ECLI:NL:RBDHA:2021:13628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
NL21.17791
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de vreemdelingenrechter bij plaatsing op evacuatielijst Afghanistan

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, een verzoek om voorlopige voorziening behandeld met betrekking tot de schrapping van een verzoeker van de evacuatielijst van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Verzoeker, een Afghaanse nationaliteit, heeft bezwaar gemaakt tegen zijn schrapping van de evacuatielijst, omdat hij en zijn gezin niet voldoen aan de voorwaarden voor evacuatie. De voorzieningenrechter heeft op 29 november 2021 de zaak behandeld, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. S.J. Koolen, en de verweerder, de Minister van Buitenlandse Zaken, werd vertegenwoordigd door mr. M.M. van Asperen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de rechtbank Den Haag bevoegd is om de zaak te behandelen, maar dat de voorzieningenrechter van de zittingsplaats Utrecht de zaak niet verder kan behandelen, omdat deze niet onder het vreemdelingenrecht valt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het plaatsen op de evacuatielijst geen feitelijke handeling is die onder de Vreemdelingenwet valt, maar een handeling die ook Nederlanders betreft. Dit betekent dat de zaak verder behandeld moet worden door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat, indien het e-mailbericht van 12 oktober 2021 als een besluit wordt aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, de Minister van Buitenlandse Zaken inhoudelijk op het bezwaar van verzoeker moet reageren. De voorzieningenrechter heeft de zaak doorverwezen naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling, waarbij de vraag centraal staat of het e-mailbericht een besluit is en of de zaak aan de bestuursrechter kan worden voorgelegd. De beslissing is genomen door mr. J.A. Schuman, in aanwezigheid van drs. S.S. Mazaheri, griffier, en is openbaar gemaakt op 8 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.17791
beslissing van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en
de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder (gemachtigde: mr. M.M. van Asperen).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 3 november 2021 bezwaar gemaakt tegen de omstandigheid dat hij van de evacuatielijst van het ministerie van Buitenlandse Zaken is geschrapt, omdat hij niet zou voldoen aan de voorwaarden voor evacuatie. Personen die op de evacuatielijst staan komen in aanmerking om vanuit Afghanistan naar Nederland te worden gehaald.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt de voorzieningenrechter verweerder op te dragen de schrapping van de evacuatielijst ongedaan te maken en hem weer op de evacuatielijst te plaatsen tot in ieder geval 4 weken na het besluit op bezwaar.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 november 2021 op zitting behandeld. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Naast de gemachtigde van verweerder zijn de volgende personen ter zitting verschenen:
mr. [A] , werkzaam bij het ministerie van Justitie en Veiligheid; mr. [B] , werkzaam bij het ministerie van Buitenlandse Zaken; en de heer [C] , werkzaam bij het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft de Afghaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1983.

Wat er aan het verzoek om een voorlopige voorziening voorafging

2. Voor, tijdens en na de machtsovername van Kabul door de Taliban in augustus 20211 heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken in samenwerking met het ministerie van Justitie
1. De inname van Kabul heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2021.
en Veiligheid een lijst opgesteld van personen die in aanmerking komen voor evacuatie naar Nederland. Verzoeker heeft het ministerie van Buitenlande Zaken per e-mail van 23 augustus 2021 verzocht hem met zijn vrouw en kinderen en zijn moeder op de evacuatielijst te plaatsen. Dat is vervolgens gebeurd. Op 26 augustus 2021 heeft een evacuatiepoging van verzoeker, zijn vrouw, kinderen en moeder plaatsgevonden die echter mislukte vanwege de chaotische en gevaarlijke situatie die was ontstaan op het vliegveld van Kabul.
3. In een e-mailbericht van 12 oktober 2021 heeft een medewerker van het ministerie van Buitenlandse Zaken verzoeker bericht dat hij, zijn vrouw en kinderen niet voor evacuatie in aanmerking komen, omdat zij niet aan de voorwaarden voor evacuatie voldoen. Ook werd bericht dat de moeder van verzoeker, die de Nederlandse nationaliteit heeft, wel voldoet aan de voorwaarden en dus wel in aanmerking komt voor evacuatie naar Nederland.

Het verzoek

4. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt bij de minister van Buitenlandse Zaken. Vervolgens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen teneinde verweerder op te dragen de schrapping van de evacuatielijst ongedaan te maken en hem en zijn familie weer op de evacuatielijst te plaatsen. Het verzoek is bij de rechtbank ingediend via het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken.

