ECLI:NL:RBDHA:2021:13082
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake uitzetting van verzoeker met medische noodzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Ghanese man die sinds 2007 in Nederland verblijft, heeft een aanvraag ingediend om niet te worden uitgezet op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Hij lijdt aan ernstige medische klachten, waaronder diabetes en een infectie aan zijn oog, en heeft een operatie aan zijn been nodig om levensbedreigende complicaties te voorkomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, met het argument dat verzoeker de operatie in Ghana kan ondergaan, ook al zou dit een amputatie betekenen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet kan worden uitgezet totdat er een beslissing op zijn bezwaar is genomen. Tijdens de zitting op 8 september 2021 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn situatie toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker vrijgesteld is van griffierecht vanwege betalingsonmacht en dat er geen concrete uitzettingsdatum is. De rechter heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de persoonlijke belangen van verzoeker om in Nederland een beenbesparende operatie te ondergaan zwaarder wegen dan het belang van de staat om hem uit te zetten.
De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek toegewezen en bepaald dat verzoeker niet mag worden uitgezet tot vier weken na de beslissing op bezwaar. Tevens is het bestreden besluit geschorst tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De staatssecretaris is veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.496. Deze uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding.