ECLI:NL:RBDHA:2021:13196

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
C/09/595240 / HA ZA 20-625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een lening en bestuurdersaansprakelijkheid in vastgoedproject

In deze zaak heeft Plink Beheer B.V. een vordering ingesteld tegen Creatie I B.V. voor de terugbetaling van een lening van € 494.000, die in 2007 was verstrekt voor een vastgoedproject. De lening was opeisbaar na afronding van het project, en Plink Beheer stelde dat Creatie I in betalingsmoeilijkheden verkeerde. De rechtbank oordeelde dat de vordering niet was verjaard, omdat deze was gebaseerd op de afronding van het vastgoedproject, dat in 2017 was verkocht. De rechtbank wees de vordering tot terugbetaling toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Daarnaast werd de vordering tot bestuurdersaansprakelijkheid afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een valse voorstelling van zaken en dat het gebruikelijk is om vastgoedprojecten in een aparte vennootschap onder te brengen. De risico's waren verdisconteerd in de hoge rente van de lening. Artikel 2:248 BW, dat bestuurdersaansprakelijkheid regelt, was niet van toepassing omdat Creatie I niet failliet was. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

De uitspraak werd gedaan door mr. A.C. Bordes op 20 oktober 2021, en de beslissing werd openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/595240 / HA ZA 20-625
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 20 oktober 2021
in de zaak van
PLINK BEHEER B.V.te Den Haag,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E. de Jongh te Den Haag,
tegen

1.CREATIE I B.V., te Den Haag,

2.
[gedaagde 2], te [plaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A.A.M. Knol te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk Plink Beheer, Creatie I en [gedaagde 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
In het procesdossier zitten de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 15 april 2020 met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • het tussenvonnis van 9 juni 2020, waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de ambtshalve beschikking van 25 juni 2021, waarin een datum voor de mondelinge behandeling is bepaald;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 20 oktober 2021. Verschenen zijn M. Plink, gemachtigde van Plink Beheer, bijgestaan door de advocaat voornoemd en [gedaagde 2] voor zich en in zijn functie van statutair bestuurder van Creatie I, vergezeld van [X] en bijgestaan door de advocaat voornoemd.
1.2.
Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Van het verhandelde ter zitting is apart proces-verbaal opgemaakt.

2.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
2.1.
veroordeelt Creatie I tot betaling aan Plink Beheer van een bedrag van € 494.000, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2020 tot aan de dag dat het bedrag volledig is betaald;
2.2.
veroordeelt Creatie I tot betaling van een bedrag van € 6.775 aan buitengerechtelijke incassokosten;
2.3.
verklaart de veroordelingen onder 2.1. en 2.2. uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
2.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
2.6.
heft op de door Plink Beheer ten laste van [gedaagde 2] gelegde beslagen en veroordeelt Plink Beheer tot het verrichten van de uitvoeringshandelingen die nodig zijn om deze opheffing effectief te doen zijn;
2.7.
verklaart het bepaalde onder 2.6. uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
2.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.

