ECLI:NL:RBDHA:2021:1297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
09/137369-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Volledige ontoerekeningsvatbaarheid en TBS met dwangverpleging opgelegd aan verdachte na meerdere strafbare feiten

Op 10 februari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, vernieling en het verlaten van de plaats van een ongeval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, gebaseerd op psychologische en psychiatrische rapportages die een chronisch psychotische stoornis, te weten schizofrenie, vaststelden. De verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging en er is een maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen dit vereiste, gezien het hoge recidiverisico en de complexiteit van de problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte TBS op te leggen, volledig gevolgd. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan verschillende feiten, waaronder het verlaten van de plaats van een ongeval, bedreiging met een mes, en het vernielen van autospiegels. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar de bewezenverklaring van andere feiten was voldoende om de TBS-maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers:
09/137369-20, 09/006075-20 (ttz. gev.), 10/661220-17 (tul), 09/262530-19 (ttz. gev.), 09/020217-19 (eerder ttz. gev.), 09/176430-19 (eerder ttz. gev.), 09/176240-19 (eerder ttz. gev.), 09/147987-19 (eerder ttz. gev.), 09/080431-17 (eerder ttz. gev.), 09-161535-17 (eerder ttz. gev.)
Datum uitspraak: 10 februari 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlasteleggingen en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[detentie adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Polderman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.R. de Kok naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De beschuldigingen tegen de verdachte zijn ten laste gelegd in negen dagvaardingen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende - kort samengevat en in chronologische volgorde weergegeven - strafbare feiten:
Dagvaarding I met parketnummer 09/080431-17:
- verlaten van de plaats van ongeval op 4 februari 2017.
Dagvaarding II met parketnummer 09/161535-17:
  • bedreigen van [slachtoffers] en/of [slachtoffers] op 22 augustus 2017 (feit 1),
  • veroorzaken van gevaar op de weg op 22 augustus2017 (feit 2).
Dagvaarding III met parketnummer 09/020217-19:
- vernielen van een raam van [slachtoffers] op 30 december 2018.

Dagvaarding IV met parketnummer 09/176240-19:

- vernielen van autospiegels van [slachtoffers] en/of [slachtoffers] op 3 juni 2019.
Dagvaarding V met parketnummer 09/147987-19:
- schennis van de eerbaarheid op 20 juni 2019.
Dagvaarding VI met parketnummer 09/176430-19:
- vernielen van een autospiegel van [slachtoffers] en/of [slachtoffers] op 27 juni 2019.
Dagvaarding VII met parketnummer 09/262530-19:
- bedreigen van [slachtoffers] op 3 november 2019.
Dagvaarding VIII met parketnummer 09/006075-20:
  • binnendringen van een woning op 2 januari 2020 (feit 1),
  • vernielen van een raam en/of kozijn van Scb Vastgoed BV op 2 januari 2020
  • (feit 2),
  • vernielen van de auto van [slachtoffers] op 27 december 2019 (feit 3),
  • vernielen van de auto van [slachtoffers] op 27 december 2019 (feit 4).
Dagvaarding IX met parketnummer 09/137369-20:
- poging doodslag (primair) dan wel poging zware mishandeling (subsidiair) dan wel bedreigen van [slachtoffers] (meer subsidiair).
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is opgenomen als bijlage I en maakt onderdeel uit van dit vonnis.

3.Ontvankelijkheid officier van justitie

Dagvaarding III
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van het bij dagvaarding III tenlastegelegde moet worden verklaard, omdat de voor de vervolging vereiste klacht van de vader van de verdachte. [slachtoffers] , ontbreekt.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de bij dagvaarding I, II, IV, V, VI, VII en VIII ten laste gelegde feiten en het bij dagvaarding IX meer subsidiair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte vrij te spreken van de bij dagvaarding IX primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van de bij dagvaarding I, II, IV, V, VI, VII, VIII ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de bij dagvaarding IX primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft de verdediging vrijspraak bepleit en voor de bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Dagvaarding I [2]
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezenverklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 27 januari 2021;
  • het proces-verbaal van aangifte met nummer PL1500-2017034945-1, met twee bijlagen.
