ECLI:NL:RBDHA:2021:13231

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
C/09/609188 / JE RK 21-623 en C/09/619415 / JE RK 21-2502
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Loenhoud
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige en afwijzing van verzoeken tot wijziging van zorgregeling en deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 november 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2019. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 12 mei 2022, in het kader van de ondertoezichtstelling die eerder was vastgesteld. De ouders van [minderjarige], de vader en de moeder, hebben verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, te laten vervallen en een zorgregeling vast te stellen. De kinderrechter heeft deze verzoeken afgewezen, omdat de ouders onvoldoende in staat zijn om aan de opvoedbehoeften van [minderjarige] te voldoen, gezien hun persoonlijke problematiek. De vader kampt met een cocaïneverslaving en de moeder met een depressie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] zich goed ontwikkelt bij de pleegmoeder en dat het in haar belang is om stabiliteit en duidelijkheid te bieden over haar toekomst.

Daarnaast hebben de ouders verzocht om een deskundigenonderzoek, maar ook dit verzoek is afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat er al voldoende onderzoek was gedaan en dat een nieuw onderzoek niet in het belang van [minderjarige] zou zijn. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/609188 / JE RK 21-623 en C/09/619415 / JE RK 21-2502
Datum uitspraak: 9 november 2021

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
Afwijzing verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing en vaststellen zorgregeling (ex. artikel 1:265f BW)Afwijzing verzoek tot deskundigenonderzoek
in de zaak naar aanleiding van het op 17 maart 2021 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

en
in de zaak naar aanleiding van het op 18 oktober 2021 ingekomen verzoekschrift van:

[de man] , hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats 2] [de vrouw] , hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats 1]

advocaat: mr. M.A. van de Weerd, te Den Haag,
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2019 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
ten aanzien van beide verzoekschriften:

[pleegmoeder]

de grootmoeder vaderszijde,
hierna te noemen: de pleegmoeder,
ten aanzien van verzoekschrift I: de vader en de moeder,
ten aanzien van verzoekschrift II: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 6 mei 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 12 mei 2021 tot 12 mei 2022 en de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 12 mei 2021 tot 12 november 2021. Het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 6 mei 2021;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de ouders;
  • het verweerschrift van de gecertificeerde instelling d.d. 5 november 2021;
  • de update van de gecertificeerde instelling d.d. 25 oktober 2021.
Op 9 november 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • de pleegmoeder;
  • de begeleider van de vader;
  • de begeleider van de pleegmoeder.

Feiten

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland heeft de ouders een schriftelijke aanwijzing gegeven op 5 oktober 2021. In deze schriftelijke aanwijzing is het volgende opgenomen:
  • Er is eenmaal in de maand een begeleid bezoek van 60 minuten. Dit bezoek wordt begeleid door een professional.
  • Dit bezoek is een bezoek tussen [minderjarige] en u.
  • De bezoeken worden gepland door de professionals in overleg met u als ouders.
Voor de overige feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 6 mei 2021.

Verzoeken en verweer

Verzoekschrift I
Het aangehouden deel van het verzoek van de gecertificeerde instelling strekt tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 12 mei 2022. Aan het verzoek ligt ten grondslag dat [minderjarige] zich goed ontwikkelt bij de pleegmoeder. De pleegmoeder krijgt ondersteuning voor zichzelf en de manier waarop zij het contact met de ouders van [minderjarige] kan onderhouden. In het weekend verblijft [minderjarige] in een logeergezin. Het contact met de ouders, haar halfzus, de oma moederszijde en de opa vaderszijde verloopt goed. De afgelopen periode is opnieuw de Beoordelingsboog ingezet, dit keer gericht op de situatie waarin de ouders samen de zorg voor [minderjarige] op zich zouden nemen. De ouders hebben echter meerdere afspraken afgezegd. De pleegzorg heeft daarom een aanvulling geschreven op de eerste Beoordelingsboog van de vader. Hier is (opnieuw) uitgekomen dat het perspectief van [minderjarige] niet meer bij (een van) de ouders ligt maar bij de pleegmoeder.
Verzoekschrift II
Het verzoek van de ouders strekt er primair toe de schriftelijke aanwijzing d.d. 5 oktober 2021 vervallen te verklaren en subsidiair een zorgregeling vast te stellen. Tevens heeft de advocaat van de ouders ter zitting verzocht om een NIFP onderzoek te gelasten waarin wordt gekeken naar de huidige situatie waarbij de ouders samen zijn. Aan de verzoeken ligt ten grondslag dat de schriftelijke aanwijzing onvoldoende is onderbouwd. De huidige zorgregeling vormt een grote bedreiging voor de hechtingsband tussen de ouders en [minderjarige] en is niet in haar belang. De ouders willen zodoende een regeling voorstellen waarbij zij in het weekend van vrijdagavond tot zondagochtend bij de moeder thuis omgang met [minderjarige] hebben. Ten aanzien van het verzoek tot deskundigenonderzoek wijst de advocaat op twee vergelijkbare uitspraken van het Gerechtshof Den Haag van 2 juni 2021 en 2 oktober 2021 (ECLI:NL:GHDHA:2021:2036) waarin het belang van de minderjarige zich niet verzet tegen een NIFP onderzoek naar het perspectief.
Standpunten belanghebbenden
De gecertificeerde instelling heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de ouders. In 2019 is er een NIFP onderzoek gedaan met betrekking tot de moeder. Destijds is ook aan de vader verzocht om mee te werken met het onderzoek, maar hij heeft dat toen geweigerd. Het NIFP onderzoek van de moeder is (deels) verouderd, waardoor niet het gehele onderzoek is meegenomen in het perspectiefbesluit. Daarnaast zijn de observaties in de bezoeken van de pleegzorg gebruikt en zijn er verschillende overleggen geweest. Tot slot is gebruik gemaakt van de Beoordelingsboog van de vader en is de afgelopen periode getracht dit onderzoek uit te breiden. De ouders hebben echter geweigerd om hier aan mee te werken. Gelet op het voorgaande heeft de gecertificeerde instelling voldoende gedegen onderzoek gedaan. Een NIFP onderzoek is daarom niet noodzakelijk en ook niet in het belang van [minderjarige] . De aanvaardbare termijn voor [minderjarige] is inmiddels verstreken en [minderjarige] hecht zich goed aan de pleegmoeder. Het is van belang dat er snel duidelijkheid voor haar komt over haar perspectief.
Door en namens de ouders is verklaard dat zij de wens hebben weer de volledige zorg voor [minderjarige] te dragen. De ouders willen dat er wordt toegewerkt naar thuisplaatsing en dat hier gedegen onderzoek naar wordt gedaan. De Beoordelingsboog kijkt niet naar de pedagogische vaardigheden van de ouders. De ouders hebben een aantal afspraken afgezegd omdat ze verkoudheidsklachten hadden en eerst antwoorden op hun vragen wilden krijgen. De ouders hebben aan zichzelf gewerkt. De argumenten van de gecertificeerde instelling zijn gebaseerd op oude uitspraken en bevindingen.
De pleegmoeder heeft ingestemd met het verzoek van de gecertificeerde instelling. De pleegmoeder denk dat een uitbreiding van de zorgregeling van de ouders te belastend zal zijn voor [minderjarige] .

