen.
Bijzondere individuele omstandigheden
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot het standpunt kon komen dat de door eiser aangevoerde omstandigheden bij overdracht niet leiden tot onevenredige hardheid. Eiser heeft zijn medische klachten niet onderbouwd en daarnaast geldt als uitgangspunt dat in de verantwoordelijke lidstaat de medische voorzieningen vergelijkbaar zijn met die in andere lidstaten en ook ter beschikking staan aan Dublinclaimanten.
Risico bij overdracht
8. Uit het arrest C.K. tegen Slovenië volgt dat niet kan worden uitgesloten dat de overdracht van een vreemdeling met een ernstige mentale of lichamelijke aandoening op zichzelf bezien een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand kan inhouden.8 Gelet op het voorgaande heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn overdracht aan Italië een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidssituatie tot gevolg zal hebben.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
2.Verordening (EU) Nr. 603/2013.
3.Schweizerische FlüchtlingsHilfe.
4.Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 15 april 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:0323DEC004659519.
5.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.