Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2021 in de zaak tussen
[eiser] [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Eiser was werkzaam als veiligheidswacht toen hij zich op 31 oktober 2017 ziek meldde als gevolg van depressieve klachten, paniekaanvallen en verminderd concentratievermogen. Per die datum ontving eiser een uitkering ingevolge de Ziektewet (hierna: ZW). Aanvankelijk werd deze uitkering na een jaar, volgend op de eerstejaars ZW-beoordeling, beëindigd. Nadat eiser hiertegen bezwaar had gemaakt, concludeerde de verzekeringsarts op 7 juni 2019 dat het eiser ontbrak aan duurzaam benutbare mogelijkheden in verband met te sterk wisselende mogelijkheden. Het bezwaar tegen de beëindiging van de ZW-uitkering werd op 18 juni 2019 gegrond verklaard.
Met het primaire besluit heeft verweerder geweigerd aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen omdat uit medisch en arbeidsdeskundig onderzoek is gebleken dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Verweerder heeft in het bestreden besluit die beslissing gehandhaafd. Hierbij heeft verweerder zich gebaseerd op de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts van 11 september 2020 en de bezwaararbeidsdeskundige van 29 september 2020, waarin de conclusies zijn onderschreven dat eiser op de datum in geding minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
Eiser motiveert zijn beroep niet met arbeidsdeskundige argumenten. Verweerder is bij de heroverweging van het bestreden besluit uitgegaan van een nieuw arbeidsdeskundig rapport waarin eiser nog altijd minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.