ECLI:NL:RBDHA:2021:13162

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
C/09/597524 / HA ZA 20-792
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot herstel van vonnis wegens niet-kennisname van schriftelijke toelichting

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot herstel van een eerder vonnis van 20 oktober 2021. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H.M. van den Steenhoven, verzocht de rechtbank om het vonnis aan te vullen omdat de rechtbank geen rekening had gehouden met een schriftelijke toelichting die op 7 september 2021 was ingediend. De griffie bevestigde de ontvangst van de e-mail, maar de rechter had de toelichting niet ontvangen, wat leidde tot de stelling dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld zonder deze informatie. De advocaat van de gedaagde, mr. P. van Wegen, gaf aan geen bezwaar te hebben tegen herstel.

De rechtbank overwoog dat er twee mogelijkheden zijn om een vonnis te wijzigen: herstel van een kennelijke schrijffout (artikel 31 Rv) of alsnog oordelen over een niet-besproken vordering (artikel 32 Rv). De rechtbank concludeerde dat in het vonnis van 20 oktober 2021 op alle onderdelen was beslist, en dat er geen sprake was van een kennelijke fout die herstel rechtvaardigde. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad uit 2015, waarin werd gesteld dat herstel alleen mogelijk is bij kennelijke fouten. Aangezien de rechtbank in deze zaak had geoordeeld zonder kennisname van de schriftelijke toelichting, was er geen andere mogelijkheid dan het verzoek van de eiser af te wijzen.

De rechtbank heeft het verzoek om herstel of aanvulling van het vonnis afgewezen, en dit vonnis is openbaar uitgesproken op 10 november 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/597524 / HA ZA 20-792
Vonnis van 10 november 2021
in de zaak van
[eiser], te [plaats],
eiser,
advocaat voorheen mr. K.T.B. Salomons, thans mr. A.H.M. van den Steenhoven te Den Haag,
tegen
[gedaagde], te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. P. van Wegen te Den Haag.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.Het verzoek tot aanvulling

1.1.
Bij e-mail van 25 oktober 2021heeft mr. A.H.M. van den Steenhoven namens [eiser] de rechtbank verzocht om herstel dan wel aanvulling van het op 20 oktober 2021 in deze zaak gewezen vonnis. Hij heeft zijn verzoek als volgt toegelicht. In het op 20 oktober 2021 gewezen vonnis blijkt dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de namens [eiser] ingediende schriftelijke toelichting. De schriftelijke toelichting werd – in overeenstemming met de instructies in de rolbeschikking van 7 juli 2021 – in pdf-vorm op 7 september 2021 te 15:16 uur aan de griffie van de rechtbank toegezonden. De griffie van de rechtbank heeft geconstateerd dat de betreffende e-mail is ontvangen. Kennelijk heeft de schriftelijke toelichting de rechter nimmer bereikt. Dat betekent dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de in de schriftelijke toelichting aangevoerde stellingen. De rechtbank wordt verzocht om een herstelvonnis te wijzen waarin een en ander alsnog wordt betrokken.
1.2.
De rechtbank heeft de advocaat van [gedaagde] in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten. Bij e-mail van 28 oktober 2021 heeft de advocaat van [gedaagde] geconstateerd dat er kennelijk iets niet goed is gegaan en gemeld dat hij geen bezwaar heeft tegen herstel.

2.De beoordeling

2.1.
Als de rechtbank vonnis heeft gewezen zijn er voor haar nog twee mogelijkheden om dit vonnis te wijzigen of aan te vullen. Artikel 31 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat de rechtbank een kennelijke schrijffout in een vonnis mag herstellen. Artikel 32 Rv bepaalt dat de rechtbank alsnog mag oordelen over een vordering waarover ze in haar vonnis niet heeft geoordeeld.
2.2.
In het vonnis van 20 oktober 2021 is op alle onderdelen van het door [eiser] gevorderde beslist (situatie artikel 32 Rv).
2.3.
Voorts is geen sprake van een kennelijke fout die zich voor herstel leent (situatie artikel 31 Rv). Ter toelichting verwijst de rechtbank naar het arrest van de Hoge Raad van 4 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3476. Dit arrest betrof een procedure waarin het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 11 maart 2014 een arrest had gewezen zonder dat zij kennis had genomen van een door één van partijen ingediende antwoord-akte. Nadat het hof de omissie had bemerkt, heeft het hof met instemming van alle partijen het arrest van 11 maart 2014 ingetrokken en opnieuw arrest gewezen. Ondanks dat alle partijen akkoord waren met herstel door het hof, is beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad was het niet eens met het hof ‘s-Hertogenbosch. In het arrest van 4 december 2015 heeft hij overwogen dat de rechter zijn uitspraak met toepassing van artikel 31 Rv kan verbeteren als sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Daarvan is echter volgens de Hoge Raad geen sprake in het geval waarin uitspraak is gedaan met schending van het beginsel van hoor en wederhoor (HR 27 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8693, NJ 2012/625).
2.4.
De situatie in het onder 2.3. beschreven arrest van de Hoge Raad uit 2015 is vergelijkbaar met de situatie in deze procedure: de rechtbank heeft vonnis gewezen zonder dat zij kennis heeft genomen van de schriftelijke toelichting namens [eiser]. Op grond van deze jurisprudentie ziet de rechtbank dan ook geen andere mogelijkheid dan het verzoek van [eiser] af te wijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek om herstel dan wel aanvulling van het op 20 oktober 2021 tussen [eiser] en [gedaagde] gewezen vonnis af .
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 1958