ECLI:NL:RBDHA:2021:13568

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
C/09/600754 / HA ZA 20-986
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en verrekening van vertragingsboete en gebreken in de oplevering

In deze civiele zaak vordert [eiseres], een aannemersbedrijf, betaling van de Gemeente Den Haag voor extra kosten die zijn ontstaan door vertragingen en meerwerk tijdens de verbouwing van panden tot woningen voor statushouders. De Gemeente had de aanneming gegund aan [eiseres] en de werkzaamheden moesten binnen een bepaalde termijn worden opgeleverd. Echter, door de ontdekking van asbest en andere vertragingen, zoals meerwerk, kon de oplevering niet op tijd plaatsvinden. De Gemeente heeft een vertragingsboete opgelegd en stelt dat er gebreken zijn die niet zijn verholpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vertraging in de oplevering deels te wijten is aan de Gemeente, omdat de aanwezigheid van asbest niet was vermeld in het bestek. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] recht heeft op extra bouwtijd en extra kosten voor de bouwplaatsvoorzieningen. De Gemeente kan een vertragingsboete verrekenen met de bedragen die zij aan [eiseres] verschuldigd is, maar de rechtbank heeft de hoogte van deze boete vastgesteld op € 60.000,00. Uiteindelijk is de Gemeente veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.720,50 aan [eiseres], vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/600754 / HA ZA 20-986
Vonnis van 8 december 2021(bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres]te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. Ch.P.A.T. van Goethem te Amsterdam,
tegen
GEMEENTE DEN HAAGte Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. N.B. de Neef te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Hoe deze procedure is verlopen, blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 oktober 2020 met producties 1-12;
  • de conclusie van antwoord met producties 1-7;
  • het tussenvonnis van 14 juli 2021;
  • de rolbeslissing van 28 juli 2021 waarbij een fysieke mondelinge behandeling is bepaald;
  • de nadere akte en akte uitlating producties van 18 oktober 2021 namens [eiseres] ;
  • de fax van 29 oktober 2021 namens [eiseres] ;
  • het bericht van de rechtbank van 2 november 2021;
  • het proces-verbaal van de op 12 november 2021 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid gekregen om fouten in het proces-verbaal te benoemen. Mr. Van Goethem heeft hiervan namens [eiseres] bij e-mail van 25 november 2021 gebruik gemaakt. De rechtbank leest het proces-verbaal met inachtneming van die opmerking.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Gemeente was eigenaar van drie gebouwen aan het [adres] (hierna: de panden). Op 9 januari 2017 heeft zij een korte onderhandse aanbestedingsprocedure uitgeschreven voor de verbouwing van de panden tot zestien woningen voor statushouders. Het bestek vermeldde dat het werk binnen 100 werkbare werkdagen moest worden opgeleverd en dat de UAV 2012 op het werk van toepassing waren.
2.2.
[eiseres] is een aannemersbedrijf dat op de aanbesteding heeft ingeschreven voor een inschrijfsom van € 1.045.700,- exclusief BTW.
2.3.
Bij brief van 23 februari 2017 heeft de Gemeente het werk aan [eiseres] gegund. De brief bevestigde dat de werkzaamheden zo snel mogelijk zouden beginnen en dat het werk uiterlijk 14 juli 2017 gereed moest zijn.
2.4.
Op 13 maart 2017 is het werk begonnen.
Asbest
2.5.
Op 17 maart 2017 heeft [eiseres] voor het eerst op asbest gelijkende materialen in een van de panden aangetroffen. Zij heeft de Gemeente daarover geïnformeerd, waarna de Gemeente een asbestonderzoek heeft laten uitvoeren; het bleek inderdaad om asbest te gaan. Daarna heeft [eiseres] nog zesmaal op asbest gelijkende materialen in de panden aangetroffen. De Gemeente heeft daarom ook op 4 april, 12 april, 24 april, 1 mei, 12 mei en 22 mei 2017 asbestonderzoek laten uitvoeren. Driemaal bleken de aangetroffen materialen geen asbest te zijn, de overige viermaal wel.
Vertraging en oplevering
2.6.
De projectmanager van de Gemeente bezocht het werk regelmatig.
2.7.
Bij e-mail van 20 september 2017 heeft projectmanager van de Gemeente onder meer het volgende geschreven aan de projectleiders van [eiseres] :
“Vanochtend [heb] ik samen met [installatie adviseur] de panden bezocht.
Ik ben van [de] voortgang van het werk en tevens [de] werkmoraal geschrokken.
(…)
Er waren geen uitvoerder en projectleider aanwezig.
Met [dit] tempo hebben wij nog een aantal ma[a]nden nodig om het werk af te hebben.
Jullie zijn op de hoogte dat de opleverdatum al [een] aantal keren is verplaatst (juli  augustus  september  oktober).
Graag wil ik zsm een afspraak plannen met de directie van [eiseres] .
Weten jullie bij wie ik moet zijn?
De werkzaamheden dienen 13 oktober gereed te zijn.”
2.8.
Bij e-mail van 21 september 2017 heeft een van de projectleiders van [eiseres] de projectleider van de Gemeente onder meer het volgende geantwoord:
“Ik snap je bezorgdheid over de oplevering.
We hebben elkaar gisteren denk ik net misgelopen.
Ik was namelijk op het [adres] maar moest om 10:45 uur weg voor controle.
Er lopen totaal 16-17 mensen op het werk.
Ik ben net langs geweest en ga er straks weer heen.”
2.9.
Bij e-mail van 22 september 2017 heeft de projectmanager van de Gemeente de projectleiders van [eiseres] onder meer het volgende geschreven:
“Over de planning, oplevering en werktempo het volgende:
• Ik merk dat er 16-17 mensen dagelijks aanwezig zijn, maar of zij, in afwezigheid van een uitvoerder/projectleider, echt aan het werk zijn, betwijfel ik.