3.De beoordeling

in conventie

Inleiding
3.1.
Plink Beheer en Creatie I hebben in 2007 een overeenkomst van geldlening gesloten op basis waarvan Plink Beheer aan Creatie I een bedrag van € 494.000 heeft geleend. Het geld was bestemd voor een vastgoedproject in Den Haag. In de overeenkomst van geldlening is opgenomen dat het project betrof de aankoop van onroerende zaken gelegen aan de [straat] te [plaats], het verhuren van de onroerende zaken tot de aanvang van de verbouwing dan wel nieuwbouw en het daarna verkopen van de ontstane objecten. Creatie I zou het geleende geld vermeerderd met een winstafhankelijke rente van maximaal 10% per jaar terugbetalen na afronding van het project.
3.2.
Naast Plink Beheer hebben anderen geld geleend aan Creatie I voor dit project. Dat is voor dit geschil tussen partijen niet van belang.
3.3.
Creatie I heeft de onroerende zaken aan de [straat] gekocht: het betrof de huisnummers 47 tot en met 53 (hierna: de panden). Creatie I heeft in dezelfde koopovereenkomst ook panden gekocht aan de [straat 2] 117 (en 119).
3.4.
Het project is niet gegaan zoals in 2007 voorzien. Zo heeft de andere eigenaar van de VVE, waartoe ook de panden behoren (hierna de andere eigenaar), de verbouwing van de panden geblokkeerd. De andere eigenaar was ook de verkoper van de panden. Creatie I heeft de panden nooit kunnen verbouwen en in 2017 verkocht en geleverd aan een derde. Inmiddels zijn ook de panden aan de [straat 2] verkocht.
3.5.
Creatie I is een procedure begonnen tegen de andere eigenaar omdat hij de verbouwing van de panden had tegen gehouden en zij heeft van hem daarvoor een schadevergoeding gevorderd. Zowel de rechtbank als het gerechtshof Den Haag hebben deze vordering van Creatie I afgewezen. Creatie I heeft cassatie ingesteld.
Vorderingen jegens Creatie I
Terugbetaling lening
3.6.
Plink Beheer vordert nu de terugbetaling van het geld dat hij in 2007 aan Creatie I heeft geleend. In de overeenkomst van geldlening is bepaald dat de geldlening zal worden afgelost nadat het project [straat] is afgerond. Tussen partijen is in deze procedure niet in geschil dat aan deze voorwaarde is voldaan. Dit betekent dat Creatie I inderdaad het bedrag van de lening moet terugbetalen.
3.7.
De vordering van Plink Beheer tot terugbetaling is niet verjaard, zoals Creatie I heeft betoogd.
3.8.
In de overeenkomst van geldlening is bepaald dat Plink Beheer het bedrag van de lening direct, zonder enige ingebrekestelling kan opeisen indien Creatie I in betalingsmoeilijkheden komt te verkeren. Die situatie is mogelijk in 2012 ontstaan toen Creatie I bij bijzonder beheer van haar bank werd ondergebracht. De vordering van Plink Beheer, voor zover gebaseerd op die grondslag, is dan ook mogelijk na verloop van een termijn van vijf jaar nadat die situatie is ontstaan verjaard. Dit zou betekenen dat Plink Beheer het door haar betaalde bedrag dan niet meer kan terugvorderen op grond van de omstandigheid dat het financieel niet goed gaat met Creatie I.
3.9.
De rechtbank hoeft hier echter geen oordeel over te geven. De omstandigheid dat Plink Beheer het geldbedrag niet meer zou kunnen vorderen omdat er vijf jaar zijn verlopen nadat het financieel slecht zou zijn gegaan met Creatie I betekent namelijk niet dat Plink Beheer daardoor haar geld helemaal niet meer kan terugvorderen. Plink Beheer baseert haar vordering tot betaling in deze procedure primair op nakoming van artikel 2 van de overeenkomst van geldlening: het bedrag zal in zijn geheel worden afgelost nadat het project [straat] is afgerond. Creatie I heeft de panden in 2017 verkocht en daarmee werd de hoofdsom opeisbaar. Sinds dat moment in 2017 zijn nog geen vijf jaar verlopen. De vordering op basis van dit artikel 2 is dan ook nog niet verjaard.
Uit de omstandigheid dat Creatie I de vordering van Plink Beheer tot op heden in haar financiële stukken heeft opgenomen, blijkt ook dat Creatie I er tot op heden van is uitgegaan dat zij dit bedrag op enig moment nog aan Plink Beheer moest terugbetalen.
3.10.
Nu de primaire vordering van Plink Beheer jegens Creatie I zal worden toegewezen, heeft zij geen belang meer bij de gevorderde verklaringen voor recht.
Rente en buitengerechtelijke incassokosten
3.11.
De overeenkomst van geldlening is duidelijk: Creatie I is alleen een winstafhankelijke rente verschuldigd. Op het project [straat] heeft Creatie I geen winst gemaakt. De vorderingen tot het betalen van schadevergoeding tegen de andere eigenaar zijn door rechtbank en hof afgewezen. Of deze procedure ooit nog geld zal opleveren, is onduidelijk. Dit betekent dat Creatie I op dit moment bij toewijzing van de vordering Creatie I geen contractuele rente verschuldigd is.
3.12.
