ECLI:NL:RBDHA:2021:13184

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
9237345 \ EJ VERZ 21-84376
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en wedertewerkstelling werknemer in de zorg

In deze zaak heeft de werknemer, werkzaam als Helpende Zorg en Leerling Verpleegkundige, verzocht om vernietiging van zijn ontslag op staande voet, wedertewerkstelling en loondoorbetaling. De werkgever, een zorginstelling, had de werknemer op 26 maart 2021 op staande voet ontslagen wegens het vervalsen van parafen en het niet registreren van medicatieverstrekking in de systemen Medimo en ECD. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag rechtsgeldig was, omdat de werknemer zich bewust was van de voorschriften omtrent medicatieverstrekking en deze opzettelijk had overtreden. De werknemer had in de periode van 1 juni 2020 tot 1 februari 2021 stelselmatig valse parafen gezet en verzuimd om medicatie correct te registreren, wat een ernstige schending van zijn verantwoordelijkheden als zorgmedewerker betekende. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet kon worden verweten dat zij de werknemer niet eerder had gewaarschuwd, aangezien de werknemer door zijn handelen de transparantie en controle onmogelijk had gemaakt. De verzoeken van de werknemer werden afgewezen, en de kantonrechter veroordeelde de werknemer tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Leiden
SB
Rep.nr.: 9237345 \ EJ VERZ 21-84376
Datum: 31 augustus 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[werknemer],
wonende te [plaats] ,
verzoekende partij in de zaak van het verzoek,
verwerende partij in de zaak van de (voorwaardelijke) tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. M.J.E. Spoormaker,
tegen
[werkgever],
statutair gevestigd te [plaats] en kantoorhoudende te [plaats] ,
verwerende partij in de zaak van het verzoek,
verzoekende partij in de zaak van de (voorwaardelijke) tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. drs. H.P. van Baalen.
Partijen worden aangeduid als “de werknemer” en “de werkgever”.

1.Het procesverloop

in de zaak van het verzoek en de (voorwaardelijke) tegenverzoeken

1.1.
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift met producties, ontvangen op 25 mei 2021;
  • het verweerschrift, tevens houdende (voorwaardelijke) zelfstandige tegenverzoeken met producties, ontvangen op 1 juli 2021;
  • de herziene versie van het verzoekschrift;
  • de nagezonden producties 17 tot en met 19 aan de zijde van de werknemer.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 13 juli 2021 plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht.
1.3.
De datum voor de uitspraak van deze beschikking is nader bepaald op heden.

