In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017, waarbij de jonggehandicaptenkorting niet was toegepast. Eiseres ontving in 2017 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, maar stelde dat zij recht had op de jonggehandicaptenkorting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in 2017 geen Wajong-uitkering heeft ontvangen en ook geen recht had op een Wajong-uitkering. Dit was cruciaal, aangezien de jonggehandicaptenkorting alleen geldt voor belastingplichtigen die recht hebben op een Wajong-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de jonggehandicaptenkorting terecht niet was toegekend, en dat de door eiseres aangevoerde argumenten en overgelegde stukken niet tot een ander oordeel konden leiden. Daarnaast heeft eiseres geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.