In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een reservist bij het Commando Landstrijdkrachten, en de minister van Defensie. Eiser had op 10 november 2020 een ontslagaanvraag ingediend na een gesprek waarin hij zich geïntimideerd voelde. De minister verleende hem eervol ontslag, maar verklaarde later het bezwaar van eiser ongegrond. Eiser stelde dat hij onder druk was gezet en dat zijn ontslagaanvraag niet uit vrije wil was gedaan. De rechtbank oordeelde dat de minister de vergewisplicht niet had nageleefd, omdat er onvoldoende gelegenheid was geboden aan eiser om een weloverwogen beslissing te nemen. Ondanks dit verzuim besloot de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat aannemelijk was dat eiser zijn ontslagaanvraag niet zou hebben ingetrokken, zelfs als de vergewisplicht was nageleefd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar handhaafde de rechtsgevolgen, waardoor het ontslag van eiser in stand bleef. Tevens werd de minister opgedragen het griffierecht te vergoeden.