ECLI:NL:RBDHA:2021:1319

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
19 februari 2021
Zaaknummer
C/09/586190 / FA RK 19-9835
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van vaderschap en ontkenning van juridisch vaderschap in een complexe afstammingszaak met betrekking tot minderjarigen

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 16 februari 2021, wordt een verzoek behandeld met betrekking tot de afstamming en voogdij van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De zaak is ontstaan na het overlijden van de moeder, die de juridische vader van de kinderen ontkent als hun biologische vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de juridische vader, [naam 2], niet de biologische vader is, en dat [naam 3], de biologische vader, is vastgesteld door middel van DNA-onderzoek. De rechtbank heeft het verzoek van de bijzondere curator om het vaderschap van [naam 2] te ontkennen en het vaderschap van [naam 3] vast te stellen, gegrond verklaard. Tevens is er een verzoek gedaan om de geslachtsnamen van de kinderen te wijzigen in [geslachtsnaam 1] en [geslachtsnaam 2]. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek te verrichten naar de leefsituatie van de biologische vader in Duitsland, alvorens een beslissing te nemen over het gezag en de voogdij over de kinderen. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 15 mei 2021, waarbij de Raad zijn rapport en advies moet indienen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 19-9835 en FA RK 20-3164 (afstamming) en FA RK 20-4533 (voogdij/gezag)
Zaaknummer: C/09/586190 en C/09/593174 (afstamming) en C/09/596054 (voogdij/gezag)
Datum beschikking: 16 februari 2021
Afstamming / voogdij (art. 1:253g BW) / gezag
Beschikking:
I.
op het op 18 december 2019 ingekomen verzoek van:
wijlen [naam 1] ,
de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. H.H.R. Bruggeman te Leiderdorp.
waarbij als belanghebbenden worden aangemerkt:
[naam 2] ,
de juridische vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
[naam 3] ,
de biologische vader,
wonende te [woonplaats 2] , Duitsland,
advocaat: mr. C.A.F. Visser te Wormerveer, gemeente Zaanstad.
[gecertificeerde instelling],
de gecertificeerde instelling/de voogdes.
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2018 te [geboorteplaats 1] ,
de minderjarige, hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
in rechte vertegenwoordigd door [bijzondere curator] advocaat te [plaats] ,
in de hoedanigheid van bijzondere curator,
op het op 18 mei 2020 ingekomen verzoek van:
[gecertificeerde instelling],
de gecertificeerde instelling/de voogdes.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[naam 2],
de juridisch vader,
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats,
[naam 3] ,
de biologische vader,
wonende te [woonplaats 2] , Duitsland,
advocaat: mr. C.A.F. Visser te Wormerveer, gemeente Zaanstad.
en
de minderjarige
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedatum 2] 2020 te [geboorteplaats 1]
de minderjarige, hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,
in rechte vertegenwoordigd door [bijzondere curator] advocaat te [plaats] ,
in de hoedanigheid van bijzondere curator,
op het op 3 juli 2020 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio [regio],
hierna: de Raad.
waarbij als belanghebbenden worden aangemerkt:
[naam 2] ,
de juridisch vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
[naam 3] ,
de biologische vader,
wonende te [woonplaats 2] , Duitsland,
advocaat: mr. C.A.F. Visser te Wormerveer, gemeente Zaanstad.
[gecertificeerde instelling],,
de (voorlopige) voogdes.
op het op 15 juli 2020 ingekomen (zelfstandig tegen) verzoek(in zaaknummer 09/586190) van:
[naam 3] ,
de biologische vader,
wonende te [woonplaats 2] , Duitsland,
advocaat: mr. C.A.F. Visser te Wormerveer, gemeente Zaanstad.
waarbij als belanghebbende wordt aangemerkt:
[gecertificeerde instelling],
[gecertificeerde instelling]
de beoogd voogdes.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder
inzake C/09/586190 / FA RK 19-9835:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het F9-formulier van 21 januari 2020, met bijlage, van de zijde van de moeder;
- het verslag van de bijzondere curator;
- het F4-formulier van 26 maart 2020 van de zijde van de moeder;
- de brief van 6 april 2020, met bijlage, van de zijde van de moeder;
- het aanvullend verslag van de bijzondere curator;
- het verweerschrift tevens tegenverzoeken van [naam 3] , hierna: de biologische vader;
inzake C/09/593174/ FA RK 20-3164:
- het verzoekschrift met bijlagen;
inzake C/09/596054 / FA RK 20-4533:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • een brief van 17 juli 2020 van de Raad.
