ECLI:NL:RBDHA:2021:13592

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
NL21.14932
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens ongeloofwaardige verklaringen en gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiser tegen het besluit van de staatssecretaris. Tijdens de zitting op 19 november 2021 in Breda was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de verklaringen van de eiser als ongeloofwaardig beoordeeld, met name omdat hij niet in staat was om het overlijden van zijn vader te onderbouwen en omdat zijn asielrelaas niet voldoende was onderbouwd met documenten of andere bewijsstukken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, geboren in 1994, problemen had met zijn gemeenschap in Nigeria na het overlijden van zijn vader in 2012. Hij werd verondersteld zijn vader op te volgen als 'seer', maar de rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk te vrezen had voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder het ontbreken van documenten en de geloofwaardigheid van zijn verklaringen, als onvoldoende beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag van de eiser ongegrond was en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.

De uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14932

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

ProcesverloopBij besluit van 20 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 november 2021 te Breda op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E.O. Tackey. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1994 en van Nigeriaanse nationaliteit te zijn.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij na het overlijden van zijn vader in december 2012 problemen met de gemeenschap heeft gekregen. De gemeenschap wilde dat eiser, als enige zoon zijnde, zijn vader zou opvolgen als ‘seer’ (ziener/raadgever). Eiser heeft verklaard dat hij is aangevallen door een groep jongens van de gemeenschap. Hij heeft verklaard daarvan aangifte te hebben gedaan bij de politie, maar dat de koning de aanhouding van de daders niet heeft goedgekeurd. Vervolgens zou eiser zelf in detentie zijn gezet. Nadat hij na drie dagen werd vrij gelaten, zou eiser voor korte tijd bij zijn moeder hebben verbleven en daarna naar Benin zijn gegaan, waar hij zou zijn aangevallen en bedreigd door jongens van de gemeenschap. Eiser heeft verklaard dat hij zich daarna niet meer veilig voelde en dat hij met een collega ([Naam 2]) uit Nigeria is vertrokken. Eiser heeft verklaard niet terug te kunnen keren naar Nigeria omdat hij daar niet veilig is voor zijn gemeenschap en ook niet voor de reisagent, aan wie hij geld verschuldigd is.
2. De aanvraag van eiser is bij het bestreden besluit afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw [1] . Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij het niet aannemelijk acht dat eiser te vrezen heeft voor vervolging zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of voor ernstige schade. Verweerder heeft in dat verband de door eiser gestelde opvolging van zijn vader als ‘seer’ en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig geacht.
3. Eiser voert aan dat hij niet begrijpt waarom hem het ontbreken van documenten en bronnen wordt tegengeworpen, daar waar het de onderbouwing van het conflict en/of de vrees betreft. Hij stelt dat hij littekens heeft opgelopen toen hij werd aangevallen en dat deze littekens voldoende bewijs zouden moeten zijn voor wat hij heeft meegemaakt. Hij stelt daarbij dat in Nigeria niet zoveel waarde wordt gehecht aan papier als in Nederland.
Met betrekking tot de werkzaamheden van zijn vader heeft eiser aangevoerd dat verweerder rekening had moeten houden met beperkende factoren zoals leeftijd, interesse en aversie voortvloeiend uit normale pubertijd en met het feit dat eiser een moeizame relatie had met zijn vader. Eiser stelt daarbij dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende op zijn zienswijze is ingegaan en dat het enkele feit dat zij bij elkaar woonden en dat hij ook ‘andere werkzaamheden’ voor zijn vader verrichtte, niet voldoende is om te mogen veronderstellen dat eiser meer zou moeten kunnen verklaren.
Eiser stelt verder dat het niet vreemd is dat van hem werd verwacht dat hij zijn vader zou opvolgen, terwijl men wist dat hij daar niet klaar voor was. Traditioneel ingestelde mensen vinden volgens eiser dat de traditie boven de logica moet gaan. Eiser stelt daaraan niets te kunnen toevoegen of afdoen. Hij beschouwt zichzelf als ‘lijdend voorwerp’ in deze.
4.1
Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat eiser het overlijden van zijn vader niet heeft onderbouwd en dat dit een eerste afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen.
4.2