2.De feiten

in de zaak van het verzoek en de (voorwaardelijke) tegenverzoeken

2.1.
[werkgever] is een zorginstelling die onder meer zorg verleent in woonzorglocaties.
2.2.
De werknemer, geboren [in] 1986, is op 13 mei 2013 in dienst getreden bij de werkgever in de functie van Helpende Zorg. Tussen partijen is op 5 augustus 2016 een leer/arbeidsovereenkomst gesloten op basis waarvan de werknemer vanaf 26 augustus 2016 tot 1 februari 2021 bij de werkgever werkzaam is geweest als Leerling Verpleegkundige niveau 4. Sinds 1 maart 2021 is de werknemer weer werkzaam geweest in de functie van Helpende Zorg. Het laatstverdiende salaris van de werknemer bedraagt € 1.930,92 bruto per maand, exclusief 8 % vakantietoeslag en 8,33 % eindejaarsuitkering. De werknemer is laatstelijk werkzaam geweest op de woonzorglocatie [...] in [plaats] .
2.3.
Als Leerling Verpleegkundige mocht de werknemer medicatie uit de opiatenkast halen en aan bewoners van de woonzorglocatie toedienen.
2.4.
In de Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden is in artikel 1.2 opgenomen dat de verpleegkundige/verzorgende kennis heeft van actuele richtlijnen en protocollen en in artikel 2.11 is geregeld dat de verpleegkundige/verzorgende de gegevens die voor de zorgverlening aan de zorgvrager relevant zijn vastlegt in het verpleegkundig of zorgdossier of in het elektronisch dossier. In de Gedragscode van de werkgever is als ‘do’ opgenomen om verantwoordelijkheid te nemen om de werkzaamheden volledig en juist te registreren. Hiermee wordt bijgedragen aan transparantie. Verder is als ‘do’ opgenomen zich te houden aan de door de werkgever gestelde procedures en richtlijnen. In de Werkafspraken medicatieveiligheid van de werkgever is vastgelegd dat bij risicovolle medicatie dubbele controle plaatsvindt en dubbel wordt geparafeerd. In de werkinstructie Dubbel paraferen risicovolle medicatie van de werkgever (cliënten met en zonder behandeling en thuiszorg) is het volgende vermeld:
“Het zetten van de tweede paraaf staat voor een verantwoordelijkheid voor de controle op het juiste naam medicament, juiste dosering hoeveelheid samenstelling, juiste tijd en juiste toedieningsweg. (….) Intramuraal zet de cliënt/medewerker/vrijwilliger ook zijn/haar naam en bijbehorende paraaf op de parafenlijst van de afdeling zodat altijd herleidbaar is wie een tweede paraaf heeft gezet. (…)”
2.5.
Op 25 maart 2021 heeft een gesprek met de werknemer en de locatiemanager, de teamleider zorg en de HR adviseur van de werkgever plaatsgevonden. In dit gesprek is besproken dat in de periode van 1 juni 2020 tot 1 februari 2021 (te) veel Oxycodon zou zijn uitgegeven onder de naam van de werknemer.
2.6.
Bij brief van 26 maart 2021 is de werknemer door de werkgever op staande voet ontslagen. De inhoud van die brief luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Misstanden
Vanaf 1 februari 2021 bent u niet langer werkzaam als Leerling Verpleegkundige en hebt u zodoende niet langer toegang tot de medicatiekast en opiatenkast, waarin medicatie en opiaten ten behoeve van de bewoners worden opgeslagen. Recent, op dinsdag 23 maart, einde van de middag, is ons duidelijk geworden dat in korte tijd aanzienlijk minder Oxycodon is verbruikt. Dit medicijn valt onder de Opiumwet. Deze fluctuatie in verbruik van Oxycodon heeft aanleiding gegeven om nader onderzoek te verrichten naar de administratie van de uitgifte van opiaten. [...] heeft dit onderzoek verricht.
Valse parafen
Uit het onderzoek naar de administratie is gebleken dat in ieder geval in de periode van 1 juni 2020 tot 1 februari 2021 opvallend veel Oxycodon door u is uitgegeven, meer dan onder de naam van andere collega’s.
Onder meer opvallend, omdat sinds 1 februari 2021 aanzienlijk minder Oxycodon is uitgegeven, terwijl de vraag daarnaar onder de bewoners niet is gewijzigd sinds 1 februari 2021. Deze bevindingen hebben aanleiding gegeven om onderzoek te doen naar de juistheid en rechtmatigheid van de uitgifte van Oxycodon onder uw naam.