Op 11 januari 2020 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank via een videoverbinding behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de advocaat van de moeder;
  • de bijzondere curator;
  • de biologische vader met zijn advocaat en vergezeld van een tolk in de Eritrese taal;
  • de Raad in de persoon van [medewerker RvdK] ;
  • [gecertificeerde instelling] in de persoon van [naam 4] .
De juridische vader is door de rechtbank -om redenen die hierna zullen worden weergegeven- niet opgeroepen.
Feiten
- De moeder en de man zijn op [datum huwelijk] 2007 te [huwelijksplaats] , Eritrea op traditionele wijze met elkaar gehuwd. [voornaam minderjarige 1] is tijdens dit huwelijk geboren.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 23 januari 2020 is [bijzondere curator] voornoemd benoemd tot bijzondere curator teneinde [voornaam minderjarige 1] ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek te vertegenwoordigen.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 22 juni 2020 is [bijzondere curator] voornoemd benoemd tot bijzondere curator teneinde [voornaam minderjarige 2] ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek te vertegenwoordigen.
- Tijdens het huwelijk met de juridische vader is
op [geboortedatum 1] 2018 te Leiden geboren: [minderjarige 1] , en
op [geboortedatum 2] 2020 te Leiden : [minderjarige 2] .
- Op [datum overlijden] 2020 is de moeder overleden.
- Sinds 3 april 2020 is de (voorlopige) voogdes belast met de voogdij over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
- Uit een rapport van 25 juni 2020 van een door [centrum] verrichte DNA-test blijkt dat [naam 3] geboren op [geboortedatum 3] 1997 te [geboorteplaats 2] , Eritrea, de biologische vader is van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
- Blijkens de registratie in de basisregistratie personen (brp) heeft de moeder een onbekende nationaliteit. De moeder had de Eritrese nationaliteit.
- [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben eveneens een onbekende nationaliteit.
- De juridische vader heeft (vermoedelijk) de Eritrese nationaliteit.
- De biologische vader heeft de Eritrese nationaliteit
Verzoeken en verweren
Verzoek van de moeder
Het verzoekschrift van de moeder strekt tot gegrondverklaring van de ontkenning door de moeder van het vaderschap van de man over [voornaam minderjarige 1] en de op dat moment nog niet geboren [voornaam minderjarige 2] , een en ander met uitvoerbaar bij voorraad verklaring. De moeder heeft daartoe aangevoerd dat de juridische vader niet de biologische vader van de minderjarigen is.
Verzoek van [gecertificeerde instelling]
heeft verzocht om op grond van artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek een bijzondere curator te benoemen ten behoeve van [voornaam minderjarige 2] . Op dit verzoek is door de rechtbank op 22 juni 2020 beslist in die zin dat [bijzondere curator] ook ten behoeve van [voornaam minderjarige 2] tot bijzondere curator is benoemd. De behandeling van het verzoek is pro forma aangehouden in afwachting van het verslag van de bijzondere curator.
Verzoek van de bijzondere curator
De bijzondere curator heeft op 12 maart 2020 zelfstandig verzocht:
- [naam 3] als belanghebbende aan te merken, een DNA-onderzoek te bevelen naar de verwantschap tussen hem en [voornaam minderjarige 1] en te bepalen dat de griffier de kosten voorschiet;
- en, indien na DNA-onderzoek blijkt dat [naam 3] de biologische vader van [voornaam minderjarige 1] is, ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] uit te spreken de ontkenning van het vaderschap is van de juridische vader.
Op 8 juli 2020 heeft de bijzondere curator zelfstandig verzocht:
- de ontkenning van het vaderschap van de juridische vader over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] uit te spreken;
- vast te stellen het vaderschap van [naam 3] ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De bijzondere curator heeft daartoe aangevoerd dat -zoals na DNA-onderzoek is gebleken- niet de juridische vader maar [naam 3] de biologische vader van beide kinderen is.
Verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming
De Raad heeft op 1 juli 2020 verzocht om [gecertificeerde instelling] (thans de (voorlopige) voogdes van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ) tot voogd over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te benoemen, zulks omdat -nu de moeder is overleden en het bestaan of de verblijfplaats van de juridische vader onbekend is- het gezag over de beide kinderen ontbreekt.
Subsidiair heeft de Raad verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] uit te spreken en een machtiging te verlenen om beide kinderen uit huis te plaatsen in een gezinsvervangende omgeving.
Verzoek van de biologische vader
De biologische vader heeft op 15 juli 2020 -nu na DNA-onderzoek vast staat dat hij de
biologische vader van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] is- zelfstandig verzocht:
- de verzoeken van de moeder en de bijzondere curator tot ontkenning van het vaderschap van de man over beide kinderen gegrond te verklaren;
- onder opschortende voorwaarde dat de beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap ten aanzien van beide kinderen in kracht van gewijsde is gegaan- aan hem vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van beide kinderen;
- onder opschortende voorwaarde dat de beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap ten aanzien van beide kinderen in kracht van gewijsde is gegaan- hem te belasten met het gezag over beide kinderen;
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gmeente] te gelasten de geslachtsnamen van beide kinderen te wijzigen zodat [voornaam minderjarige 1] de geslachtsnaam [geslachtsnaam 1] krijgt en [voornaam minderjarige 2] de geslachtsnaam [geslachtsnaam 2] ;
subsidiair:
- vast te stellen dat hij verklaart dat [voornaam minderjarige 1] de geslachtsnaam [geslachtsnaam 1] zal hebben en [voornaam minderjarige 2] de geslachtsnaam [geslachtsnaam 2] ,
het voorgaande voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Beoordeling
Ontkenning vaderschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de moeder in Nederland woonachtig was en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in Nederland hun gewone verblijfplaats hebben, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek van de moeder kennis te nemen.
De rechtbank houdt het er, op grond van de stukken in het dossier, voor dat de juridische vader Eritreese nationaliteit heeft. De moeder had ook de Eritrese nationaliteit maar had ten tijde van de geboorte van de kinderen de verblijfsstatus “asiel onbepaalde tijd” zodat op grond van artikel 10:17 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt aangeknoopt bij de woonplaats van de moeder, zijnde Nederland, in plaats van het recht van haar nationaliteit. De man en de moeder hadden derhalve geen gemeenschappelijke nationaliteit en ook geen gemeenschappelijke gewone verblijfplaats. Ingevolge artikel 10:93 in samenhang gelezen met artikel 10:92 BW, past de rechtbank daarom Nederlands recht toe op het verzoek, zijnde het recht van de gewone verblijfplaats van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:200 BW kan het vaderschap op de grond dat de juridische vader niet de biologische vader is van het kind worden ontkend door de vader of de moeder van het kind en door het kind zelf. De moeder dient haar verzoek binnen een jaar na de geboorte van het kind in te dienen. Het kind kan zijn verzoek indienen binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn vader is. Als het kind gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit, kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarige is geworden, worden ingediend.
Nu de moeder haar verzoek niet binnen een jaar na de geboorte van [voornaam minderjarige 1] heeft ingediend kan zij niet in haar verzoek ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] worden ontvangen.
Daar de moeder haar verzoek ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] heeft gedaan op het moment dat [voornaam minderjarige 2] nog niet geboren was, en de moeder kort na de geboorte van [voornaam minderjarige 2] is overleden, zal de rechtbank aangezien de bijzondere curator namens beide kinderen een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man heeft ingediend en zij in het verzoek ten aanzien van beide kinderen kan worden ontvangen, op dat verzoek beslissen.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de bijzondere curator kan worden toegewezen en onderbouwt dit oordeel als volgt.