Eiser heeft daarover ter zitting opgemerkt dat hij niet beschikt over een overlijdensakte van zijn vader. Eiser heeft in dat verband toegelicht dat zijn vader een traditioneel man was en dat hij vermoedt dat van zijn overlijden geen akte is opgemaakt. Eiser heeft aangevoerd dat in Nigeria niet zoveel waarde wordt gehecht aan papier als in Nederland. Voorts heeft hij opgemerkt dat hij geen contacten meer heeft in Nigeria en dat het voor hem dus niet mogelijk is om, indien er al een overlijdensakte zou zijn opgemaakt, deze nog te verkrijgen.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het niet onderbouwen van het overlijden van zijn vader aan eiser heeft kunnen tegenwerpen. Eiser heeft met zijn stelling, dat in Nigeria minder waarde wordt gehecht aan papier dan in Nederland, niet onderbouwd dat er in Nigeria geen registratie van geboorte en overlijden plaatsvindt. De veronderstelling van eiser dat van het overlijden van zijn vader geen akte zou zijn opgemaakt, is daarom niet aannemelijk. Voorts geldt dat eiser het overlijden van zijn vader ook niet op een andere wijze heeft onderbouwd.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het asielrelaas van eiser ook voor het overige niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
De rechtbank stelt voorop dat het op de weg van eiser ligt om zijn asielrelaas aannemelijk te maken en dat de stelplicht en bewijslast betreffende het asielrelaas bij hem liggen.
5.2
Eiser bestrijdt niet dat hij zijn asielrelaas niet heeft onderbouwd met documenten of verwijzing naar openbare bronnen. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij in bewijsnood verkeert.
5.3
De stelling van eiser dat de littekens op zijn lichaam voldoende onderbouwing zouden moeten zijn voor zijn asielrelaas, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft daarover terecht overwogen dat niet vast te stellen is waar de littekens zijn opgelopen en wat de toedracht daarvan is.
5.4
Verweerder heeft zich daarnaast op het standpunt kunnen stellen dat de verklaringen van eiser ook niet het asielrelaas kunnen onderbouwen. Zo heeft verweerder – onder meer – niet ten onrechte overwogen dat eiser in het gehoor weinig wist te verklaren over het werk van zijn vader als ziener. Verweerder heeft daarbij in redelijkheid in aanmerking kunnen nemen dat, ook al vond eiser zijn vader een charlatan, hij meer had moeten kunnen vertellen over de werkzaamheden, aangezien eiser bij zijn vader woonde. Dit heeft voor verweerder ernstig afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas, omdat eiser werd geacht zijn vader op te volgen in het werk, en eiser door zijn weigering om zijn vader op te volgen problemen zou hebben ondervonden waarvoor hij zelfs zijn land zou hebben moeten verlaten. Verweerder heeft eiser dan ook voldoende gemotiveerd tegengeworpen dat eiser vage, summiere en onduidelijke of ongerijmde verklaringen heeft afgelegd over de problemen die daardoor zouden zijn ontstaan met de gemeenschap. Verweerder heeft daarbij erop gewezen dat eiser heeft verklaard dat er discussie binnen de gemeenschap kwam over de kwestie en dat de zaak vervolgens naar de koning is gegaan. Hoewel eiser meermaals in de gelegenheid is gesteld om over de gang van zaken bij de koning te verklaren, is hij er volgens verweerder niet in geslaagd om hierover duidelijke, gedetailleerde informatie te verschaffen. Verweerder vermeldt daarbij dat eiser bijvoorbeeld heeft verklaard: “Het paleis van de koning is niet iets waar je gewoon heen kunt gaan, dus ik kan het ook niet goed beschrijven wat daar gebeurt.” [2] , terwijl hij ook heeft verklaard dat hij er zelf bij aanwezig was [3] . Verder is in het nader gehoor aan eiser gevraagd hoe de zaak bij de koning kwam, aangezien je daar volgens eiser niet gewoon heen kunt gaan, waarop eiser heeft geantwoord: “Toen het al gebeurde moesten ze het toch even aan de koning vertellen wat er gebeurde.” [4] . Verweerder heeft deze verklaringen niet ten onrechte als vaag, summier en onduidelijk bestempeld.
5.5
Verweerder heeft voorts niet ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien waarom de gemeenschap zou willen dat eiser zijn vader zou opvolgen en hem hiertoe ook zou hebben willen dwingen, terwijl zijn vader er naar eigen zeggen niet tegen was dat eiser zijn werk niet wilde overnemen en de vader als een belangrijk man binnen de gemeenschap werd gezien, en omdat eiser helemaal geen kennis van het werk stelde te hebben, laat staan hiervoor zou zijn opgeleid. De rechtbank ziet in de stelling van eiser in beroep, dat het om traditioneel ingestelde mensen gaat en dat die vinden dat de traditie boven de logica moet gaan, onvoldoende weerlegging van verweerders tegenwerping.
6. Eiser heeft ter zitting opgemerkt dat het op de weg had gelegen van verweerder om een individueel ambtsbericht op te laten stellen. Verweerder heeft in reactie daarop opgemerkt dat hij vanwege de ongeloofwaardigheid van de afgelegde verklaringen geen aanleiding heeft gezien voor het laten op stellen van een individueel ambtsbericht. De rechtbank acht dat niet onzorgvuldig.
7. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat het niet aannemelijk is dat eiser te vrezen heeft voor vervolging bij terugkeer naar Nigeria zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, dan wel dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade.
Dat betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en bekendgemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.pagina 18 van 28 rapport nader gehoor
3.pagina 18 van 28 rapport nader gehoor
4.pagina 19 van 28 rapport nader gehoor