ECLI:NL:RBDHA:2021:13097

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
NL21.5568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan reëel risico op ernstige schade

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Colombiaanse vrouw, had samen met haar zus op 31 juli 2019 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Zij stelde dat zij in Colombia zowel mentaal als fysiek was mishandeld door haar ex-partner en vreesde bij terugkeer te worden vermoord. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij een reëel risico liep op ernstige schade, zoals bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 oktober 2021, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de mishandelingen door de ex-partner geloofwaardig waren, eiseres niet had aangetoond dat zij bij terugkeer naar Colombia daadwerkelijk in gevaar zou zijn. De rechtbank wees erop dat eiseres na de mishandelingen tweemaal naar Europa had gereisd en zonder problemen naar Colombia was teruggekeerd. Ook had zij bij aankomst in Nederland geen asielaanvraag ingediend, wat volgens de rechtbank afbreuk deed aan haar vrees voor vervolging.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had overwogen dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.5568

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. L.S.Th.H. Ruijters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

ProcesverloopBij besluit van 16 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.5567, op 27 oktober 2021 op zitting behandeld in Breda. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen V. Duivesteijn. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren aanwezig S. Kowsari, als toeschouwer namens verweerder, en [Naam 2], de partner van de zus van eiseres.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [Geboortedatum] en bezit de Colombiaanse nationaliteit.
2. Op 31 juli 2019 heeft eiseres samen met haar zus een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hieraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij in Colombia zowel mentaal als fysiek is mishandeld door haar ex-partner. Eiseres vreest bij terugkeer naar Colombia te worden vermoord door haar ex-partner.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, evenals de verklaringen van eiseres over de mishandelingen door haar ex-partner. Op grond hiervan komt eiseres echter niet voor de gevraagde verblijfsvergunning in aanmerking, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Verweerder heeft daartoe overwogen dat eiseres zonder problemen tweemaal vanuit Europa is teruggekeerd naar Colombia en ook tweemaal bij aankomst in Nederland geen reden heeft gezien om asiel aan te vragen.
4. Eiseres voert daartegen aan dat niet valt in te zien waarom de dreiging van haar ex-partner om haar te vermoorden niet reëel zou zijn, terwijl wel geloofwaardig is geacht dat zij te maken heeft gehad met huiselijk geweld. Daarnaast voert eiseres aan dat zij afdoende heeft uitgelegd waarom zij niet direct bij aankomst in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend en is teruggekeerd naar Colombia.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Colombia een reëel risico loopt op ernstige schade. Daarbij heeft verweerder terecht betrokken dat eiseres nadat de mishandelingen hebben plaatsgevonden tweemaal naar Europa is gereisd en ook tweemaal weer is teruggekeerd naar Colombia. Na terugkeer heeft eiseres geen problemen ervaren, terwijl zij naar haar eigen familie is teruggekeerd en niet is ondergedoken. Ook heeft eiseres bij aankomst in Nederland tot twee keer toe geen aanleiding gezien om een asielaanvraag in te dienen. Na de laatste binnenkomst in Nederland in mei 2019 heeft eiseres tot 31 juli 2019 gewacht met het indienen van een asielaanvraag. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat deze omstandigheden afbreuk doen aan de gestelde vrees van eiseres. De stelling van eiseres dat zij is teruggekeerd naar Colombia omdat zij haar zus wilde volgen van wie zij volledig afhankelijk is, doet aan de hiervoor genoemde tegenwerpingen niets af. Verweerder heeft van eiseres mogen verwachten dat zij direct een asielaanvraag in zou dienen indien zij daadwerkelijk een reëel risico loopt in Colombia.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.