Tijdens mijn 70 minuten durende bezoek van afgelopen woensdag (samen met [adviseur]) werd het bovengenoemde door ons waargenomen.
Waarom is er geen uitvoerder?
• Volgens mij is de coördinatie van het project zoek.
Zoals net waargenomen, er zijn met nutsbedrijven allerlei afspraken gemaakt die niet worden nageleefd. Zojuist is een medewerker van Dunea gefrustreerd weggelopen. Voorbereidende werkzaamheden door of in opdracht van [eiseres] zijn volgens hem niet gereed.
Tevens medewerkers van […] klagen over niet naleving van de gemaakte afspraken.
Er zou een kabelgoot gemaakt worden, maar die is [er] nog niet.
De werkzaamheden van installatiebedrijven worden niet met elkaar afgestemd.
• Zoals jullie weten de oplevering is vastgesteld op 13 oktober 2017. Er komt helaas geen dag bij. Mijn collega’s zijn druk bezig met het inplannen van inhuizingen en zaken rondom inhuizing. Komende week dinsdag rond 09:30 uur willen zij graag de panden bezoeken. Ik ben erbij. Wij kunnen helaas geen vertragingen meer permitteren.
• Ik heb een overleg gehad met onze jurist inzake onze rechten bij te late oplevering enz.
Conform artikel 00.02.42 van het bestek en paragraaf 42, lid 3 van de UAV 2012 kunnen wij een korting van € 500 per dag toepassen.
Indien de oplevering na 13 oktober zal plaatsvinden, dan zullen wij bovengenoemde korting toepassen.”
2.10.
Bij e-mail van 28 september 2017 heeft een van de projectmanagers van [eiseres] de projectleider van de Gemeente onder meer het volgende geantwoord:
“Ik heb je gemeld dat ik dinsdag voor controle weg moest. Ik kreeg pas laat te horen dat je samen met [adviseur] zou langskomen. Ik was net bij het werk vandaan. (…)
(…)
Ten aanzien van de oplevering.
Ik snap de intentie van de gemeente.
Vind het alleen jammer dat we op 14 september het volgende hebben afgesproken.
De vooroplevering staat nu gepland op maandag 23 oktober 2017.
De oplevering vindt plaats op vrijdag 27 oktober 2017.
Deze insteek hebben we met elkaar gemaakt.”
2.11.
Bij e-mail van 15 november 2017 heeft [eiseres] de Gemeente een bijgewerkte lijst van restpunten gestuurd.
2.12.
Ergens in de periode van november tot begin december 2017 zijn de woningen in de panden in gebruik genomen. Partijen hebben de panden voordien samen bezocht om de stand van het werk te bekijken. Nog niet alle restpunten waren op dat moment verholpen.
2.13.
Bij e-mail van 7 december 2017 heeft een onderaannemer van [eiseres] onder meer het volgende geschreven aan [eiseres] , met de Gemeente in cc:
“Gisteren zijn we volgens afspraak bij de [adres] geweest de restpunten opgepakt met drie monteurs. Hierbij onze opmerkingen en status:
(…)
Zoals je merkt zijn er nog wel wat acties die we niet gereed konden maken en de afspraken die met [projectleider [eiseres] ] gemaakt zijn helaas niet nagekomen (sparingen groter maken, ik was bij de afspraak).
(…)
De overige montage werkzaamheden en leveringen zal ik een meerwerk moeten aanbieden, graag akkoord hierop!
Helaas is dit een impopulaire maatregel, maar zoals vaker op dit werk beloofde [projectleider [eiseres] ] van alles en konden wij de werkzaamheden niet (af)maken en/of komen wij voor niets.”
2.14.
Bij e-mail van 14 december 2017 heeft de projectmanager van de Gemeente [eiseres] het volgende geschreven:
“Het is inmiddels vier weken geleden dat de woningen verhuurd zijn (behalve [nummer 1] ).
Er wonen al een aantal huurders, maar helaas de appartementen zijn nog niet opleveringsgereed.
Ik merk dat niet alle restpunten zijn afgehandeld. (zie bijlage)
Graag verneem ik wanneer de restpunten worden uitgevoerd en wanneer wij het project kunnen opleveren?”
2.15.
Begin 2018 heeft de Gemeente de panden verkocht aan Staedion.
2.16.
Op 19 februari 2018 hebben [eiseres] en de Gemeente het werk samen bezocht, waarna zij een proces-verbaal van oplevering hebben opgemaakt en ondertekend. In het proces-verbaal hebben partijen onder meer het volgende verklaard:
“1. dat de visuele opneming heeft plaatsgevonden van bovengenoemd werk, overeenkomstig de overeenkomst van aanneming en aanvullende opdrachten.
2. dat het werk visueel is opgenomen zie hiervoor bijlage : Opneme Interiuer en exteriur d.d. 19-0-2018 [sic]
De periode waarin de nog te verrichten werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd bedraagt 21 kalenderdagen na heden. De aannemer verklaart tevens dat zij de gebreken, die zich tijdens de onderhoudsperiode mochten voordoen, terstond op eerste aanzegging zullen verhelpen en/of herstellen.
ONDERHOUDSTERMIJN EN GARANTIETERMIJN
1.
De onderhoud-/garantietermijn voor de bouwkundige onderdelen is overeenkomstig het bestek vastgesteld op 6 maanden en gaat in op 19-02-2018 en eindigt derhalve op 19-08-2018.
2.
De onderhoud-/garantietermijn voor de installatie onderdelen is overeenkomstig het bestek vastgesteld op 24 maanden (inclusief 2 stookseizoenen) en gaat in op 19-02-2018 en eindigt derhalve op 19-02-2020.
