In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 december 2021, is de zaak aan de orde waarin een asielzoeker, geboren in 1969 met de Jordaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend op 26 april 2018. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had zijn aanvraag afgewezen op 12 augustus 2019, omdat de gestelde homoseksuele geaardheid van de eiser niet geloofwaardig werd geacht. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J. van Raak. Tijdens de zitting op 6 mei 2021 werd de zaak behandeld, waarbij ook een tolk en een buddy van eiser aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst in afwachting van een BMA-advies, dat op 4 oktober 2021 werd overgelegd. Na aanvullende informatie en reacties van beide partijen is het onderzoek op 18 november 2021 gesloten.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft dat de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig is. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris niet voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser, zoals zijn achtergrond en de moeilijkheden die hij ondervindt bij het bespreken van zijn gevoelens. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser en de ondersteunende verklaringen van derden, zoals zijn buddy, onvoldoende heeft betrokken in de beoordeling. Hierdoor ontstaat twijfel aan de juistheid van de beoordeling van de staatssecretaris. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de gestelde geaardheid van eiser en de daarmee samenhangende problemen opnieuw en integraal beoordeeld moeten worden. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496.