ECLI:NL:RBDHA:2021:13511

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
AWB20.8972
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning op grond van gezinsleven

In deze zaak heeft eiseres, een Oezbeekse vrouw, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar aanvraag voor een verblijfsvergunning op grond van gezinsleven is afgewezen. De rechtbank heeft op 2 december 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, die werd behandeld in Middelburg. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank is toegewezen. De aanvraag voor de verblijfsvergunning was ingediend op 27 maart 2019, maar werd in het primaire besluit van 14 januari 2020 afgewezen. Eiseres heeft in haar beroepsgronden aangevoerd dat zij ten onrechte niet is gehoord en dat haar belangen niet voldoende zijn meegewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanvullende gronden van beroep zijn ingediend en dat verweerder gemotiveerd is ingegaan op de argumenten van eiseres in de bezwaarfase. De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen afzien van het horen van eiseres, aangezien zij voldoende gelegenheid heeft gehad om haar belangen naar voren te brengen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/8972
V-nummers: [v-nummer eiseres] en [v-nummer kind]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres,

mede namens haar minderjarige kind,
[kind]
gemachtigde: mr. M. Grigorjan,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. J. Visschers.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 2 december 2020 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 10 november 2021 te Breda. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting is het onderzoek niet gesloten, omdat er vragen zijn gerezen over het griffierecht die niet ter zitting konden worden beantwoord. De rechtbank heeft eiseres hierover bij brief van 11 november 2021 vragen gesteld. Bij brief van 17 november 2021 heeft eiseres deze vragen beantwoord. Op 25 november 2021 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt allereerst dat eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van haar beroep wegens betalingsonmacht. Ter onderbouwing van dit verzoek is meegedeeld dat eiseres geen ander inkomen dan het weekgeld van het COa [1] ontvangt. Gelet hierop wijst de rechtbank het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe.
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum eiseres] 1996 en bezit de Oezbeekse nationaliteit. Zij wenst verblijf bij haar gestelde partner, [naam referent] (referent). Op 27 maart 2019 heeft verweerder van eiseres een aanvraag ontvangen voor een verblijfsvergunning (zonder mvv), voor het verblijfsdoel familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM. [2]
3. Verweerder heeft de aanvraag in het primaire besluit van 14 januari 2020 afgewezen en die afwijzing in het bestreden besluit gehandhaafd. Alhoewel in het bestreden besluit niet langer wordt vastgehouden aan de stelling dat eiseres het gezinsleven met referent niet aannemelijk heeft gemaakt, valt de belangenafweging nog steeds in het nadeel van eiseres uit.
4. Eiseres wijst in de voorlopige gronden van beroep allereerst op wat in de bezwaarfase is aangevoerd: wat daar is gesteld dient als volledig herhaald en ingelast te worden beschouwd als gronden van beroep. Verder voert eiseres aan dat zij ten onrechte niet is gehoord. Zij is niet in de gelegenheid gesteld alle feiten en omstandigheden naar voren te brengen die noodzakelijk zijn om te komen tot een zorgvuldige heroverweging. Het belang in deze zaak is groot omdat het gaat om het uitoefenen van gezinsleven waarbij zeer kleine kinderen zijn betrokken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat er geen aanvullende gronden van beroep zijn ingediend.
6. Verweerder is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de aangevoerde argumenten van eiseres in de bezwaarfase. In beroep is niet uitgelegd waarom de motivering van verweerder in het bestreden besluit tekortschiet. Deze beroepsgrond kan dan ook niet worden beschouwd als een gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit.
7. Volgens vaste rechtspraak vormt het horen een essentieel onderdeel van de bezwaarschriftenprocedure en kan daarvan slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht worden afgezien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit.
8. Verweerder heeft kunnen afzien van het horen van eiseres en referent nu hij er terecht op heeft gewezen dat zij in bezwaar voldoende mogelijkheid hebben gehad om het bezwaar te onderbouwen met voor de belangenafweging andere of nieuwe relevante feiten en omstandigheden. Bovendien zijn zij voldoende in de gelegenheid gesteld om reeds in de aanvraagfase hun belangen en die van hun minderjarige kinderen onder de aandacht te brengen. Dat eiseres en referent kenbaar hebben gemaakt dat zij wensten te worden gehoord indien verweerder voornemens zou zijn het bezwaar ongegrond te verklaren leidt ook niet tot het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen afzien van het horen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, op 2 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan
binnen vier wekenna de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.