3.
Voor werkzaamheden die na de opleveringsdatum gereedkomen, gaat de onderhoudstermijn in op de datum van gereedkomen van die werkzaamheden.
4.
(…)
AANVULLENDE VERPLICHTINGEN
1.
(…)
2.
Het buiten houtwerk (kozijnen en bo[e]idelen) kunnen door het koude of regenachtige weer niet meer worden geschilderd. Al het houtwerk wordt voor het einde van de onderhoudstermijn geïnspecteerd en indien nodig geschilderd.
Ondergetekenden verklaren het werk met ingang van 19-02-2018 als zijnde opgeleverd en wordt overgedragen aan de opdrachtgever. (…)”
Bij het proces-verbaal zat de genoemde bijlage, met daarop een lijst van bijzonderheden en restpunten.
Meer- en minderwerk
2.17.
De Gemeente heeft [eiseres] telkens wanneer asbest werd aangetroffen opdracht gegeven om het asbest te doen verwijderen. Daarnaast heeft de Gemeente [eiseres] lopende het werk opdrachten gegeven voor het uitvoeren van niet-asbestgerelateerd meerwerk. Partijen hebben deze afspraken achteraf vastgelegd.
2.18.
De projectmanager van de Gemeente heeft [eiseres] bij e-mail van 30 april 2018 een overzicht van meer- en minderwerk gestuurd en gevraagd of [eiseres] daarmee akkoord ging. Bij de e-mail zaten twee bijlagen. De eerste bijlage was een klein overzicht met tien posten (“Overzicht meer- en minderwerk [adres] ”), waarvan drie niet uitgevoerd, voor een totaalbedrag van € 20.264,90 exclusief btw. De tweede bijlage was een totaaloverzicht (“Project: Transformatie panden [adres] ”), met onder de kolom ‘asbest’ een totaalbedrag van € 44.159,00 exclusief btw aan uitgevoerd meerwerk, en onder de laatste kolom zonder titel een totaalbedrag van € 87.834,00 exclusief btw aan uitgevoerd meerwerk.
2.19.
Bij e-mail van 7 mei 2018 heeft [eiseres] geantwoord dat zij akkoord ging met het overzicht van 30 april 2018.
2.20.
Bij e-mail van 17 mei 2019 heeft [eiseres] de Gemeente gemeld dat de opleverlijst was afgehandeld. Zij vroeg de Gemeente om akkoord voor de onderhoudstermijn en een opdrachtbon voor het meerwerk.
2.21.
Bij e-mail van 22 mei 2019 heeft de Gemeente [eiseres] het volgende geantwoord:
“In verband met nog openstaande gebreken (zie bijgevoegde bijlagen) en de afspraak van 24-10-2018 (zie bijgevoegde mailbericht) kan ik helaas de onderhoudstermijn en het meerwerk nog niet goedkeuren.
Wij zijn (samen met Staedion) bezig voor het herstellen van de openstaande punten/gebreken een offerte op te vragen.
Wordt vervolgd.”
2.22.
Bij e-mail van 22 mei 2019 heeft [eiseres] de Gemeente als volgt geantwoord:
“Voor ons is bepalend de opleverlijst. Dat is wat we hebben afgewerkt.
Ben je van plan de aanvullende wensen van Staedion op ons te verhalen?”
2.23.
Bij e-mail van 23 mei 2019 heeft de Gemeente [eiseres] onder meer het volgende geantwoord:
“De aanvullende wensen van Staedion [worden] door Staedion zelf bekostigd.
Het herstellen van alle andere gebreken, werkzaamheden die niet conform opdracht/bestek en zonder overleg met de opdrachtgever zijn uitgevoerd, in het bijzonder de brandveiligheid, en nog openstaande restpunten [komen] voor rekening van aannemer.
In mijn opmerkingen op de rapportages opgesteld door CBB en Mobius heb ik zo goed als mogelijk aangegeven welke werkzaamheden buiten onze opdracht vallen en welke werkzaamheden niet conform opdracht zijn uitgevoerd.”
2.24.
Bij e-mail van 7 augustus 2019 heeft [eiseres] de Gemeente onder meer het volgende geantwoord:
“De opleverlijst is al lange tijd geleden afgehandeld. Er zijn geen restpunten meer.
(…)
Graag ontvang ik de opdrachtbonnen ten behoeve van bijgaande facturen.
De facturen zijn al wel reeds verzonden.”
2.25.
Partijen hebben daarna verder gecorrespondeerd over de vraag of er nog restpunten en/of gebreken resteerden, maar zij zijn het niet eens geworden.
2.26.
Bij e-mail van 3 februari 2020 heeft de Gemeente aan [eiseres] het volgende geschreven:
“In vervolg op ons gesprek van afgelopen vrijdag bijgaand een overzicht van minderwerk, kosten van herstelwerkzaamheden door Staedion en overzicht van planning-oplevering.
De mailwisseling betreffende installatiewerkzaamheden [is] via WeTransfer zojuist naar jou verzonden.”
Bij e-mail van diezelfde dag heeft [eiseres] de Gemeente herinnerd aan haar verzoek om een opgave van welke onderdelen van de opleverlijst nog niet afgehandeld zouden zijn. Hierop heeft de Gemeente dezelfde dag geantwoord:
“Hierbij een opsomming van werkzaamheden benoemd in het Proces-verbaal van oplevering die niet uitgevoerd zijn:

Legionellapreventie, verklaring legionellavrij, risico analyse en beheersplan

Het inspecteren en herstellen van buiten schilderwerk binnen onderhoudstermijn

Glas 1e etage nr. [nummer 2] voorzijde gescheurd

2 tredes met tegels vervangen door blanco betontredes
Voor een overzicht van andere gebreken, die binnen onderhoudstermijn zijn geconstateerd en niet verholpen en van gebreken die door derden verholpen zijn zie mijn eerder bericht van vandaag.”