Dagvaarding II [3]
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ) heeft verklaard dat hij op 22 augustus 2017 op zijn motor reed en zijn vriend (de rechtbank begrijpt: [slachtoffers] ) op de scooter op de Neherkade te Den Haag. Een auto wilde invoegen, gaf gas, maakte een schijnbeweging en raakte zijn vriend op de scooter. Toen zij stilstonden bij het stoplicht schreeuwde de bestuurder van de auto van uit het raam: “Ik maak jullie dood”. Enige tijd later stapte hij uit zijn auto, pakte een grote hamer uit zijn kofferbak en kwam met die hamer naar hen toe lopen en zei: “Ik ga jullie in elkaar slaan”. [4]
Aangever [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ) heeft verklaard dat een auto hem links inhaalde en voor hem ging rijden en iets later naar links zwenkte en hem, [slachtoffers] , tegen zijn rechterbeen aantikte. [slachtoffers] moest bijsturen om zijn balans te houden. Toen hij en De [slachtoffers] voor het stoplicht stonden schreeuwde de man: “Ik ga je doodslaan wacht maar”. Korte tijd daarna stapte de man uit, opende zijn achterbak, pakte daar een hamer uit en zei weer: “Ik ga je doodslaan”. [5]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat twee jongens op een scooter en een motor op de Neherkade reden en dat hij ze voor wilde blijven. Hij had ze achteraf voor moeten laten gaan en voorrang moeten geven. Hij voelde zich echter opgefokt, heeft gescholden, probeerde ze wat af te snijden en is toen best wel dichtbij gaan rijden. Hij is gestopt, is uit de auto gestapt en heeft een rubberen hamer uit zijn achterbak gepakt. Volgens de verdachte kan hij wel tegen die jongens gezegd hebben: “Ik sla je dood”. [6]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat de verdachte een rubberen hamer uit zijn auto heeft gepakt en tegen De [slachtoffers] en [slachtoffers] heeft gezegd dat hij hen ging doodslaan, althans woorden van gelijke strekking.
Gelet op het voorgaande, oordeelt de rechtbank dat deze gedraging en uitlatingen in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht opleveren, en daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 1 heeft begaan, zoals hierna bewezen wordt verklaard.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verdachte door zijn rijgedrag, het afsnijden van [slachtoffers] die op zijn scooter reed en de omstandigheid dat de verdachte hem daarbij raakte, gevaar op de weg heeft veroorzaakt. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van feit 2.
Dagvaarding IV [7]
Bewijsmiddelen
Getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) heeft verklaard dat hij op 3 juni 2019 omstreeks 01:15 uur uit het raam keek van zijn woning aan de [adres ] 183 te Den Haag en zag dat een man naar de auto van zijn buurman liep en met zijn voet tegen de rechterbuiten spiegel van die auto trapte. De man liep vervolgens naar de andere zijde van de weg en liep naar de witte auto van zijn beneden buurvrouw. [getuige] zag dat de man met zijn voet tegen de linker buiten spiegel van deze auto schopte. Later zag [getuige] dat de spiegel gebarsten was. [getuige] heeft zijn buurman gewaarschuwd en zij zijn samen naar de man gegaan, hebben hem tegengehouden en de vriendin van [getuige] heeft de politie gebeld. [8]
De verdachte is kort daarna op de [adres ] ter hoogte van nummer 183 aangehouden. Verbalisant Smit zag dat een van de voertuigen een omgeklapte zijspiegel had en dat een wit voertuig, voorzien van kenteken [kenteken] , een verbogen linker buitenspiegel had en dat die spiegel ook gebarsten was. [9]
Aangever [slachtoffers] heeft verklaard dat hij zijn auto aan de [adres ] te Den Haag had geparkeerd en op 3 juni 2019 zag dat zijn rechter zijspiegel was ingeklapt. Hij heeft de zijspiegel weer teruggeduwd op de juiste plek en merkte dat deze niet meer functioneerde als voorheen. [10]
Aangeefster [slachtoffers] heeft verklaard dat zij haar witte Volkswagen Polo, met kenteken [kenteken] , op de [adres ] te Den Haag had geparkeerd en op 2 juni 2019 had gezien dat haar auto nog onbeschadigd was. Op 3 juni 2019 zag zij dat de spiegel van haar auto was omgeklapt en dat het glas in de spiegel gebroken was. [11]
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het beschadigen van de autospiegels van [slachtoffers] en [slachtoffers] .
