ECLI:NL:RBDHA:2021:1303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2808
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning jonggehandicaptenkorting en recht op Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017, waarbij de jonggehandicaptenkorting niet was toegepast. Eiseres ontving in 2017 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, maar stelde dat zij recht had op de jonggehandicaptenkorting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in 2017 geen Wajong-uitkering heeft ontvangen en ook geen recht had op een Wajong-uitkering. Dit was cruciaal, aangezien de jonggehandicaptenkorting alleen geldt voor belastingplichtigen die recht hebben op een Wajong-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de jonggehandicaptenkorting terecht niet was toegekend, en dat de door eiseres aangevoerde argumenten en overgelegde stukken niet tot een ander oordeel konden leiden. Daarnaast heeft eiseres geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 20/2808

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van29 januari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 31 maart 2020 op het bezwaar van eiseres tegen de voor het jaar 2017 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2021.
Eiseres is verschenen. Namens verweerder is mr. [A] verschenen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres ontving in 2017 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet van de gemeente Hellevoetsluis.
2. Eiseres heeft voor het jaar 2017 de aangifte IB/PVV ingediend en daarin aangegeven dat zij recht heeft op de jonggehandicaptenkorting.
3. Verweerder heeft de definitieve aanslag IB/PVV 2017 opgelegd zonder toepassing van de jonggehandicaptenkorting en heeft tevens bij beschikking € 44 aan belastingrente in rekening gebracht.
4. In geschil is of eiseres recht heeft op de jonggehandicaptenkorting.
5. Op grond van artikel 8.16a van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) geldt de jonggehandicaptenkorting voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wet Wajong) recht heeft op toekenning van een uitkering of op arbeidsondersteuning, tenzij voor hem de ouderenkorting geldt. Voor de jonggehandicaptenkorting is dus beslissend of er recht bestaat op een Wajong-uitkering (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 4 maart 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1564).
6. Ter zitting is komen vast te staan dat eiseres in 2017 geen Wajong-uitkering heeft ontvangen en dat eiseres ook geen recht op een Wajong-uitkering heeft. Er wordt door eiseres dan ook niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 8.16a van de Wet IB 2001. De jonggehandicaptenkorting is terecht niet toegekend. Hetgeen eiseres verder nog heeft aangevoerd en de door haar daarbij overgelegde stukken, kunnen niet tot een ander oordeel leiden.
7. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft eiseres geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat de belastingrente naar een onjuist bedrag of in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht in rekening is gebracht.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Drok, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.E. Brummel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
29 januari 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.