2.27.
Bij e-mail van 7 februari 2020 heeft [eiseres] de Gemeente als volgt geantwoord:
“Dank voor het overzicht werkzaamheden PvE welke nog niet uitgevoerd zijn.
Met betrekking tot deze werkzaamheden het volgende:

Legionellapreventie, verklaring legionellavrij, risico analyse en beheersplan
Eerder heb je aangegeven geen behoefte te hebben aan deze rapportages. Graag bevestigen dat je deze wel wil ontvangen.
In dat geval zullen we het gaan opstellen. Heb je er geen behoefte meer aan dan kunnen we daarvoor een minderwerk van € 3000,= aanbieden.

Het inspecteren en herstellen van buiten schilderwerk binnen onderhoudstermijn
Ik stel voor woensdag 12 februari 10:00 een inspectieronde te houden

Glas 1e etage nr. [nummer 2] voorzijde gescheurd
Dit is uitgevoerd. Staat ook niet op latere lijsten

2 tredes met tegels vervangen door blanco betontredes
Is inderdaad niet uitgevoerd maar werd niet als probleem ervaren.
We kunnen akkoord gaan met het aangegeven minderwerkbedrag van € 300,=”
Openstaande facturen; gedeeltelijke betaling
2.28.
Bij factuur 1919000944 van 7 augustus 2019 heeft [eiseres] voor “
Afrekening meer- en minderwerk” € 20.264,90 exclusief btw in rekening gebracht. Bij de factuur zat het “
Overzicht meer- en minderwerk [adres]” dat ook bij de e-mail van de Gemeente van 30 april 2018 zat. Als uiterste betaaldatum vermeldde de factuur 6 september 2019. Bij factuur [factuurnummer 1] van eveneens 7 augustus 2019 heeft [eiseres] de zeventiende en laatste termijn van de oorspronkelijke aanneemsom in rekening gebracht: € 52.285,60 exclusief btw.
2.29.
Bij brief van 7 september 2019 heeft [eiseres] de Gemeente verzocht om de facturen van 7 augustus 2019 alsnog binnen 14 dagen te betalen, bij gebreke waarvan zij met terugwerkende kracht aanspraak zou maken op “
het met 2% verhoogde rentepercentage” en buitengerechtelijke kosten.
2.30.
Bij factuur [factuurnummer 2] van 20 februari 2020 heeft [eiseres] € 57.700,00 exclusief btw in rekening gebracht voor extra bouwplaatskosten in verband met de stagnatie en overschrijding van de bouwtijd door meerwerk en asbest.
2.31.
Bij brief van 13 maart 2020 heeft de Gemeente [eiseres] onder meer het volgende geschreven:
“De geconstateerde gebreken tijdens oplevering en onderhoudstermijn zijn niet of niet geheel verholpen. Een aantal spoedeisende gebreken is in onderlinge afstemming door derden verholpen. (zie bijlage)
Op 07-08-2019 hebben wij twee facturen voor een bedrag van € 72.550,50 excl. btw (…) ontvangen.
Gezien de overschrijding van de overeengekomen bouwtijd en het feit dat niet alle geconstateerde gebreken verholpen zijn, verrekenen wij de kosten van niet opgeleverd werk en kosten gemaakt door derden met de laatste nog openstaande termijnen en maken wij een bedrag van € 45.000 excl. btw aan [eiseres] over en hiermee beschouwen wij het project als afgerond.”
2.32.
Bij brief van 24 maart 2020 heeft [eiseres] de Gemeente verzocht om de factuur van 20 februari 2020 alsnog binnen 14 dagen te betalen, anders zou [eiseres] met terugwerkende kracht aanspraak maken op “
het met 2% verhoogde rentepercentage” en buitengerechtelijke kosten.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – veroordeling van de Gemeente tot betaling van € 99.160,17 inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke handelsrente conform § 45 lid 2 van de UAV 2012 en met kosten.
3.2.
De Gemeente meent dat de vordering moet worden afgewezen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering van [eiseres] is gebaseerd op de twee facturen van 7 augustus 2019 en de factuur van 20 februari 2020.
Tegen de eerste twee facturen heeft de Gemeente geen inhoudelijke bezwaren geformuleerd; zij stelt het openstaande deel van deze facturen te mogen verrekenen met vorderingen die zij op [eiseres] meent te hebben wegens overschrijding van de bouwtermijn en niet-verholpen gebreken. Tegen de derde factuur maakt de Gemeente primair bezwaar omdat zij meent dat de overschrijding van de bouwtijd en dus de extra bouwplaatskosten aan [eiseres] zelf te wijten zijn; daarnaast maakt zij bezwaar tegen de manier waarop de kosten zijn berekend.
4.2.
Partijen zijn het niet eens wat zij over bouwtijdverlenging, vertraging, meerwerk en gebreken zijn overeengekomen; de rechtbank zal hun afspraken dus moeten uitleggen. Bij die uitleg komt het aan op de zin die zij in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij in het licht van alle omstandigheden van het geval redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.3.
De rechtbank zal hierna eerst ingaan op de vragen die relevant zijn voor de beoordeling van de facturen van [eiseres] (vertraging door asbest; vertraging door meerwerk, en het recht op extra bouwplaatskosten) en daarna op het verrekeningsverweer van de Gemeente (vertragingsboete en niet-verholpen gebreken). Tenslotte gaat de rechtbank in op de gevorderde rente, en berekent zij de hoogte van de vordering van [eiseres] na verrekening met de vorderingen van de Gemeente.