De moeder is in 2012 alleen, althans buiten aanwezigheid van de juridische vader, Nederland ingereisd om hier een asielverzoek in te dienen. Aan de moeder is vervolgens asiel voor onbepaalde tijd verleend. De man is nimmer in Nederland geweest. De moeder heeft in het door haar ingediende verzoekschrift gesteld dat de man in 2008 spoorloos is verdwenen en dat zij sindsdien geen persoonlijk contact meer met de man heeft gehad, zodat de man onmogelijk de verwekker van de beide kinderen kan zijn.
De moeder wilde om die reden dat de man als juridische vader van de geboorteakte van [voornaam minderjarige 1] zou worden verwijderd en dat hij ook niet als vader op de geboorteakte van de toen nog niet geboren [voornaam minderjarige 2] (waarvan zij bij indiening van haar verzoekschrift zwanger was) zou worden vermeld. De moeder was er van overtuigd dat [naam 3] de verwekker van haar beide kinderen is.
Inmiddels is door middel van DNA-onderzoek komen vast te staan dat de juridische vader niet de biologische vader van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] is.
De rechtbank wijst het verzoek van de bijzondere curator toe nu de juridische vader niet de biologische vader van de beide kinderen is en niet is gebleken dat de man toestemming heeft gegeven tot een daad die de verwekking van de kinderen tot gevolg kan hebben gehad.
Vervangende toestemming tot erkenning / Vaststelling van het vaderschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in Nederland hun gewone verblijfplaats hebben, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek van de moeder kennis te nemen.
Ingevolge artikel 10:97 BW past de rechtbank Nederlands recht toe op het verzoek, zijnde het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de beide kinderen.
Ingevolge artikel 1:207, lid 1 BW kan een kind de rechtbank verzoeken het ouderschap van een persoon vast te stellen op de grond dat deze persoon de verwekker is van het kind
Uit het overgelegde rapport van DNA-onderzoek blijkt dat met meer dan 99,999% zekerheid is aangetoond dat [naam 3] de verwekker is van de minderjarige.
Nu van bezwaren als bedoeld in artikel 1:207, lid 2 BW niet is gebleken zal de rechtbank het verzoek toewijzen. De rechtbank merkt daarbij op dat het vaderschap niet eerder kan worden vastgesteld dan nadat de beslissing tot ontkenning van het vaderschap van de juridische vader kracht van gewijsde heeft.
Daar de rechtbank het vaderschap van de biologische vader [naam 3] gerechtelijke zal vaststellen, en de vaststelling van het vaderschap verder strekt dan een erkenning, heeft de biologische vader geen belang meer bij zijn verzoek tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor de erkenning van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Dit door de biologische vader gedane verzoek wordt derhalve afgewezen.
Verklaring geslachtsnaam
Ingevolge artikel 1:5, tweede lid, BW houdt een kind, indien het door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de man, wiens vaderschap is vastgesteld, ter gelegenheid van de vaststelling gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben. Nu de moeder de Eritrese nationaliteit had, hebben [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] vanaf hun geboorte ook de Eritrese nationaliteit. De kinderen hebben een verblijfstitel “asiel bepaalde tijd”. Dit betekent dat op de naam van de beide kinderen -op grond van artikel 10:19 BW- het Eritrese recht van toepassing is.
Ingevolge Eritrees recht is geen sprake van een geslachtsnaam maar van een namenreeks. Uit de geboorteakte van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] blijkt dat zij thans een namenreeks hebben. Naar Eritrees recht is sprake van een namenreeks van een wettig kind (waarvan na vaststelling van het vaderschap sprake is), met een voornaam (roepnaam), gevolgd door de naam van de vader en de naam van de grootvader. In plaats van de naam van de grootvader kunnen de ouders ook kiezen voor een familienaam (artikel 31 van het Eritrese Burgerlijk Wetboek).
De biologische vader heeft verzocht te bepalen dat de kinderen voortaan [geslachtsnaam 1] en [geslachtsnaam 2] zullen heten. Ervan uitgaande dat de naam van de man ( [naam 3] ) overeenkomstig Eritrees recht bestaat uit zijn eigen naam ( [eigen naam] ), de naam van zijn vader ( [naam vader] ), gaat de rechtbank ervanuit dat de tenaamstelling zoals wordt verzocht op grond van het Eritrese recht juist is. Daarmee is het verzoek van de biologische vader voor toewijzing vatbaar en zal de rechtbank beslissen als na te melden.
