ECLI:NL:RBDHA:2021:13673
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van een uitzendkracht na beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een uitzendkracht, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering. Eiseres was van 5 maart 2018 tot 4 januari 2019 werkzaam als tuinbouwmedewerkster en meldde zich ziek op 7 januari 2019 na een hersenbloeding. Na een periode van ziekenhuisopname en revalidatie ontving zij een ZW-uitkering, die later werd beëindigd op 7 februari 2020 omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres meldde zich opnieuw ziek vanuit de Werkloosheidswet (WW) op 10 februari 2020, maar het UWV concludeerde dat zij meer dan 65% van het maatmaninkomen kon verdienen en beëindigde haar ZW-uitkering per 11 mei 2020.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij zij stelde dat haar arbeidsongeschiktheid niet correct was ingeschat. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen en de door eiseres overgelegde medische informatie beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve medische gegevens waren die de bevindingen van de verzekeringsartsen in twijfel trokken. Eiseres had niet voldoende onderbouwd waarom zij de geduide functies niet kon uitoefenen, en de rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had beslist dat eiseres per 11 mei 2020 geen recht meer had op een ZW-uitkering. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.