ECLI:NL:RBDHA:2021:13082

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3985
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake uitzetting van verzoeker met medische noodzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Ghanese man die sinds 2007 in Nederland verblijft, heeft een aanvraag ingediend om niet te worden uitgezet op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Hij lijdt aan ernstige medische klachten, waaronder diabetes en een infectie aan zijn oog, en heeft een operatie aan zijn been nodig om levensbedreigende complicaties te voorkomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, met het argument dat verzoeker de operatie in Ghana kan ondergaan, ook al zou dit een amputatie betekenen.

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet kan worden uitgezet totdat er een beslissing op zijn bezwaar is genomen. Tijdens de zitting op 8 september 2021 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn situatie toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker vrijgesteld is van griffierecht vanwege betalingsonmacht en dat er geen concrete uitzettingsdatum is. De rechter heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de persoonlijke belangen van verzoeker om in Nederland een beenbesparende operatie te ondergaan zwaarder wegen dan het belang van de staat om hem uit te zetten.

De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek toegewezen en bepaald dat verzoeker niet mag worden uitgezet tot vier weken na de beslissing op bezwaar. Tevens is het bestreden besluit geschorst tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De staatssecretaris is veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.496. Deze uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3985

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 september 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. N. Vreede),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.A. Eijk).

Procesverloop

Bij besluit van 7 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw) niet te worden uitgezet, afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar ingediend en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die inhoudt dat hij niet mag worden uitgezet tot vier weken na de beslissing op bezwaar.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk Engels is verschenen D. Oching. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Vrijstelling griffierecht
1. Verzoeker wordt vrijgesteld van de verplichting griffierecht te betalen vanwege betalingsonmacht.
Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1962 en heeft de Ghanese nationaliteit en heeft sinds 2007 verschillende periodes legaal in Nederland verbleven vanwege studie en werk. Op 9 oktober 2019 heeft verzoeker hier een masterdiploma in Rural Development and Food Security gehaald. Zijn laatste verblijfsvergunning liep af op 10 oktober 2020.
3. Op 25 november 2020 heeft verzoeker bij verweerder vanwege medische klachten op grond van artikel 64 van de Vw verzocht om niet te worden uitgezet. Verzoeker lijdt onder andere aan diabetes, een infectie aan zijn oog en aan een ontsteking in zijn been na een operatie. Vaststaat dat verzoeker een operatie aan zijn been moet ondergaan omdat er anders (al dan niet op korte termijn) door de botinfectie bloedvergiftiging kan optreden waaraan hij zou kunnen overlijden.
Standpunt van partijen
4. Verweerder stelt dat verzoeker die operatie in Ghana kan ondergaan, ook al betekent dat dat het been wordt afgezet. Verweerder wijst erop dat ook in een ziekenhuis in Nijmegen verzoekers been zou zijn geamputeerd. Verder onderzoek is daarom niet nodig.
5. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard niet te weten of er een concrete uitzettingsdatum is en niet te weten hoe groot de kans is dat verzoeker wordt uitgezet. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat er geen uitzettingsdatum is.
6. Verder heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting aangevoerd dat in verzoekers geval als zijn been wordt afgezet geen sprake is van invaliditeit als bedoeld in paragraaf A3/7.1.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000. De Afdeling bestuursrechtspraak [1] heeft geoordeeld dat de omschrijving van dit begrip in dit beleid in verbinding gebracht kan worden met het BMA-protocol. Daarin staat dat onder invaliditeit wordt verstaan dat iemand ofwel volledig ofwel vrijwel geheel ADL-afhankelijk is. Volgens verweerder leidt amputatie van een been er niet toe dat verzoeker geheel of gedeeltelijk ADLafhankelijk wordt.
7. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij stelt dat sprake is van een acute medische noodzaak omdat hij dan in Ghana onnodig invalide zou worden. Hij voert aan dat hij in het Amsterdams Medisch Centrum (AMC) een beenbesparende operatie kan ondergaan. Hij staat op de wachtlijst om te worden geopereerd. Dit is een multidisciplinaire operatie, waar meerdere chirurgen bij betrokken zijn. Verweerder heeft niet onderzocht of deze operatie in Ghana mogelijk is. Bovendien is het nog onduidelijk of hij die operatie dan zou kunnen betalen, omdat hij geen geld heeft en in Ghana niet is verzekerd. Daarnaast gaat het veel te ver om enkel in geval van vrijwel geheel verlies van ADL-zelfstandigheid uit te gaan van invaliditeit. Verlies van een been is anders dan een vingertopje verliezen. Verweerder had een amputatie in verzoekers voordeel moeten meewegen in de evenredigheid. Ter zitting heeft hij toegelicht dat hij in Nederland de ziektekosten vergoed krijgt.
Oordeel van de voorzieningenrechter
8. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
9. De voorzieningenrechter ziet in deze zaak aanleiding om een belangenafweging te maken. Verzoekers persoonlijke belangen om in Nederland de beenbesparende operatie te kunnen ondergaan en de beslissing op bezwaar hier af te kunnen wachten, wegen zwaarder dan verweerders belang om hem uit te zetten.
10. Gelet daarop wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het verweerder wordt verboden om verzoeker uit te zetten tot vier weken na de beslissing op bezwaar en dat het bestreden besluit wordt geschorst tot eveneens vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten en stelt deze vast op € 1.496 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in de zin dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden uitgezet tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2021.
griffier
voorzieningenrechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Uitspraak van 15 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM6418 met procedurenummer 200905701/1/V1.