Beoordeling

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter dat [minderjarige] al sinds zij twee maanden oud is bij de pleegmoeder verblijft en zich daar positief ontwikkelt. De ouders kampen beiden met persoonlijke problematiek. De moeder is depressief. De vader kampt met een cocaïneverslaving en heeft recent een terugval gehad. De ouders zijn hierdoor onvoldoende in staat om aan te kunnen sluiten bij de lichamelijke en emotionele opvoedbehoeften van [minderjarige] en haar een veilige en stabiele opvoedomgeving te kunnen bieden. Beide ouders hebben nog een lang hulpverleningstraject te gaan en de aanvaardbare termijn is inmiddels verstreken. [minderjarige] is gehecht aan de pleegmoeder en het is van belang dat er rust en duidelijkheid komt voor [minderjarige] over haar toekomstperspectief. De kinderrechter zal het aangehouden deel van het verzoek daarom toewijzen.
Verzoek tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing en vaststellen zorgregeling (ex. artikel 1:265f BW)
De kinderrechter stelt voorop dat de gecertificeerde instelling is overgegaan tot het vaststellen van een zorgregeling door middel van het geven van een schriftelijke aanwijzing. De gecertificeerde instelling was hiertoe bevoegd op grond van art. 1:256f van het BW. De kinderrechter is van oordeel dat het verzoek van de ouders tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing en tot vaststelling van een zorgregeling dient te worden afgewezen. De kinderrechter overweegt hierbij dat, gelet op het hiervoor overwogene, de frequentie van de bezoeken met de ouders passend is. [minderjarige] verblijft in de weekenden in een pleeggezin en heeft naast de omgangsmomenten met de ouders ook omgang met haar halfzus, de oma moederszijde en de opa vaderszijde. Een uitbreiding van de omgang met de ouders zal te belastend voor [minderjarige] zijn en is daarom niet in haar belang.
Verzoek tot deskundigenonderzoekMet betrekking tot het verzoek van de ouders tot het benoemen van een deskundige op basis van artikel 810a Rv overweegt de kinderrechter als volgt. In het verleden is naar beide ouders apart onderzoek gedaan om te kijken of [minderjarige] bij een van hen kon worden teruggeplaatst. Naast het NIFP rapport van de moeder uit 2019 en de Beoordelingsboog van de vader is er voor het perspectiefbesluit gebruik gemaakt van de observaties van de pleegzorg en zijn er verschillende overleggen geweest. De afgelopen periode is opnieuw geprobeerd om de Beoordelingsboog in te zetten om te kijken naar de huidige situatie waarin de ouders samen de zorg voor [minderjarige] op zich zouden nemen. De ouders hebben echter geweigerd om mee te werken en zijn ze meerdere afspraken niet nagekomen. De pleegzorg heeft daarom een aanvulling geschreven op de eerste Beoordelingsboog van de vader. De kinderrechter is van oordeel dat de gecertificeerde instelling hiermee voldaan heeft aan de opdracht van de kinderrechter bij beschikking d.d. 6 mei 2021 om nader onderzoek te doen of thuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader dan wel de moeder mogelijk is en de uithuisplaatsing met recente informatie te onderbouwen. Een NIFP onderzoek heeft onvoldoende toegevoegde waarde en zal opnieuw leiden tot een (langdurige) periode van onrust, onduidelijkheid en spanningen, hetgeen strijdig is met het belang van [minderjarige] . De kinderrechter zal het verzoek ex artikel 810a Rv daarom afwijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland verleende machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 12 november 2021 tot 12 mei 2022, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek van de ouders tot vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing en vaststelling van een zorgregeling;
wijst af het verzoek van de ouders tot benoeming van een deskundige op grond van artikel 810a Rv.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021 door mr. M. van Loenhoud, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 25 november 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.