Facturen van [eiseres]
Vertraging door asbest?
4.4.
[eiseres] stelt dat de onverwachte aanwezigheid van asbest in de panden de oplevering van het werk met in totaal 85 onwerkbare dagen oftewel 17 werkweken heeft vertraagd. Elke keer dat er asbestverdacht materiaal werd aangetroffen, moest [eiseres] het werk stilleggen om onderzoek te laten doen, veiligheidsmaatregelen te nemen en saneringswerkzaamheden te doen uitvoeren. Hierdoor konden werkzaamheden niet volgens de oorspronkelijke planning doorgaan en moesten sommige werkzaamheden opnieuw worden ingepland. De tevoren ook met onderaannemers gemaakte strakke planning stagneerde daardoor, aldus [eiseres] .
4.5.
De Gemeente erkent dat de aanwezigheid van asbest niet in het bestek stond, maar meent dat die aanwezigheid niet tot omvangrijke stagnatie van het werk heeft geleid. De asbestsanering heeft volgens de Gemeente maar enkele weken geduurd; bovendien heeft [eiseres] tijdens de sanering gewoon kunnen doorwerken. De Gemeente vindt dat [eiseres] haar vooraf schriftelijk op de hoogte had moeten stellen als zij dacht dat de asbestsanering tot bouwtijdverlenging zou leiden.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] voldoende heeft aangetoond dat de vertraging tot en met 13 oktober 2017 te wijten is aan de onverwachte aanwezigheid van asbest in de panden. De rechtbank is van oordeel dat deze vertraging voor risico van de Gemeente komt. Deze oordelen berusten op de volgende overwegingen.
4.6.1.
De panden waren eigendom van de Gemeente. Ook was de Gemeente op grond van paragraaf § 5 lid 8 en § 29 van de UAV 2012 verplicht om verontreiniging van het bouwterrein of daarop voorkomende bouwstoffen in het bestek te vermelden, voor zover dit voor de uitvoering van het werk van belang was. Asbest is een schadelijke stof die tijdens sloop- en bouwwerkzaamheden gevaarlijk kan zijn voor mensen. De aanwezigheid van asbest in de panden was dus relevant voor de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden. De Gemeente had de aanwezigheid van het asbest echter niet in het bestek vermeld; de werkelijke toestand van het bouwterrein was daardoor anders dan [eiseres] op basis van het bestek redelijkerwijs had mogen verwachten. De inschrijving van [eiseres] , waaronder de planning, was niet afgestemd op de aanwezigheid van asbest en kon dit ook niet zijn. Daarom komen de gevolgen van de onverwachte aanwezigheid van asbest in de panden naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van de Gemeente.
4.6.2.
Partijen zijn het erover eens dat [eiseres] bij het aantreffen van op asbest gelijkende materialen verplicht was om direct veiligheidsmaatregelen te treffen. In het gesprek tijdens de zitting kwam naar voren dat het werk na het aantreffen van verdachte materialen alleen in mogelijk besmette ruimte(n) werd gestaakt, maar dat op de rest van het bouwterrein wel kon worden doorgewerkt. Het werk in mogelijk besmette ruimten werd hervat nadat een deskundige had vastgesteld dat het materiaal geen asbest was, of nadat het asbest was verwijderd.
De Gemeente erkent dat er in de panden zeven keer asbestverdachte materialen zijn aangetroffen en dat er in de periode van maart tot begin juni 2017 meerdere keren onderzoeks-, veiligheids- en saneringswerkzaamheden zijn uitgevoerd. De Gemeente heeft niet weersproken dat er door die werkzaamheden in elk geval in de mogelijk besmette ruimten niet volgens de oorspronkelijke planning kon worden doorgewerkt, dat de werkzaamheden in die ruimten opnieuw moesten worden ingepland, en dat het opnieuw inplannen van die werkzaamheden niet optimaal verliep omdat onderaannemers niet altijd konden terugkomen wanneer dat [eiseres] het beste uitkwam.
Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de onvoorziene aanwezigheid van asbest in de panden in elk geval voor enige vertraging in de oplevering heeft gezorgd.
4.6.3.
De vraag is vervolgens welk deel van de opgelopen vertraging kan worden toegerekend aan de onvoorziene aanwezigheid van asbest in de panden.
De opdrachtverlening van 23 februari 2017 vermeldt 14 juli 2017 als opleverdatum. In haar e-mail van 20 september 2017 vermeldt de Gemeente dat de opleverdatum al een paar keer is verschoven, van juli naar oktober. In het dossier zijn geen aanwijzingen te vinden dat de Gemeente voor de e-mail van 20 september 2017 heeft geprotesteerd tegen het verschuiven van de opleveringsdatum. Dit maakt het aannemelijk dat de vertraging tot dat moment ook in de ogen van de Gemeente onvermijdelijk was geweest, en geen contractbreuk.
Daar komt bij dat de Gemeente pas in haar e-mail van 22 september 2017 heeft aangekondigd dat zij aanspraak zou gaan maken op de in § 42 lid 3 van de UAV 2012 bedoelde vertragingsboete. Dit deed zij niet per direct of met terugwerkende kracht; zij kondigde aan dit na 13 oktober 2017 te zullen gaan doen. Tussen 14 juli 2017 en de dag tot welke [eiseres] uiterlijk zonder boete kon opleveren (14 oktober 2017), zaten 92 kalenderdagen oftewel 66 werkdagen (= dagen niet zijnde weekenden of algemeen erkende feestdagen). De rechtbank schat de asbestgerelateerde vertraging in de oplevering daarom op 92 kalenderdagen, oftewel 66 werkdagen.
4.6.4.