Verweerder

5. Zoals hierboven onder 4 weergegeven heeft verzoeker bezwaar gemaakt bij de minister van Buitenlandse Zaken. Doordat het verzoek om een voorlopige voorziening via het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken bij de rechtbank was ingediend, was bij de administratieve verwerking door de rechtbank aanvankelijk de staatsecretaris van Justitie en Veiligheid als de verwerende partij aangemerkt en vertegenwoordigd tijdens de zitting. Echter nu verzoeker bezwaar heeft gemaakt bij de minister van Buitenlandse Zaken, merkt de voorzieningenrechter de minister van Buitenlandse Zaken aan als verweerder. Bovendien geldt dat hetgeen gevraagd wordt met de voorlopige voorziening (plaatsing op de evacuatielijst) ook alleen gerealiseerd kan worden door dit bestuursorgaan (ter zitting is immers onbetwist gesteld dat enkel de minister van Buitenlandse Zaken over de evacuatielijst gaat). Na de zitting heeft de gemachtigde van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid desgevraagd bevestigd dat zij ook bevoegd is om namens verweerder als procesvertegenwoordiger op te treden en dat de ingediende stukken en wat op de zitting is besproken aan verweerder kunnen worden toegerekend.

Oordeel: geen feitelijke handeling artikel 72 lid 3

6. In artikel 72, derde lid, van de Vw is bepaald dat met een beschikking tevens wordt gelijkgesteld een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig, waaronder begrepen het niet verlenen van de verblijfsvergunning overeenkomstig artikel 14, tweede lid, van de Vw.
7. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure niet.
8. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt deze zaak niet beheerst door het vreemdelingenrecht. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat het hier niet gaat om
een feitelijke handeling in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw, omdat er geen sprake is van een feitelijke handeling die de uitvoering betreft van de Vw. Het plaatsen van iemand op de evacuatielijst is niet alleen van belang voor vreemdelingen, maar ook voor Nederlanders. Dat bij het plaatsen op die lijst criteria worden gebruikt die voor Nederlanders en vreemdelingen anders zijn, maakt niet dat er sprake is van een handeling ten aanzien van een vreemdeling als zodanig. Aan de vraag wie op de evacuatielijst mag worden geplaatst, ligt geen vreemdelingrechtelijke beoordeling ten grondslag. Pas wanneer de evacués in Nederland zijn, is het mogelijk dat een deel van de evacués een vreemdelingrechtelijk traject zal volgen. Daarmee verschilt de plaatsing op de evacuatielijst dus met de afgifte van een visum of machtiging tot voorlopig verblijf, omdat aan die afgifte wel een vreemdelingrechtelijke procedure voorafgaat2.

Verdere behandeling door zittingsplaats Den Haag

9. Als het e-mailbericht van 12 oktober 2021 en het schrappen van de evacuatielijst een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dan zal verweerder inhoudelijk op het bezwaar van verzoeker moeten reageren. Uiteindelijk kan de bestuursrechter dan toetsen of het e-mailbericht een besluit is en zo ja, of dat besluit inhoudelijk juist is. Tijdens de bezwaarprocedure kan de voorzieningenrechter daar desgevraagd over oordelen. Omdat verzoeker geen woonplaats in Nederland heeft en verweerder in Den Haag zetelt, is de bestuursrechter van de rechtbank Den Haag dan de bevoegde rechter.3 Dat betekent dat ook de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag bevoegd is. Het verzoek is – weliswaar via de verkeerde, vreemdelingenrechtelijke route – bij de juiste rechtbank aanhangig gemaakt.
10. Dit neemt echter niet weg dat de voorzieningenrechter van deze zittingsplaats niet verder over de zaak kan oordelen. Dat kan alleen ten aanzien van vreemdelingenrechtelijke zaken.4 De zaak zal daarom verder worden behandeld door de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag. Die zal moeten oordelen over de vraag of het e- mailbericht van 12 oktober 2021 een besluit is, en daarmee of de zaak aan (de voorzieningenrechter van) de bestuursrechter kan worden voorgelegd.

Beslissing

De voorzieningenrechter bepaalt dat de zaak verder wordt behandeld door de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag.
Deze beslissing is genomen door mr. J.A. Schuman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. S.S. Mazaheri, griffier.
2 Zie artikel 72, tweede lid, van de Vw.
3 Op grond van artikel 8:7, tweede lid, van de Awb.
4 Op grond van artikel 8:6, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 6 van de bij de Awb behorende Bevoegdheidsverdeling bestuursrechtspraak.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 december 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.