In deze beschikking van de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 november 2021, wordt een verzoek tot ondercuratelestelling van betrokkene behandeld. De verzoeker, in zijn hoedanigheid van bijzonder curator over de minderjarige dochter, vraagt om ondercuratelestelling van betrokkene, die als gevolg van haar geestelijke en lichamelijke toestand niet in staat zou zijn haar belangen te behartigen. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, en de zaak is behandeld op 20 oktober 2021. Betrokkene is niet verschenen ter zitting.
De feiten tonen aan dat betrokkene en [belanghebbende] gehuwd zijn geweest en dat zij twee kinderen hebben. Na de echtscheiding in 2018 is [belanghebbende] op 24 oktober 2020 overleden. Betrokkene is als enige erfgename benoemd in het testament van [belanghebbende]. De dochter is onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst, terwijl de zoon en dochter in een instelling voor jeugdhulpverlening verblijven. De verzoeker stelt dat betrokkene haar post niet opent, niet reageert op telefoongesprekken en dat er een kans is op betalingsachterstanden.
De kantonrechter oordeelt dat verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoek tot ondercuratelestelling van zijn moeder, omdat zijn bevoegdheid als bijzonder curator zich beperkt tot het vermogen van de minderjarige dochter. Echter, de zoon is wel bevoegd om het verzoek in te dienen. De kantonrechter concludeert dat er onvoldoende informatie is om op het verzoek tot curatele te beslissen, maar benoemt wel een provisionele bewindvoerder om de belangen van betrokkene te behartigen totdat er een definitieve beslissing is genomen. De beschikking wordt binnen tien dagen bekendgemaakt in de Staatscourant en het provisionele bewind wordt ingeschreven in het Centraal Curatele- en Bewindregister.