Er is wel rente verschuldigd vanaf het moment dat Creatie I niet betaalt, terwijl Plink Beheer wel betaling heeft gevorderd. De omstandigheid dat in de overeenkomst van geldlening is bepaald dat de contractuele rente alleen verschuldigd is als op het project winst is gemaakt, doet hieraan niet af. Plink Beheer heeft betaling gevorderd vanaf de datum van de dagvaarding. Creatie I is niet de wettelijke handelsrente verschuldigd, omdat niet aan de voorwaarden hiervoor zoals in de wet opgenomen is voldaan. De rechtbank kan wel het mindere toewijzen. Dat is de wettelijke rente.
3.13.
Tegen de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten op het moment dat de vordering van Plink Beheer wordt toegewezen, heeft Creatie I geen verweer gevoerd. In de overeenkomst van geldlening is ook opgenomen dat Creatie I de kosten dient te vergoeden die Plink Beheer moet maken om zijn vordering betaald te krijgen. Gelet hierop is Creatie I het door Plink Beheer gevorderde bedrag verschuldigd.
Vordering jegens [gedaagde 2]
3.14.
[gedaagde 2] is niet aansprakelijk jegens Plink Beheer voor de terugbetaling van de lening.
3.15.
Creatie I is in 2007 opgericht om het project uit te voeren. De rechtbank kan in de verste verten niet zien waarom dit leidt tot aansprakelijkheid van [gedaagde 2]. Plink Beheer of haar bestuurder was als makelaar actief in de vastgoedwereld. Zij was op de hoogte van de gekozen constructie waarbij het project in een besloten vennootschap werd ondergebracht, of had daarvan op de hoogte kunnen zijn. Het is immers niet ongebruikelijk om een vastgoedproject onder te brengen in een aparte vennootschap. Natuurlijk was in 2007 niet voorzienbaar of het project een succes zou worden of niet. Maar ook dat is niet ongebruikelijk bij een vastgoedproject. Uit niets blijkt dat Plink Beheer op basis van een valse voorstelling van zaken ertoe is verleid om te investeren in een risicovol vastgoedproject. De afgesproken winstafhankelijke contractuele rente van 10% per jaar is voor de rechtbank eerder een teken dat Plink Beheer zich hiervan ook bewust was.
Als zij dit risico niet had willen lopen, had het op haar weg gelegen om een vorm van zekerheid overeen te komen.
3.16.
Ook de omstandigheid dat Creatie I de jaarrekening van 2017 te laat heeft gedeponeerd leidt niet tot aansprakelijkheid van [gedaagde 2]. Het artikel waarop Plink Beheer zich beroept voor omkering van de bewijslast, artikel 2:248 van het Burgerlijk Wetboek, is van toepassing in geval van faillissement. De curator kan hierop een beroep doen. Creatie I is niet failliet.
Ook buiten faillissement kan aansprakelijkheid van een bestuurder ontstaan als deze zich niet aan de boekhoudplicht houdt. De enkele omstandigheid dat Creatie I de jaarrekening over 2017 te laat heeft gedeponeerd, betekent echter niet dat de boekhoudplicht daarmee is geschonden. Daarvoor is meer nodig dan deze enkele omstandigheid. Plink Beheer heeft op dit punt verder niets gesteld.
3.17.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Plink Beheer nog meer verwijten gemaakt. Deze waren echter niet opgenomen in de dagvaarding en daardoor niet tijdig gemaakt. Verder betroffen dit algemene verwijten, zoals het niet oplossen van de liquiditeitsproblemen van Creatie I en een gebrek aan communicatie. Dergelijke algemene verwijten zijn onvoldoende om daarop een veroordeling op grond van bestuurdersaansprakelijkheid te baseren. Dat alle problemen bij Creatie I zijn veroorzaakt omdat één rentetermijn in 2011 zou zijn gemist, zoals de advocaat van Plink Beheer nog heeft gezegd tijdens de zitting, is niet waarschijnlijk. Er is vast veel meer gebeurd, maar daar is geen duidelijkheid over. Plink Beheer had als eiser die duidelijkheid moeten scheppen. Dat heeft ze niet gedaan.
Proceskosten
3.18.
Plink Beheer is gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
3.19.
De onder en ten laste van Creatie I gelegde beslagen worden niet opgeheven. Creatie I moet immers een bedrag aan Plink Beheer betalen.
3.20.
Plink Beheer dient de onder [gedaagde 2] gelegde beslagen wel op te heffen. De rechtbank ziet geen grond voor de handhaving ervan tegenover het door [gedaagde 2] gestelde belang bij opheffing. Het onroerend goed dient namelijk ter afwikkeling van de scheiding aan zijn ex te worden geleverd. Dit weegt zwaarder dan het belang van Plink Beheer bij handhaving op basis van een onvoldoende toegelichte vordering. Weliswaar heeft [gedaagde 2] tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat het hem niets meer uitmaakt of het beslag blijft liggen of niet, maar de rechtbank begrijpt dat dit een emotionele uitlating was, waaraan zij verder geen waarde toekent.
3.21.
In reconventie dient iedere partij zijn eigen kosten te betalen. De rechtbank heeft immers beide partijen voor een deel in het gelijk gesteld.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.C. Bordes, rechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 26 oktober 2021.
WAARVAN PROCES-VERBAAL