Omdat de aanwezigheid van asbest in de panden in de risicosfeer van de Gemeente lag, is sprake van een situatie als bedoeld in § 8 lid 5 van de UAV 2012. Dit betekent dat [eiseres] ook zonder een schriftelijke melding van vertraging recht had op bouwtijdverlenging. Overigens heeft de Gemeente ter zitting verteld dat [eiseres] haar al voor september meermalen een aangepaste planning heeft voorgelegd, wat suggereert dat [eiseres] haar wel vooraf en schriftelijk over de voorziene vertraging heeft geïnformeerd.
Vertraging door meerwerk?
4.7.
[eiseres] stelt recht te hebben op 15 dagen extra bouwtijd omdat de Gemeente haar voor ongeveer 15% van de oorspronkelijke aanneemsom aan meerwerk heeft opgedragen. Volgens [eiseres] kon met zoveel meerwerk in redelijkheid niet van haar worden verwacht dat zij het werk binnen de oorspronkelijke planning zou opleveren.
4.8.
De Gemeente betwist dat [eiseres] recht heeft op extra bouwtijd wegens meerwerk. Als [eiseres] bouwtijdverlenging had gewild, had zij dit op grond van artikel 00.02.31.90 van het bestek tevoren schriftelijk kenbaar moeten maken. Dit heeft [eiseres] nooit gedaan. Als de Gemeente had geweten dat het meerwerk tot vertraging zou leiden, had zij de opdracht nooit gegeven. Bovendien is niet al het opgedragen meerwerk uitgevoerd; uiteindelijk is volgens de Gemeente krap 10% van het meerwerk uitgevoerd.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] het werk op 21 oktober 2017 had moeten opleveren, en wel om de volgende redenen.
4.9.1.
De UAV 2012 bepaalt in § 36 lid 3 dat de aannemer verplicht is om wijzigingen in het werk aan te nemen, zolang daardoor “
de totalen van de bijbetalingen en inhoudingen elk niet meer bedragen dan 15% van de aannemingssom dan wel het saldo van die bijbetalingen en inhoudingen niet meer bedraagt dan 10% van de aannemingssom”. Dit betekent dat [eiseres] niet verplicht was om meer dan de genoemde percentages aan meerwerk te accepteren; de bepaling zegt echter niets over wat het accepteren van meerwerk betekent voor de overeengekomen bouwtermijn.
4.9.2.
Over de gevolgen van meer- en minderwerk voor de bouwtermijn gaan onder meer § 8 lid 5 en § 36 lid 6 van de UAV 2012. Op grond van § 8 lid 5 heeft de aannemer recht op termijnverlenging wanneer de opdrachtgever wijzigingen aanbrengt in het bestek of in de uitvoering van het werk, en daardoor niet van de aannemer kan worden gevergd dat hij het werk binnen de overeengekomen termijn oplevert. Op verzoek van een van partijen “
kan” voor meerwerk een afzonderlijke termijn worden overeengekomen, die dan in een schriftelijke opdracht wordt vermeld (§ 36 lid 6), maar dit hebben partijen niet gedaan.
4.9.3.
Beide partijen hebben de rechtbank ter zitting verteld dat de oorspronkelijke bouwtermijn realistisch, maar strak was. Daarom is de rechtbank van oordeel dat van [eiseres] niet kon worden verwacht dat het opgedragen meerwerk ook binnen de oorspronkelijke bouwtijd kon worden afgerond, zeker niet in een situatie waarin de oorspronkelijke planning in de war was gegooid door een aan de Gemeente toe te rekenen onverwachte omstandigheid.
4.9.4.
Uit het overzicht van meer- en minderwerk dat de Gemeente bij e-mail van 30 april 2018 aan [eiseres] heeft toegestuurd en door [eiseres] is goedgekeurd, blijkt dat in totaal € 44.159,00 exclusief btw aan asbest gerelateerd meerwerk, en in totaal € 87.834,00 exclusief btw niet aan asbest gerelateerd meerwerk is uitgevoerd. De asbestgerelateerde werkzaamheden heeft de rechtbank al meegenomen in de schatting van de vertraging die te wijten is aan de onverwachte aanwezigheid van asbest in de panden. De rechtbank zal deze werkzaamheden niet ook meenemen als meerwerk.
In het overzicht van 30 april 2018 waren niet-uitgevoerde werkzaamheden al weggelaten; nadien zijn ook de twee in de e-mail van 7 februari 2020 van [eiseres] genoemde posten voor legionella-documentatie (€ 3.000,00) en twee traptredes (€ 300,00) komen te vervallen. Daarmee komt het totaal aan niet-asbest-gerelateerd meerwerk op een bedrag van € 84.534,00 exclusief btw. Dit is ongeveer 8% van de oorspronkelijke aanneemsom.
De rechtbank is daarom van oordeel dat [eiseres] voor het opgedragen meerwerk nog eens (8% x 100 =) 8 werkbare dagen extra bouwtijd toekomt, zodat zij het werk op 21 oktober 2017 had moeten opleveren.
4.9.5.
Dit betekent dat de rechtbank een deel van de opgelopen vertraging voor rekening van [eiseres] laat. De Gemeente heeft gesteld dat er lopende het project ook vertraging is ontstaan door miscommunicaties tussen [eiseres] en haar onderaannemers. De Gemeente heeft deze stelling onderbouwd met haar eigen e-mails aan [eiseres] uit september 2017 en met de e-mail van een onderaannemer van [eiseres] van 7 december 2017. [eiseres] heeft op deze argumenten van de Gemeente niet inhoudelijk gereageerd. Naar het oordeel van de rechtbank is daardoor aannemelijk dat de vertraging in het werk deels ook te wijten is aan omstandigheden die binnen de risicosfeer van [eiseres] vallen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de gevolgen van dit deel van de vertraging – waaronder de vertragingsboete en de extra bouwplaatskosten – te corrigeren op grond van de redelijkheid en billijkheid.
