ECLI:NL:RBDHA:2021:13592
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens ongeloofwaardige verklaringen en gebrek aan bewijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiser tegen het besluit van de staatssecretaris. Tijdens de zitting op 19 november 2021 in Breda was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de verklaringen van de eiser als ongeloofwaardig beoordeeld, met name omdat hij niet in staat was om het overlijden van zijn vader te onderbouwen en omdat zijn asielrelaas niet voldoende was onderbouwd met documenten of andere bewijsstukken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, geboren in 1994, problemen had met zijn gemeenschap in Nigeria na het overlijden van zijn vader in 2012. Hij werd verondersteld zijn vader op te volgen als 'seer', maar de rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk te vrezen had voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder het ontbreken van documenten en de geloofwaardigheid van zijn verklaringen, als onvoldoende beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag van de eiser ongegrond was en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.