Uit het onderzoek naar het paraferen van het opiatenformulier bij de uitgifte van de Oxycodon, blijkt dat steeds twee parafen zijn genoteerd. Eén paraaf (en de paraaf van u is altijd de eerste geweest op dit formulier) met uw naam en een paraaf met een naam van een collega. Uit de vergelijking van deze administratie met de werkroosters, is gebleken dat de betreffende collega — van wie de tweede paraaf op het opiatenformulier zou zijn — in veel gevallen niet werkzaam is geweest op de betreffende dag van uitgifte van de Oxycodon. Uit nader onderzoek is ons gebleken dat in vele gevallen de betreffende op het opiatenformulier genoteerde collega niet zelf de paraaf heeft geplaatst. In die betreffende gevallen bleken de parafen te zijn vervalst. (…)
Wij hebben u gevraagd naar uw reactie op het vorenstaande. U hebt toegegeven dat u herhaaldelijk, alleen — zonder een tweede daartoe bevoegde collega — Oxycodon uit de opiatenkast heeft gehaald en daartoe de parafen van collega’s op de opiatenformulieren heeft vervalst. Als reden daartoe heeft u meerdere keren aangegeven dat de uitgifte van de Oxycodon dan sneller gaat. Desgevraagd heeft u aangegeven de Oxycodon niet zelf mee naar huis te hebben genomen of zelf te hebben ingenomen. U zag de bewoonster lijden, wat maakt dat u extra Oxycodon heeft gegeven. Dit zou in lijn zijn geweest met het advies van de arts over de toegestane maximum hoeveelheid die de bewoonster toegediend mocht krijgen.
Parafen op andere dagen dan werkdagen
Verder is uit het onderzoek ook gebleken dat uw parafen terugkomen op opiatenformulieren voor de uitgifte van Oxycodon op dagen waarop u volgens het werkrooster geen werkzaamheden heeft verricht voor [werkgever] . (…)
Verzuimd te rapporteren in Medimo en het ECD
Ook is gebleken dat in veel gevallen waarin onder uw naam Oxycodon uit de opiatenkast is gehaald, dit niet is gerapporteerd in Medimo en de toediening van de Oxycodon niet is geadministreerd in het ECD van een bewoonster. Wij hebben u hiernaar gevraagd en u hebt aangegeven dat u die registratie inderdaad achterwege hebt gelaten. Op de vraag naar de reden waarom u hebt verzuimd de toediening van de Oxycodon te registreren, heeft u niet willen antwoorden.
(…)
Wij hebben aanleiding om aan te nemen dat u onder meer de hiervoor omschreven procedures en voorschriften ernstig hebt veronachtzaamd en dat u daarbij onder andere handtekeningen van collega’s heeft vervalst, valselijke informatie heeft geregistreerd en tevens hebt verzuimd om de verplichte registratie bij te houden. U hebt bewust en stelselmatig gehandeld in strijd met de voorschriften en hebt daarmee de zorg van de bewoners van [werkgever] in ernstige mate in gevaar gebracht.
U hebt misbruik gemaakt van uw positie als Leerling Verpleegkundige. U had rekening moeten houden met uw verantwoordelijkheid die uw functie met zich bracht en met de binnen [werkgever] geldende regels, die u kent. Uw gedrag is ontoelaatbaar.
Ernst van de situatie en ontslag op staande voet
Gelet op de ernst van de situatie, hebben wij besloten u, gelet op alle hiervoor genoemde feiten en (persoonlijke) omstandigheden, op staande voet te ontslaan. Wij beschouwen alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, zowel afzonderlijk doch ook als geheel, als een dringende reden voor een ontslag op staande voet in de zin van artikel 7:678 BW.
U wist en had moeten weten dat uw gedrag ontoelaatbaar is. Uw persoonlijke omstandigheden, zoals onder meer de gevolgen die dit ontslag voor u zal hebben, hebben wij afgewogen tegen de aard en de ernst van de dringende reden(en) die aan het ontslag ten grondslag liggen. Deze omstandigheden, alsmede uw reactie op het bovenstaande in het gesprek van 25 maart 2021, doen er niet aan af dat [werkgever] met onmiddellijke ingang per vandaag —26 maart 2021 — de arbeidsovereenkomst met u opzegt. Dit betekent dat per direct de loondoorbetaling stopt en u niet langer in dienst bent van [werkgever] . (…)”
2.7.
Bij brief van 7 april 2021 heeft de werknemer bezwaar gemaakt tegen het ontslag op staande voet.

