ECLI:NL:RBDHA:2021:13162
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot herstel van vonnis wegens niet-kennisname van schriftelijke toelichting
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot herstel van een eerder vonnis van 20 oktober 2021. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H.M. van den Steenhoven, verzocht de rechtbank om het vonnis aan te vullen omdat de rechtbank geen rekening had gehouden met een schriftelijke toelichting die op 7 september 2021 was ingediend. De griffie bevestigde de ontvangst van de e-mail, maar de rechter had de toelichting niet ontvangen, wat leidde tot de stelling dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld zonder deze informatie. De advocaat van de gedaagde, mr. P. van Wegen, gaf aan geen bezwaar te hebben tegen herstel.
De rechtbank overwoog dat er twee mogelijkheden zijn om een vonnis te wijzigen: herstel van een kennelijke schrijffout (artikel 31 Rv) of alsnog oordelen over een niet-besproken vordering (artikel 32 Rv). De rechtbank concludeerde dat in het vonnis van 20 oktober 2021 op alle onderdelen was beslist, en dat er geen sprake was van een kennelijke fout die herstel rechtvaardigde. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad uit 2015, waarin werd gesteld dat herstel alleen mogelijk is bij kennelijke fouten. Aangezien de rechtbank in deze zaak had geoordeeld zonder kennisname van de schriftelijke toelichting, was er geen andere mogelijkheid dan het verzoek van de eiser af te wijzen.
De rechtbank heeft het verzoek om herstel of aanvulling van het vonnis afgewezen, en dit vonnis is openbaar uitgesproken op 10 november 2021.