ECLI:NL:RBDHA:2021:13628
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de vreemdelingenrechter bij plaatsing op evacuatielijst Afghanistan
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, een verzoek om voorlopige voorziening behandeld met betrekking tot de schrapping van een verzoeker van de evacuatielijst van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Verzoeker, een Afghaanse nationaliteit, heeft bezwaar gemaakt tegen zijn schrapping van de evacuatielijst, omdat hij en zijn gezin niet voldoen aan de voorwaarden voor evacuatie. De voorzieningenrechter heeft op 29 november 2021 de zaak behandeld, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. S.J. Koolen, en de verweerder, de Minister van Buitenlandse Zaken, werd vertegenwoordigd door mr. M.M. van Asperen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de rechtbank Den Haag bevoegd is om de zaak te behandelen, maar dat de voorzieningenrechter van de zittingsplaats Utrecht de zaak niet verder kan behandelen, omdat deze niet onder het vreemdelingenrecht valt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het plaatsen op de evacuatielijst geen feitelijke handeling is die onder de Vreemdelingenwet valt, maar een handeling die ook Nederlanders betreft. Dit betekent dat de zaak verder behandeld moet worden door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat, indien het e-mailbericht van 12 oktober 2021 als een besluit wordt aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, de Minister van Buitenlandse Zaken inhoudelijk op het bezwaar van verzoeker moet reageren. De voorzieningenrechter heeft de zaak doorverwezen naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling, waarbij de vraag centraal staat of het e-mailbericht een besluit is en of de zaak aan de bestuursrechter kan worden voorgelegd. De beslissing is genomen door mr. J.A. Schuman, in aanwezigheid van drs. S.S. Mazaheri, griffier, en is openbaar gemaakt op 8 december 2021.