Beëindiging taak bijzondere curator
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Voogdij / Gezag
De Raad heeft (primair) verzocht om [gecertificeerde instelling] tot voogdes over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te benoemen. De grondslag voor dit verzoek is gelegen in artikel 1:253 g BW (het overlijden van de moeder met gezag) en 1:253q in samenhang gelezen met 1:253r BW (afwezigheid van de andere gezaghebbende ouder), waardoor het de beide kinderen aan ouderlijk gezag ontbreekt en daarin op grond van 1:295 BW dient te worden voorzien.
[naam 3] heeft verzocht om hem te belasten met het gezag over de beiden kinderen, zulks zodra gerechtelijk zijn vaderschap over de kinderen is vastgesteld, en de uitspraak van de rechtbank onherroepelijk is.
Zoals hiervoor beschreven zal de ontkenning van het vaderschap van [naam 2] door de rechtbank gegrond wordt verklaard en de vaststelling van het vaderschap van [naam 3] worden uitgesproken. [naam 3] zal daardoor de status van juridische ouder van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verkrijgen.
Op grond van artikel 1:253g BW dient de rechtbank op verzoek van de Raad, de overlevende ouder of ambtshalve te bepalen of de overlevende ouder of een derde met het gezag over de kinderen wordt belast. Het verzoek van de overlevende ouder kan slechts worden afgewezen, indien de rechter oordeelt dat het belang van de kinderen zich tegen inwilliging verzet.
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat een onderzoek door de Raad, zo nodig door middel van inschakeling van een daartoe bevoegde instantie in Duitsland, naar de leefsituatie en de opvoedcapaciteit van de biologische vader geïndiceerd is, zulks teneinde duidelijkheid te verkrijgen of het in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] is dat de biologische vader belast wordt met het gezag over de kinderen, in plaats van [gecertificeerde instelling] die thans belast is met de voorlopige voogdij over de beide kinderen. Vervolgens, wanneer dit het geval is, of de biologische vader daarbij hulp behoeft en zo ja, of die hulp in zijn woonomgeving (Duitsland) geboden kan worden.
In afwachting van rapportage en advies van de Raad zal de rechtbank de behandeling ten aanzien van het gezag, dan wel de voogdij, over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] pro forma aanhouden als hierna vermeld.
Beslissing (op de verzoeken C/09/586190 / FA RK 19-9835, C/09/593174 / FA RK 20-3164, C/09/596054 / FA RK 20-4533)
De rechtbank:
verklaart gegrond het verzoek van de bijzondere curator:
tot ontkenning van het vaderschap van [naam 2] , geboren te [geboorteplaats 3] , Eritrea, op [geboortedatum 4] 1989, ten aanzien van de minderjarigen:
-[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2018 te [geboorteplaats 1] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2020 te [geboorteplaats 1] ,
uit:
[naam 1] , geboren op [geboortedatum 5] 1989 te [geboorteplaats 3] , Eritrea;
stelt, vast het vaderschap van:
[naam 3] , geboren op [geboortedatum 3] 1997 te [geboorteplaats 4] , Eritrea,
over:
-[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2018 te [geboorteplaats 1] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2020 te [geboorteplaats 1] ,
beiden uit: [naam 1] , geboren op [geboortedatum 5] 1989 te [geboorteplaats 3] , Eritrea,
echter zulks niet eerder dan nadat de beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap kracht van gewijsde heeft verkregen;
bepaalt dat de naam van elk van de minderjarigen vanaf het moment dat de vaststelling van het vaderschap kracht van gewijsde heeft verkrijgen zal luiden:
[geslachtsnaam 1] , respectievelijk: [geslachtsnaam 2] ;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator in deze procedures als beëindigd.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen; de Raad kan daartoe telefonisch een eerste afspraak maken met de biologische vader, die te bereiken is op het volgende telefoonnummer: [telefoonnummer] (advocaat biologische vader).
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot
15 mei 2021 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat de behandeling ter terechtzitting, na ontvangst van het rapport en advies, zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum en tijdstip in aanwezigheid van de Raad voor de Kinderbescherming;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van het gezag/de voogdijaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Koper, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 februari 2021.