Dagvaarding V
In de tenlastelegging is vermeld dat de verdachte het onderhavige feit zou hebben begaan in Delft. Nu uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte dit feit zou hebben begaan in Rijswijk, is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Dagvaarding VI [12]
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezenverklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 27 januari 2021;
  • het proces-verbaal van aangifte met nummer PL1500-2019174715-1.
Dagvaarding VII [13]
Bewijsmiddelen
[slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ) heeft verklaard dat hij op 3 november 2019 op de Gedempte Gracht in Den Haag liep en een man voor hem kwam staan met een mes in zijn hand. De man wees met het mes in de richting van zijn borst en daarna voelde [slachtoffers] de punt van het mes tegen zijn lichaam prikken ter hoogte van zijn hart. De man liep daarna weg richting het Spui. [slachtoffers] heeft, toen de politie na zijn melding ter plaatse kwam de bewuste man aangewezen, die de verdachte bleek te zijn. [14]
De verdachte is kort na het incident aangehouden op het Spui en in zijn tasje is een mes aangetroffen. [15]
Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat er inderdaad een confrontatie tussen hem en aangever [slachtoffers] heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment naar die meneer is toegelopen en hem tegen de muur heeft gezet. Hij stak zijn arm omhoog en sloeg met gebalde vuist naar die man. [16]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffers] , die kort na het incident is afgelegd. Bij de verdachte is immers een mes aangetroffen en de verdachte heeft verklaard dat hij zijn arm omhoog stak en daarna met zijn vuist naar [slachtoffers] sloeg. Dat het mes niet in de jas van de verdachte is aangetroffen, maar in zijn tasje, doet aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffers] niet af.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffers] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een mes tegen het lichaam van [slachtoffers] te prikken.
Dagvaarding VIII [17]
Feit 1 en feit 2
[slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ) heeft namens [slachtoffers] aangifte gedaan van huisvredebreuk en verklaard dat de woning aan het [adres ] te Den Haag op 18 december 2019 nog in orde was. De schade aan het raam was er toen nog niet. [slachtoffers] heeft gezien dat er ook scheuren zaten in het kozijn en dit moet gerepareerd worden. [18]
Van de schade aan het raam en het kozijn zijn foto’s gemaakt. [19]
Ter terechtzitting van 27 januari 2021 heeft de verdachte verklaard dat hij op 2 januari 2020 de woning aan het [adres ] te Den Haag via het raam is binnen gegaan en daar een paar nachten heeft geslapen. Hij heeft het raam open moeten breken en heeft het daarna weggeduwd met zijn handen. Het raam klapte open en hij kon het kozijn optillen. [20]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hierna bewezen is verklaard.
Feit 3
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezenverklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 27 januari 2021;
  • het proces-verbaal van aangifte [slachtoffers] met foto’s en klacht met nummer PL1500-2019363912-1, blz. 46 t/m 51.
Feit 4
Aangever [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ) heeft verklaard dat hij op 27 december 2019 zag dat de rechterspiegel van zijn zwarte BMW, met kenteken [kenteken] , vernield was. Het kapje van de spiegel lag op de grond en het binnenwerk van de spiegel was gebarsten. [slachtoffers] had zijn auto op 24 december 2019 aan de [adres ] ter hoogte van perceelnummer [huisnummer] te Den Haag geparkeerd en deze was toen onbeschadigd. [21]
Van de schade aan de autospiegel zijn foto’s gemaakt. [22]
[slachtoffers] heeft verklaard dat de verdachte op 27 december 2020 de spiegel van haar auto, die stond geparkeerd op de [adres ] ter hoogte van perceel 250, heeft vernield. [23]
Ter terechtzitting van 27 januari 2021 heeft de verdachte verklaard dat hij op 27 december 2020 de spiegel van de auto van [slachtoffers] , heeft vernield en dat het best zou kunnen dat hij toen ook de autospiegel van [slachtoffers] heeft vernield. [24]
Uit het voorgaande en de omstandigheid dat de auto van [slachtoffers] die dag vlakbij de auto van [slachtoffers] stond leidt de rechtbank af dat het de verdachte is geweest die de spiegel van de auto van [slachtoffers] heeft vernield. Zij acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna bewezen is verklaard.
