ECLI:NL:RBDHA:2021:13580
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In de zaak tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.H.H.P.M. Kelderman, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 december 2021 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 19 oktober 2021 door de staatssecretaris was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 19 november 2021, maar verzoeker was niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. J. van Veelen-de Hoop.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar heeft dit verzoek afgewezen. Dit gebeurde in samenhang met een andere beroepszaak, NL21.16736, waarover op dezelfde dag uitspraak is gedaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, in aanwezigheid van griffier N.A. D’Hoore, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.