3.Het verzoek van de werknemer en de reactie daarop van de werkgever

3.1.
De werknemer heeft verzocht – samengevat – bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
primair: vernietiging van het ontslag op staande voet en wedertewerkstelling van de werknemer, alsmede betaling van het salaris van € 1.930,92 bruto per maand exclusief 8 % vakantietoeslag en 8,33 % eindejaarsuitkering vanaf 26 maart 2021 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente;
subsidiair: veroordeling van de werkgever om aan de werknemer te betalen een billijke vergoeding van € 27.109,28 bruto, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van
€ 4.518,21 bruto alsmede een transitievergoeding van € 5.927,75 bruto;
meer subsidiair: voor het geval de arbeidsovereenkomst is beëindigd op 26 maart 2021 veroordeling van de werkgever om aan de werknemer een transitievergoeding van € 5.927,75 bruto te betalen;
primair, subsidiair en meer subsidiair: veroordeling van de werkgever om de melding van de werknemer bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd op grond van de Wkkgz ongedaan te maken, deugdelijke salarisspecificaties aan de werknemer af te geven alsmede veroordeling van de werkgever tot betaling van de proces- en nakosten.
3.2.
De werknemer voert ter onderbouwing van het verzoek, kort gezegd, aan dat geen sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. De werknemer heeft het middel Oxycodon enkel aan één bewoner verstrekt, waarbij hij nooit meer heeft verstrekt dan door de behandelend arts voorgeschreven. Hij was vaak als enige verantwoordelijke op de afdeling werkzaam en de werkdruk was groot. Een tweede paraaf vragen aan een collega, werkzaam op een andere afdeling, nam (te) veel tijd in beslag. Tijd die hij niet had. Daardoor heeft de werknemer zich genoodzaakt gezien een enkele keer een tweede paraaf neer te zetten van een andere collega. Het is wellicht een enkele keer voorgekomen dat de werknemer heeft getekend voor de uitgifte van Oxycodon op dagen dat hij niet werkzaam was. Dit betekent niets meer dan dat de werknemer door de drukte en zijn psychische klachten, waarvan de werkgever op de hoogte was, in de war was welke datum het was, als gevolg waarvan hij de verkeerde datum heeft ingevuld. Het is mogelijk een aantal keer gebeurd dat de werknemer het verstrekken van Oxycodon niet heeft gerapporteerd in Medimo en/of in het Elektronisch Cliënten Dossier (hierna: ECD), maar dit is dan gebeurd als gevolg van de grote drukte op de werkvloer, tijdgebrek, stress en zijn psychische klachten. De door de werkgever opgegeven aantallen worden door de werknemer betwist en de bijbehorende producties zijn door de werkgever eigenhandig opgesteld zonder dat haar conclusies door nadere stukken worden onderbouwd. De werknemer voert aan dat hij minder dan 16 keer een paraaf heeft vervalst, maar hoe vaak kan hij niet exact aangeven. Hij heeft een enkele keer een tweede paraaf neergezet. Dit betroffen vaak avonddiensten als hij als enige verantwoordelijke op de afdeling stond. De werkgever heeft de werknemer nooit gewaarschuwd dat hij de voorschriften beter moest naleven. Het had op de weg van de werkgever gelegen eerst (een aantal keer) te waarschuwen voordat zij verdergaande sancties tegen hem zou nemen. De werknemer was als Leerling Verpleegkundige werkzaam en had wellicht meer toezicht en begeleiding nodig gehad. Het gebeurt vaker bij de werkgever dat men vergeet af te tekenen in Medimo en/of ECD. De psychische klachten van de werknemer ervaarde hij niet alleen bij zijn studie. Deze klachten werkten ook door op het werk, waardoor hij mogelijk minder goed overzicht had op het werk en het snel teveel werd voor hem. Zijn behandelend GZ-psycholoog verklaart ook dat hij het aannemelijk acht dat de klachten van de werknemer zijn functioneren in het werk en studie negatief beïnvloed kunnen hebben. Tot slot voert de werknemer aan dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven, omdat de werkgever al langere tijd wist, dan wel al langere tijd had kunnen weten, dat de werknemer de uitgifte van Oxycodon niet altijd goed deed en/of goed registreerde.
3.3.