Dagvaarding IX [25]
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ) heeft verklaard dat zij op 23 mei 2020 in Den Haag in
de tram zat. Zij zag dat een man in haar richting liep over het gangpad en dat hij een mes vast had in zijn hand. Op het moment dat hij ter hoogte van [slachtoffers] liep haalde hij met het mes uit en kwam het mes terecht in het hoofdkussen van de zitplaats waar zij zat. Zij schrok hier heel erg van en voelde zich bedreigd door deze man. [26]
De politie heeft camerabeelden die zijn opgenomen in de tram, uitgekeken. Verbalisant [naam] relateert dat hij ziet dat de verdachte een mes in zijn rechterhand heeft en dat hij tijdens het passeren van [slachtoffers] het mes in de hoofdsteun steekt van de plaats waar zij zit. [27]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 27 januari 2021 verklaard dat toen hij door de tram liep een mes uit zijn plastic tas heeft gepakt en in zijn hand heeft gehouden. [28]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden dat de verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank zal de verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
De rechtbank leidt uit de bovenstaande bewijsmiddelen af dat de verdachte het mes in de hoofdsteun heeft gestoken van de trambank waar [slachtoffers] zat. Deze gedraging levert naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht op.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
Dagvaarding I:
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in 's-Gravenhage op/aan de Erasmusweg, op 4 februari 2017 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffers] ) schade was toegebracht.
Dagvaarding II:
1.
op 22 augustus 2017 te 's-Gravenhage [slachtoffers] en [slachtoffers] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een rubberen hamer uit de achterbak te halen en te zeggen ik ga jou/jullie doodslaan althans woorden van gelijke strekking.
2.
op 22 augustus 2017 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig (personenvoertuig), daarmee rijdende op de weg, Neherkade, met zijn auto in de richting van een rijdende scooter zwenkte, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Dagvaarding IV:
op 3 juni 2019 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk meerdere
autospiegels,
toebehorendeaan [slachtoffers] en [slachtoffers] , heeft beschadigd.
Dagvaarding VI:
op 27 juni 2019 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een autospiegel
dieaan [slachtoffers] toebehoorde, heeft vernield.
Dagvaarding VII:
op 3 november 2019 te 's-Gravenhage [slachtoffers] . heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een mes te prikken tegen het lichaam van die [slachtoffers] .
Dagvaarding VIII:
1.
op 2 januari 2020 te 's-Gravenhage in de woning gelegen aan het [adres ] bij [slachtoffers] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
2.
op 2 januari 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een raam en een kozijn
toebehorendeaan [slachtoffers] heeft vernield.
3.
op 27 december 2019 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een
spiegel van eenpersonenauto (Opel Corsa, kenteken [kenteken] ),
toebehorendeaan [slachtoffers] , heeft vernield door tegen de autospiegels van die personenauto te schoppen/trappen;
4.
op 27 december 2019 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een
spiegel van eenpersonenauto (BMW 3 serie, kenteken [kenteken] ),
toebehorendeaan [slachtoffers] , heeft vernield.
Dagvaarding IX, meer subsidiair:
op 23 mei 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffers] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een mes te steken in de hoofdsteun van de trambank waarop die [slachtoffers] was gezeten.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte en de maatregel van terbeschikkingstelling

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, in overeenstemming met de conclusies van de over de verdachte uitgebrachte psychologische en psychiatrische rapportage, op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. De verdachte dient volgens de officier van justitie te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte voor de bij dagvaarding II onder feit 1, dagvaarding VII en dagvaarding IX meer subsidiair ten laste gelegde feitende maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: Tbs-maatregel) met dwangverpleging ongemaximeerd wordt opgelegd.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit het ten laste gelegde, voor zover bewezen verklaard, niet aan de verdachte toe te rekenen, de verdachte om die reden te ontslaan van alle rechtsvervolging en aan hem de Tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen.
De verdachte heeft in het verleden geen eerlijke kans gehad om in een ambulant kader te worden behandeld en er zijn dus minder ingrijpende maatregelen mogelijk die niet eerder zijn ingezet. De Tbs-maatregel met dwangverpleging is volgens de raadsman daarom een te verregaande maatregel.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Deskundigenadviezen
T. den Boer, psychiater, en I.W.J. ten Post, GZ-psycholoog hebben in hun Pro Justitia rapportage van 12 januari 2021 geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een chronisch psychotische stoornis, te weten schizofrenie. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis, die gezien de (mogelijke) invloed op de psychotische ontregeling als ernstig geduid kan worden.