4.9.6.
Voor zover [eiseres] zich beroept op vertraging als gevolg van het feit dat de panden vanaf november 2017 bewoond waren, gaat de rechtbank hieraan voorbij omdat het werk toen al opgeleverd had moeten zijn.
Recht op extra bouwplaatskosten?
4.10.
[eiseres] stelt dat zij door de niet aan haar te wijten vertraging extra kosten heeft moeten maken voor bouwplaatsvoorzieningen, zoals de huur van materieel en het salaris van de projectleider, werkvoorbereider en uitvoerder. Zij meent op grond van § 35 lid 5 van de UAV 2012 recht te hebben op 10% extra bouwplaatskosten.
4.11.
De Gemeente vindt dat de vertraging geheel aan [eiseres] te wijten is, althans dat de niet aan [eiseres] te wijten vertraging in elk geval geen 17 weken bedroeg. Verder wijst de Gemeente erop dat [eiseres] ook eenmalige kosten in de pro rata-berekening heeft meegenomen, terwijl dergelijke kosten niet opnieuw hoeven te worden gemaakt als de voorzieningen langer ter plaatse blijven. Ook rekent [eiseres] de kosten volgens de Gemeente ten onrechte met een factor 1,1 aan opslag voor zichzelf.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] recht heeft op € 38.250,00 exclusief btw voor extra bouwplaatskosten, en wel op de volgende gronden.
4.12.1.
In het voorgaande heeft de rechtbank geoordeeld dat [eiseres] het werk op 21 oktober 2017 moest opleveren. Het in plaats van tot 14 juli 2017 tot en met 21 oktober 2017, dus 100 kalenderdagen extra, in stand moeten houden van de bouwplaatsvoorzieningen is een gevolg van de onverwachte aanwezigheid van asbest in de panden en het opgedragen meerwerk. De kosten daarvan komen dus voor rekening van de Gemeente.
4.12.2.
De exacte berekening van de extra bouwplaatskosten is inmiddels niet meer te maken. De rechtbank zal de omvang van de extra bouwplaatskosten daarom schatten op basis van een pro rata-berekening, gebaseerd op de als productie 6 bij de dagvaarding overgelegde oorspronkelijke begroting voor het bouwproject.
4.12.3.
De rechtbank is het met de Gemeente eens dat eenmalige kosten niet in een pro rata-berekening thuishoren. De rechtbank zal daarom alleen de posten onder “
Groep 05- Bouwplaatsvoorzieningen” die per “
20.0 wkn” worden berekend bij elkaar optellen, door 20 delen en vermenigvuldigen met 14,3 kalenderweken (= 100 kalenderdagen). Zo komt de rechtbank op een schatting van [(€ 53.500,00 / 20) x 14,3 = € 38.252,50 = afgerond] € 38.250,00 exclusief btw.
Verrekeningsverweer Gemeente
4.13.
De Gemeente beroept zich voor de bedragen die zij wel aan [eiseres] verschuldigd is op verrekening met twee vorderingen die zij op [eiseres] meent te hebben. De eerste vordering betreft een vertragingsboete van € 86.500,00; de tweede vordering betreft € 34.940,00 voor gebreken in de oplevering die [eiseres] niet tijdig zou hebben verholpen.
4.14.
[eiseres] meent dat zij de Gemeente maar € 4.000,00 aan vertragingsboete verschuldigd is, en maar € 3.300,00 voor minderwerk danwel gebreken in de oplevering.
Vertragingsboete?
4.15.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de Gemeente op grond van § 42 lid 3 van de UAV 2012 en artikel 00.02.42.01 van het bestek recht heeft op € 500,00 per kalenderdag vertraging. Zij verschillen van mening over hoeveel van de vertraging voor rekening van [eiseres] komt.
4.16.
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat [eiseres] op 21 oktober 2017 had moeten opleveren. Zij heeft het werk echter pas op 19 februari 2018 opgeleverd; dit is 120 kalenderdagen te laat. De rechtbank is daarom van oordeel dat [eiseres] de Gemeente een boete van (120 x € 500,00 =) € 60.000,00 verschuldigd is.
Niet verholpen gebreken?
4.17.
De Gemeente stelt dat zij met [eiseres] is overeengekomen dat niet alleen de in het proces-verbaal van oplevering genoemde opleverpunten van de Gemeente zouden worden verholpen, maar ook de op 7 mei 2018 met [eiseres] gedeelde opleverpunten van Staedion.
4.18.
[eiseres] voert verweer; zij ontkent dat partijen die afspraak hebben gemaakt.
4.19.
De rechtbank is van oordeel dat de Gemeente onvoldoende heeft onderbouwd dat zij met [eiseres] is overeengekomen dat ook de door Staedion genoemde punten als opleverpunten zouden gelden.
4.20.
In de conclusie van antwoord stelt de Gemeente alleen dat “
[eiseres] heeft bevestigd dat zij deze punten zal oplossen”; onduidelijk blijft wanneer [eiseres] dit zou hebben beloofd en waar dit uit zou blijken. Nadere onderbouwing was nodig, omdat de Gemeente en [eiseres] op 19 februari 2018 een proces-verbaal van oplevering hebben ondertekend, waarin op geen enkele wijze wordt gerefereerd aan eventuele door Staedion nog door te geven punten. Na de oplevering was [eiseres] op grond van het proces-verbaal, artikel 00.02.10.90 van het bestek en § 12 lid 1 van de UAV 2012 alleen nog gehouden om de in het proces-verbaal genoemde punten te verhelpen. Verder was Staedion geen partij bij de overeenkomst, zodat zonder toelichting niet duidelijk is waarom [eiseres] zou beloven om (gratis) punten van Staedion te verhelpen.
