ECLI:NL:RBDHA:2021:13496

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
NL20.21544
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Demirtas, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij zijn asielaanvraag op 16 december 2020 niet-ontvankelijk was verklaard. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar op 2 september 2021 trok de staatssecretaris het bestreden besluit in. Vervolgens trok de verzoeker op 16 september 2021 zijn beroep tegen het bestreden besluit in, met een verzoek om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. Op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan zonder zitting, aangezien het onderzoek ter zitting verder achterwege bleef. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, in aanwezigheid van griffier mr. S.C. Spruijt, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL20.21544
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], verzoeker v-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Demirtas), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 16 december 2020 (het bestreden besluit) waarbij zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk is verklaard.
Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 2 september 2021 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
Verzoeker heeft op 16 september 2021 het beroep tegen het bestreden besluit ingetrokken
met een gelijktijdig verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doet de voorzieningenrechter dan ook uitspraak zonder zitting.
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL20.21543, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR18340326

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.