Volgens de psychiater en de psycholoog mist de verdachte door zijn stoornis het vermogen om zichzelf bij te sturen en heeft daardoor geen grip op zijn denken en daarmee ook niet op zijn functioneren. Dit chronisch disfunctioneren was ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en zij adviseren de ten laste gelegde feiten (indien bewezen geacht) daarom niet toe te rekenen aan de verdachte.
Het risico op herhaling van gewelddadig gedrag wordt ingeschat als hoog. Om dit risico te verminderen is behandeling, in de vorm van medicatie en een passende structurerende omgeving, noodzakelijk. Door de chronische aard van de aandoening, het onvoorspelbare risico op agressief gedrag dat hiermee gepaard gaat, het gebrek aan ziekte-inzicht en de eerdere mislukte pogingen om de verdachte in zorg te krijgen, achten de deskundigen een voorwaardelijk kader niet realistisch en adviseren zij de Tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Binnen dit kader dient de behandeling zich in eerste instantie te richten op het stabiliseren van het psychisch toestandsbeeld en abstinentie van middelen. Vervolgens dient de mate van ondersteuning onderzocht te worden, die de verdachte nodig heeft om in de maatschappij te functioneren.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies van GGZ Fivoor over de verdachte gedateerd 22 januari 2021. Hierin wordt geconcludeerd dat een Tbs-maatregel met voorwaarden niet haalbaar/uitvoerbaar is. Volgens de rapporteur is het inhumaan om de verdachte in het kader van een Tbs-maatregel met voorwaarden in zorg te plaatsen, omdat dit naar alle waarschijnlijkheid slechts zal leiden tot een faalervaring en het onnodig uitstellen van het geïndiceerde traject; een Tbs-maatregel met dwangverpleging.
Ook kan de verdachte gezien de chronische aard van de aandoening, het onvoorspelbare risico op agressief gedrag dat hiermee gepaard gaat en het gebrek aan ziekte inzicht, naar alle waarschijnlijkheid niet profiteren van de aan hem geboden behandeling in het kader van een Tbs-maatregel met voorwaarden. Het hoogste beveiligingsniveau en behandelintensiteit binnen een Tbs-maatregel met voorwaarden betreft een FPK, maar een dergelijke instelling is onvoldoende toegerust om de complexe problematiek van de verdachte (en diens uitbarstingen) in combinatie met het hoge recidiverisico te kunnen behandelen. De door de reclassering aangevraagde Indicatiestelling Forensische Zorg is mede hierom afgewezen. Nu er geen indicatie beschikbaar is, kan geen uitvoering worden gegeven aan een Tbs-maatregel met voorwaarden.
Daarnaast kan volgens de rapporteur binnen het kader van een Tbs-maatregel met voorwaarden niet gekomen worden tot de benodigde gedragsverandering/verlaging van de kans op recidive.
De reclassering adviseert derhalve om, bij een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, aan de verdachte een Tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
Nu de conclusies en adviezen van de reclassering, psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, legt de rechtbank die conclusies mede aan haar oordeel ten grondslag.
Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en de psychiater over en volgt hun advies. Het bewezen verklaarde kan de verdachte derhalve wegens de ziekelijke stoornis niet worden toegerekend. De verdachte dient ter zake daarvan dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Tbs-maatregel
Bij de beantwoording van de vraag of aan de verdachte een Tbs-maatregel moet worden opgelegd, stelt de rechtbank voorop dat een Tbs-maatregel aan de orde kan zijn wanneer de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit vereist en andere, minder ingrijpende, maatregelen niet effectief zijn (geweest).
Gelet op het voorgaande, waaronder de complexe problematiek van de verdachte, het ontbreken van beschermende factoren, de lange duur van de noodzakelijke behandeling en het hoge recidiverisico, acht de rechtbank oplegging van Tbs-maatregel met voorwaarden niet passend.