De werkgever heeft geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken van de werknemer met veroordeling van de werknemer in de proceskosten. Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig. De werknemer heeft met betrekking tot de uitgifte van Oxycodon stelselmatig valse parafen van zichzelf en collega’s gezet, parafen op andere dagen dan werkdagen gezet en verzuimd de extra uitgiftes te rapporteren in de systemen Medimo en ECD. Hij heeft dat op het gesprek van 25 maart 2021 allemaal erkend. Op basis van het interne onderzoek van de werkgever is geconstateerd dat de werknemer 16 keer een handtekening van een collega heeft geplaatst die op die dag niet werkzaam was en 17 keer zijn eigen handtekening heeft gezet op een dag dat hij niet had gewerkt. Daarnaast is 54 keer niet afgetekend in het Medimo-systeem en is de extra uitgifte 55 keer niet in het ECD gezet. De werknemer was op de hoogte van de codes en de voorschriften van de werkgever die op de uitgifte van Oxycodon van toepassing zijn. Zijn gedrag is onacceptabel. Zeker binnen de zorg met kwetsbare bewoners waarbij de juiste medicatieverstrekking één van de essentialia is. Het gaat hier om een opiaat, een morfine. De werknemer heeft dit risicovolle medicijn verstrekt zonder te registreren in het ECD en Medimo met het risico dat ook andere verpleegkundigen extra Oxycodon aan de desbetreffende bewoonster zouden geven met alle gevolgen van dien voor de bewoonster die in coma zou kunnen raken bij een overdosis. De werkgever moet volledig kunnen vertrouwen op haar zorgmedewerkers, zeker waar het gaat om het zorgvuldig omgaan met het toedienen van medicatie en het naar waarheid invullen van aftekenlijsten en elektronische systemen. Op 23 maart 2021 hoorde de werkgever van vier collega’s dat zij hun paraaf op de Opiaatverantwoordingslijsten van een bewuste bewoonster niet herkenden als door hen gezet. De werkgever heeft daarnaar onderzoek gedaan en de werknemer uitgenodigd voor een gesprek op 25 maart 2021. Bij het gesprek waren de bewijsstukken voorhanden, waaronder het handmatig opgestelde overzicht van de teamleider van de werknemer en de Opiaatverantwoordingslijsten. Het tonen daarvan was niet nodig omdat de werknemer de verweten gedragingen erkende. Na dit gesprek heeft een afweging plaatsgevonden door de werkgever, waarbij ook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer zijn afgewogen, die heeft geleid tot het ontslag op staande voet bij brief van 26 maart 2021. De onverwijldheid is daarmee gegeven.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna – voor zover voor de beoordeling relevant – nader ingegaan.
4. De (voorwaardelijke) tegenverzoeken van de werkgever en de reactie daarop van de werknemer
4.1.
De werkgever heeft tijdens de mondelinge behandeling haar primaire verzoek de werknemer te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 en lid 3 BW van € 1.776,50 bruto ingetrokken nadat de werknemer een beroep had gedaan op de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 sub a BW. De werkgever heeft haar voorwaardelijk tegenverzoek gehandhaafd in die zin dat indien en voor zover het verzoek van de werknemer tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt toegewezen de werkgever, verkort samengevat, verzoekt de arbeidsovereenkomst met de werknemer op de kortst mogelijke termijn te ontbinden op grond van ernstig verwijtbaar handelen zonder toekenning van een vergoeding.
4.2.
De werknemer heeft geconcludeerd tot afwijzing van het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van de werkgever en voert, verkort samengevat, aan dat dit verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod, te weten met de arbeidsongeschiktheid van de werknemer. De werknemer heeft groot belang bij behoud van zijn baan bij de werkgever. Hij is thans volledig arbeidsongeschikt en zal pas over enkele maanden weer gefaseerd aan het werk kunnen gaan. De werkgever is verantwoordelijk voor het feit dat de werknemer volledig is ingestort na het onterecht gegeven ontslag op staande voet. Zij dient de werknemer te laten re-integreren in zijn werkzaamheden.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna – voor zover voor de beoordeling relevant – nader ingegaan.