4.21.
Dit betekent dat de Gemeente geen beroep op verrekening kan doen voor de door Staedion aangevoerde punten. De rechtbank zal het door [eiseres] erkende bedrag van € 3.300,00 aan niet verholpen restpunten wel in de berekening meenemen.
Conclusie verrekening
4.22.
Het voorgaande betekent dat de Gemeente in totaal (€ 60.000,00 + € 3.300,00 =) € 63.300,00 exclusief btw kan verrekenen met de bedragen die zij [eiseres] nog schuldig is.
Rente en kosten
4.23.
[eiseres] vordert wettelijke handelsrente op grond van § 45 lid 2 van de UAV 2012 vanaf de vervaldata van de afzonderlijke facturen, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
4.24.
De Gemeente heeft een beroep op verrekening gedaan; ook heeft zij na haar brief van 13 maart 2020 een bedrag van € 45.000,00 exclusief btw aan [eiseres] betaald. Verder heeft de Gemeente tegen de gevorderde rente en kosten geen verweer gevoerd.
Handelsrente van § 45 lid 2 UAV 2012
4.25.
Op grond van § 45 lid 2 van de UAV 2012 mag de aannemer over een factuur de toepasselijke enkelvoudige wettelijke rente plus twee procentpunt vorderen, als de opdrachtgever die factuur niet heeft betaald binnen veertien dagen nadat de aannemer hem schriftelijk heeft aangemaand. Die aanmaning mag de aannemer pas twee weken na de vervaldag van de factuur versturen.
4.26.
[eiseres] heeft aan deze voorwaarden voldaan met de aanmaningen van 7 september 2019 en 24 maart 2020. De facturen vloeien voort uit een zakelijke relatie. De Gemeente is [eiseres] daarom de wettelijke handelsrente plus twee procentpunten verschuldigd; over de facturen van 7 augustus 2019 vanaf 21 september 2019 en over de factuur van 20 februari 2020 vanaf 7 april 2020.
Berekening vordering [eiseres] na verrekening
4.27.
De Gemeente heeft niet aangegeven in welke volgorde zij de vorderingen van [eiseres] wil betalen. De rechtbank zal daarom de betalingsvolgorde van de artikelen 6:43 en 44 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aanhouden. Dit betekent dat zij het al betaalde en het verrekende bedrag eerst in mindering brengt op de facturen van 7 augustus 2019; eerst op de kosten, dan op de tot de dagvaarding verschenen rente, en ten slotte op de hoofdsom en de lopende rente.
De Gemeente heeft niet aangegeven wanneer zij de in de brief van 13 maart 2020 toegezegde € 45.000,00 heeft betaald; de rechtbank zal daarom uitgaan van de volgens artikel 00.02.40.02 van het bestek gebruikelijke betalingstermijn van 30 dagen.
4.28.
De facturen van 7 augustus 2019 bedroegen in totaal (€ 20.264,90 + € 52.285,60 =) € 72.550,50 exclusief btw. De Gemeente is hierover vanaf 21 september 2019 de wettelijke handelsrente (op dat moment: 8%) + 2% verschuldigd, dus 10% rente. Op 13 maart 2020 heeft de Gemeente een beroep gedaan op verrekening; op dat moment was € 3.474,48 aan rente verschenen. Na de verrekening resteerde dus (€ 76.024,98 - € 63.300,00 =) € 12.724,98 exclusief btw. Op 13 april 2020 heeft de Gemeente nog eens € 45.000,00 exclusief btw betaald. Op dat moment was over de resterende € 12.724,98 weer € 111,26 rente verschenen, zodat (€ 45.000,00 - € 12.836,24 =) € 32.163,76 overbleef als betaling voor de factuur van 24 februari 2020.
4.29.
De factuur van 20 februari 2020 bedroeg € 57.700,00 exclusief btw, maar de rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat [eiseres] € 38.250,00 exclusief btw voor extra bouwplaatskosten toekomt.
Toen de Gemeente op 13 april 2020 betaalde, was over die € 38.250,00 weer € 73,16 aan rente verschenen. Na aftrek van (de van de € 45.000,00 resterende) de betaling van € 32.163,76, stond na de verrekening nog een bedrag van € 6.086,24 exclusief btw op deze factuur open. Inclusief btw is dit € 7.364,35.
4.30.
Tot de dagvaarding is over het openstaande bedrag van € 7.364,35 nog eens € 356,14 aan rente verschenen, zodat de vordering van [eiseres] ten tijde van de dagvaarding € 7.720,50 inclusief btw bedroeg.
Incassokosten
4.31.
[eiseres] maakt aanspraak op betaling van € 1.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Uit productie 12 bij de dagvaarding blijkt dat meerdere werkzaamheden zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen.
4.32.
De rechtbank zal over het toe te wijzen bedrag van € 7.720,50 een bedrag van € 761,00 aan buitengerechtelijke kosten toewijzen, conform de staffel ingevolge de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten (zijnde € 625 + 5% over (€ 7.720,50 - € 5.000).
4.33.
Incassokosten vloeien niet direct voort uit de handelsovereenkomst; de rechtbank zal daarover daarom niet de rente bedoeld in § 45 lid 2 van de UAV 2012 maar de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW toewijzen.
Proceskosten
4.34.
Partijen zijn beide in belangrijke mate in het ongelijk gesteld. De rechtbank zal de proceskosten daarom compenseren, in die zin dat ieder de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt de Gemeente om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 7.720,50 (zevenduizendzevenhonderdtwintig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente bedoeld in § 45 lid 2 van de UAV 2012 met ingang van 6 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt de Gemeente om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 761,00 aan buitengerechtelijke kosten (zevenhonderdéénenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 6 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: