Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 augustus 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak vordert eiser, [eiser], betaling van zijn legitieme portie uit de nalatenschap van zijn grootmoeder, die op 16 oktober 2013 is overleden. De grootmoeder had bij testament haar zoon, [gedaagde], benoemd tot enige erfgenaam en executeur, waardoor de dochters, waaronder de moeder van eiser, onterfd zijn. Eiser, als kleinzoon, heeft recht op een legitieme portie, die in Nederland nooit volledig kan worden ontnomen. De legitieme portie van eiser is vastgesteld op 1/12e deel van de legitimaire massa, die is berekend op basis van eerdere uitspraken van het gerechtshof.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de legitimaire massa, zoals eerder bepaald in een arrest van 14 mei 2019, € 361.694,17 bedraagt. Eiser stelt echter dat de belastingdienst een hoger bedrag heeft vastgesteld voor de legitieme portie van zijn tante, die ook een deel van de nalatenschap claimt. De rechtbank oordeelt dat eiser niet gebonden is aan het arrest van het hof, maar dat de hoogte van de legitieme portie van eiser € 30.141,18 bedraagt, zoals eerder vastgesteld in het arrest. De rechtbank wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 september 2019.
De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.C. Bordes op 20 oktober 2021.