5.De beoordeling

in de zaak van het verzoek van de werknemer

het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet, wedertewerkstelling en loondoorbetaling
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het op 26 maart 2021 door de werkgever aan de werknemer gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
5.2.
Een werkgever is bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden (artikel 7:677 lid 1 BW). Partijen verschillen van mening over de vraag of sprake is van een dringende reden. Volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen voor een ontslag op staande voet beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt en verder onder meer de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden van de werknemer tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen in dit geval bij de werkgever.
5.3.
De werkgever heeft als dringende reden voor het ontslag op staande voet gesteld – kort en zakelijk weergegeven – dat de werknemer met betrekking tot de uitgifte van Oxycodon stelselmatig valse parafen van zichzelf en collega’s heeft gezet, parafen op andere dagen dan werkdagen heeft gezet en heeft verzuimd de extra uitgiftes te rapporteren in de systemen Medimo en ECD. In de ontslagbrief van 26 maart 2021 is dit verwoord onder de kopjes “valse parafen”, “parafen op andere dagen dan werkdagen” en “verzuimd te rapporteren in Medimo en het ECD”.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet rechtsgeldig gegeven. Daarover wordt het volgende overwogen. Tussen partijen is tijdens de mondelinge behandeling komen vast te staan dat de werknemer op de hoogte was van de instructies, voorschriften en codes omtrent het uitschrijven van risicovolle medicatie en dat in dit geval voor het uitschrijven van Oxycodon voor de betreffende bewoonster een dubbele controle, dat wil zeggen een tweede paraaf was vereist. De werknemer was er desgevraagd ook van op de hoogte dat Oxycodon op lijst I van de Opiumwet staat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de werknemer nogmaals bevestigd dat hij parafen van collega’s heeft vervalst, en dat het gewoon zo ging op een gegeven moment en hij het liever niet had gedaan, en toen heeft gedacht volgende keer kan ook wel en dat hij er nooit aan heeft gedacht dat het uit de hand liep. Daarmee heeft de werknemer naar het oordeel van de kantonrechter te kennen gegeven zich wel degelijk bewust te zijn geweest van wat hij in strijd met de instructies, voorschriften en codes omtrent het uitschrijven van risicovolle medicatie deed. Dat er sprake zou zijn geweest van drukte of tijdgebrek moge zo zijn, maar dit kan op geen enkele wijze een rechtvaardiging opleveren om de tweede paraaf van een collega te vervalsen. De werknemer heeft door zo te handelen niet alleen een risico doen ontstaan voor de gezondheid van de desbetreffende bewoonster nu hij – in zijn bewoordingen – een aantal keer de uitgifte van Oxycodon ook niet heeft gerapporteerd in Medimo en/of het ECD, maar ook hadden de collega’s wiens parafen valselijk zijn gezet op de Opiaatverantwoordingslijsten onterecht aangesproken kunnen worden in het geval er iets misgegaan zou zijn. Met de werkgever is de kantonrechter van oordeel dat zij er volledig op moet kunnen vertrouwen dat haar zorgmedewerkers op de juiste wijze omgaan met de verstrekking en registratie van risicovolle medicatie. Zij dragen hierin een eigen verantwoordelijkheid.
5.5.
De werknemer heeft nog een beroep gedaan op zijn psychische klachten, maar dat de werknemer een en ander heeft gedaan onder invloed van zijn psychische klachten is niet aannemelijk geworden. Het kan in ieder geval niet worden afgeleid uit de verklaring van de psycholoog. Deze doet enkel een verder niet onderbouwde aanname dat de klachten van de werknemer zijn functioneren in het werk en studie negatief beïnvloed kunnen hebben, zonder nader te concretiseren op welke wijze dit dan zou hebben plaatsgevonden. De werknemer heeft verder de door de werkgever opgegeven aantallen betwist. De teamleider van de werkgever heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij het rooster en de meldingen in het ECD naast de Opiaatverantwoordingslijsten heeft gelegd op basis waarvan zij haar conclusies heeft getrokken. De kantonrechter heeft geen reden om hieraan te twijfelen, maar zelfs als de aantallen minder zouden zijn geweest, doet dat niets af aan de ernst van de handelswijze van de werknemer voor wat betreft het vervalsen van parafen van vier collega’s en het een aantal keer niet rapporteren van verstrekte risicovolle medicatie in Medimo en/of het ECD van de betreffende bewoonster. Ook het enkele feit dat weleens vaker wordt vergeten af te tekenen in Medimo en/of het ECD dan wel het feit dat er soms maar 1 paraaf op de Opiaatverantwoordingslijst staat vermeld, zoals tijdens de mondelinge behandeling besproken, doet hier niet aan af, omdat dit iets heel anders is dan het vervalsen van een paraaf van een collega. In dat kader kan het de werkgever ook niet worden verweten dat zij de werknemer niet heeft gewaarschuwd dat hij de voorschriften beter moest naleven, omdat het juist de werknemer is geweest die door het valselijk plaatsen van een tweede paraaf van een collega niet transparant heeft gehandeld en op die wijze toezicht door de werkgever onmogelijk heeft gemaakt.