ECLI:NL:RBDHA:2021:13579
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 31 augustus 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 22 oktober 2021, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde, mr. C.H.H.P.M. Kelderman, en een tolk, I. Zyad. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. P.R. Klaver. Tijdens de zitting zijn de argumenten van beide partijen besproken.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 3 december 2021 het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan op het beroep. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.