Bij een Tbs-maatregel met voorwaarden bestaat een grote kans dat de verdachte een voorwaarde overtreedt en dat vervolgens de behandeling wordt onderbroken. Het kader van de Tbs-maatregel met voorwaarden waarborgt bovendien onvoldoende dat de verdachte bij een terugval in een psychose en bij dreigend of agressief gedrag, de benodigde behandeling blijft krijgen. Daarnaast is een Indicatie Forensische Zorg afgewezen en kan geen uitvoering worden gegeven aan een Tbs-maatregel met voorwaarden.
Binnen de Tbs-maatregel met dwangverpleging kan de verdachte de langdurige behandeling krijgen die hij nodig heeft en kan ook adequaat worden ingegrepen indien de verdachte ontregeld zou raken en agressief gedrag zou gaan vertonen.
De rechtbank ziet – mede gelet op de zorgmijdende houding van de verdachte – geen andere mogelijkheid dan om de terbeschikkingstelling van de verdachte te gelasten en daarbij te bepalen dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd, nu de door de verdachte begane bedreigingen misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van deze maatregel eist. Het betreffen tevens misdrijven die gericht waren tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, nu de bewezenverklaarde bedreigingen van [slachtoffers] en [slachtoffers] (dagvaarding II, feit 1), [slachtoffers] (dagvaarding VII) en [slachtoffers] (dagvaarding IX, meer subsidiair) werden voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet verbale handelingen die naar hun aard agressief zijn jegens de genoemde slachtoffers. De rechtbank zal de Tbs-maatregel derhalve ongemaximeerd opleggen.

6.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffers] heeft zich met betrekking tot dagvaarding IV als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding voor materiële schade. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd en zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

7.De inbeslaggenomen goederen

De rechtbank zal de op de beslaglijst behorende bij dagvaarding IX vermelde messen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien op grond van het onderzoek ter terechtzitting is vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan, welk feit met behulp van deze voorwerpen is begaan en/of deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gelet op haar vordering tot oplegging van de Tbs-maatregel afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging bepleit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie van 22 december 2020 strekkende tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde geldboete van 500 euro, subsidiair 10 dagen hechtenis, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Rotterdam van 5 april 2019 (parketnummer 10-661220-17), afwijzen. Dit omdat de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straf in het licht van de door de rechtbank in deze zaak op te leggen Tbs-maatregel geen enkel doel dient.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 36b, 36c, 36d, 37a, 37b, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging met betrekking tot dagvaarding III (parketnummer 09/020217-19);
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding V (parketnummer 09/147987-19) tenlastegelegde feit en de bij dagvaarding IX (parketnummer 0/137369-20) primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I (parketnummer 09/080431-17), dagvaarding II (parketnummer 09/161535-17), dagvaarding IV (parketnummer 09/176240-19), dagvaarding VI (parketnummer 09/176430-19), dagvaarding VII (parketnummer 09/262530-19), dagvaarding VIII (parketnummer 09/006075-20) en dagvaarding IX, meer subsidiair (parketnummer 09/137369-20) tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van dagvaarding II:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van dagvaarding IV:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding VI:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van dagvaarding VII:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van dagvaarding VIII:
feit 1:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van dagvaarding IX, meer subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte voor het bewezene niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging ter zake daarvan;
gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffers] niet-ontvankelijk in zijn vordering
;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst behorende bij dagvaarding IX (parketnummer 09/137369-20) vermelde messen;
wijst af de vordering strekkende tot tenuitvoerlegging van parketnummer 10/661220-17.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Paulides voorzitter,
mr. A.P. Sno, rechter,
mr. A.M. Gruschke, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Wal-de Zoeten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 februari 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Dagvaarding met parketnummer 09/080431-17
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in 's-Gravenhage op/aan de Erasmusweg, op of omstreeks 4 februari 2017 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffers] ) letsel en/of schade was toegebracht.
Dagvaarding met parketnummer 09/161535-17
1.
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te 's-Gravenhage [slachtoffers] en/of [slachtoffers] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een rubberen hamer uit de achterbak te halen en/of te zeggen ik ga jou/jullie doodslaan althans woorden van gelijke strekking.
2.
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig (personenvoertuig), daarmee rijdende op de weg, Neherkade, met zijn auto in de richting van een rijdende scooter zwenkte, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Dagvaarding met parketnummer 09/020217-19
hij op of omstreeks 30 december 2018 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een raam, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [verdachte] . toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Dagvaarding met parketnummer 09/176240-19
hij op of omstreeks 3 juni 2019 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk meerdere
autospiegels, althans meerdere onderdelen van personenauto's, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffers] en/of [slachtoffers] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Dagvaarding met parketnummer 09/147987-19
hij op of omstreeks 20 juni 2019 te Delft de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten Prinses Beatrixlaan, door meermalen zijn geslachtsdeel uit zijn broek te halen en/of vast te houden en/of (masturberende) bewegingen te maken en/of met zijn geslachtsdeel te spelen.
Dagvaarding met parketnummer 09/176430-19
hij op of omstreeks 27 juni 2019 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een autospiegel, althans onderdelen van personenauto's, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffers] en/of [slachtoffers] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Dagvaarding met parketnummer 09/262530-19
hij op of omstreeks 3 november 2019 te 's Gravenhage [slachtoffers] . heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes te prikken tegen het lichaam van die [slachtoffers] , althans een mes aan die [slachtoffers] , te tonen.
Dagvaarding met parketnummer 09/006075-20
1.
hij op of omstreeks 2 januari 2020 te 's-Gravenhage in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, gelegen aan het [adres ] bij een ander, te weten bij [slachtoffers] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
2
hij op of omstreeks 2 januari 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of een kozijn, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffers] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 27 december 2019 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Opel Corsa, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffers] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door meermalen tegen de autospiegel(s) van die personenauto te schoppen/trappen;
4.
hij op of omstreeks 27 december 2019 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (BMW 3 serie, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffers] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Dagvaarding met parketnummer 09/137369-20
hij op of omstreeks 23 mei 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffers] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken (vlak naast het hoofd van die [slachtoffers] ) in de hoofdsteun van de (tram-)bank waarop die [slachtoffers] was gezeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 mei 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffers] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken (vlak naast het hoofd van die [slachtoffers] ) in de hoofdsteun van de (tram-)bank waarop die [slachtoffers] was gezeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 mei 2020 te 's-Gravenhage een persoon genaamd [slachtoffers] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, te steken (vlak naast het hoofd van die [slachtoffers] ), in de hoofdsteun van de (tram-)bank waarop die [slachtoffers] was gezeten.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
2.Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het niet doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1500-2017034945 gedateerd 5 mei 2017, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, basisteam Zuiderpark, met bijlagen.
3.Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het niet doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1500-2017239250 gedateerd 23 augustus 2017, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, Districtsrecherche Den Haag-Zuid, met bijlagen.
4.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffers] met nummer PL1500-2017239250-1, blad 1.
5.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffers] met nummer PL1500-2017239250-5, blad 1 en blad 2
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte met nummer PL1500-2017239250-8, blad 2
7.Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het niet doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1500-2019149288 gedateerd 4 juni 2019, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, Basisteam Zuiderpark, met bijlagen.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] met nummer PL1500-2019149288-4, blad 1.
9.Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte met nummer PL1500-2019149288-2, blad 1
10.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffers] met nummer PL1500-2019149660-1, blad 5.
11.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffers] met nummer PL1500-2019149288-1, blad 5.
12.Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het niet doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1500-2019174715 gedateerd 1 juli 2019, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, Basisteam Zuiderpark, met bijlagen.
13.Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019306984 gedateerd 3 november 2019, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, Basisteam Jan Hendrikstraat, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 22).
14.Het proces-verbaal van bevindingen, blz. 17.
15.Het proces-verbaal van aanhouding, blz. 3 en 4.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 21.
17.Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020003827 Z gedateerd 5 januari 2020, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, Basisteam Hoefkade, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 77).
18.Het proces-verbaal van aangifte, blz. 22 en 23.
19.De fotobladen op blz. 34 en 35.
20.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 januari 2021.
21.Het proces-verbaal van aangifte, blz. 71 en 72.
22.De fotobladen op blz. 73 en 74.
23.Het proces-verbaal van aangifte, blz. 46 en 47
24.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 januari 2021.
25.Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het niet doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1500-2020146839 gedateerd 24 mei 2020, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, Basisteam Heemstraat, met bijlagen.
26.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffers] met nummer PL1500-2020146839-1, blad 1 en blad 2.
27.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden met nummer 2020146839, blad 1, blad 2 en blad 4.
28.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 januari 2021.