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat het in de ontslagbrief van 26 maart 2021 van de werkgever medegedeelde en in deze procedure vaststaande feitencomplex met betrekking tot de valse parafen en het verzuim te rapporteren in Medimo en het ECD, in onderling verband en samenhang bezien, op zichzelf kan worden beschouwd als een dringende reden, die ten gevolge heeft dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Naar het oordeel van de kantonrechter is ook voldaan aan het vereiste van onverwijldheid. De werkgever heeft na ontdekking op 23 maart 2021 van aanzienlijk minder Oxycodon verbruik en na de melding diezelfde dag van vier collega’s aan de teamleider dat zij hun paraaf niet herkenden op de Opiaatverantwoordingslijst voortvarend gehandeld door dit direct te onderzoeken, werknemer na dit onderzoek op 25 maart 2021 uit te nodigen voor een hoor-wederhoor gesprek en hem vervolgens de volgende dag bij brief te ontslaan. Het aan de werknemer gegeven ontslag op staande voet is dus rechtsgeldig, zodat het primaire verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet, wedertewerkstelling en loondoorbetaling wordt afgewezen.
het verzoek tot toekennen van een billijke vergoeding, vergoeding wegens onregelmatige opzegging en transitievergoeding
5.7.
Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal het verzoek van de werknemer om toekenning van die billijke vergoeding worden afgewezen. Daarnaast staat vast dat de werkgever de arbeidsovereenkomst met de werknemer onverwijld heeft opgezegd en dat zij daartoe bevoegd was, zodat het toekennen van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging op grond van artikel 7:672 lid 11 BW eveneens niet aan de orde is. Tot slot is hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Immers, die feiten en omstandigheden zijn van dien aard dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van de werknemer dat als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Dat betekent dat ook het subsidiaire en meer subsidiaire verzoek om toekenning van de transitievergoeding op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c BW wordt afgewezen.
verzoek tot ongedaanmaking van de melding bij de inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en verzoek tot afgifte van deugdelijke salarisspecificaties
5.8.
Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal het verzoek van de werknemer tot ongedaanmaking van de melding bij de inspectie Gezondheidszorg en Jeugd worden afgewezen. Met betrekking tot het verzoek tot de afgifte van deugdelijke salarisspecificaties heeft de werkgever erop gewezen dat al een salarisspecificatie inclusief eindafrekening is verstrekt (productie 2 bij verweerschrift). De werknemer heeft dit niet meer weersproken, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat hieraan is voldaan, en het verzoek van de werknemer kan worden afgewezen.
in de zaak van het voorwaardelijk tegenverzoek
5.9.
De werkgever heeft het voorwaardelijk tegenverzoek ingediend uitsluitend voor het geval dat vast zou komen te staan dat het ontslag op staande voet vernietigd moet worden.
Die voorwaarde is niet vervuld. Aan een beoordeling van het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van de werkgever wordt dus niet toegekomen.
in de zaak van het verzoek en het voorwaardelijk tegenverzoek van de werkgever
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de werknemer, omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek van de werknemer
6.1.
wijst de verzoeken af;
in de zaak van het voorwaardelijk tegenverzoek van de werkgever
6.2.
verstaat dat de voorwaarde waaronder het tegenverzoek is ingediend niet is vervuld;
6.3.
verklaart de werkgever niet ontvankelijk in haar tegenverzoek;
in de zaak van het verzoek van de werknemer en het voorwaardelijk tegenverzoek van de werkgever
6.4.
veroordeelt de werknemer tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de werkgever tot en met vandaag vaststelt op € 747,00 aan gemachtigdensalaris, een en ander onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde btw;
6.5.
verklaart deze beschikking ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. S.M. de Bruijn en uitgesproken ter openbare zitting van 31 augustus 2021.