ECLI:NL:RBDHA:2021:13737

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
C/09/589149 / HA ZA 20-245
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van besluit tot wijziging van de splitsingsakte door de VvE

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben eisers, bestaande uit vijf appartementseigenaren, een vordering ingesteld tegen de Vereniging van Eigenaren (VvE) met betrekking tot een besluit tot wijziging van de splitsingsakte. De rechtbank heeft eerder op 28 juli 2021 een tussenvonnis gewezen waarin werd overwogen dat de schade van eisers moet worden beoordeeld aan de hand van de meest actuele VvE-bijdragen. De eisers stelden dat de door de VvE aangeboden schadeloosstelling niet redelijk was, omdat deze geen rekening hield met verschillende factoren zoals inflatie en toekomstige kosten. De rechtbank heeft in haar eindvonnis van 15 december 2021 geoordeeld dat de VvE een redelijke schadeloosstelling heeft aangeboden en dat de vorderingen van eisers moeten worden afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de VvE voldoende heeft onderbouwd dat de schade van eisers, die voortvloeit uit de wijziging van de splitsingsakte, niet substantieel is en dat de aangeboden compensatie in lijn is met de te verwachten kosten. De eisers zijn in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 2.792, inclusief griffierecht en advocaatkosten. De rechtbank heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/589149 / HA ZA 20-245
Vonnis van 15 december 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] , te [plaats 1] ,

2.
[eiser 2], te [plaats 1] ,
3.
[eiser 3], te [plaats 2] ,
4.
[eiser 4], te [plaats 2] ,
5.
[eiser 5], te [plaats 3] ,
eisers,
advocaat mr. J.R. Beelen te Den Haag,
tegen
[de VvE], te [plaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. E. Sonneveld te Den Haag.
Eisers zullen afzonderlijk ‘ [eiser 1] ’, ‘ [eiser 2] ’, ‘ [eiser 3] ’, ‘ [eiser 4] ’ en ‘ [eiser 5] ’ worden genoemd en gezamenlijk eisers. Gedaagde zal hierna de VvE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 juli 2021 (hierna: het tussenvonnis), en de daarin genoemde stukken;
  • de akte uitlaten van 22 september 2021 aan de zijde van eisers, met producties F t/m N;
  • de antwoordakte van 20 oktober 2021 aan de zijde van de VvE, met producties O en P;
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat zij moet beoordelen of eisers, zoals zij stellen, schade hebben geleden doordat (kort gezegd) hun breukdeel volgens de conceptakte toeneemt ten opzichte van hun huidige breukdeel en daarmee hun verplichting om bij te dragen aan de gemeenschappelijke VvE-kosten. Indien daarvan sprake is, ligt de vraag voor of de door de VvE aan eisers aangeboden schadeloosstelling redelijk is. Tussen partijen is in geschil op welke wijze de door eisers (gestelde) schade berekend moet worden. De rechtbank heeft overwogen dat de schade van eisers moet worden berekend door een vergelijking te maken van de resultaten van de breukdelen (en hoofdelijke omslag van de kosten, volgens de huidige akte) volgens de huidige akte en de conceptakte, dit aan de hand van de cijfers in de definitieve VvE-jaarrekening over 2019. Daarbij moet tevens worden betrokken het (mogelijke) voordeel van eisers door het toegenomen breukdeel in de reservefondsen. Om eisers gelegenheid te bieden zich hierover uit te laten, heeft de rechtbank de volgende instructie gegeven:
(1) Eisers dienen zich – op basis van de cijfers uit het jaarverslag 2019 – uit te laten of ten aanzien van de woonappartementen de cijfers in de kolommen “kosten breukdeel” en “kosten hoofdelijk” op basis van de huidige verdeelsleutel en de kolom “kosten” op basis van de nieuwe verdeelsleutel in de tabel opgenomen in randnummer 14 van de antwoordakte van de VvE correct zijn. Indien dit niet het geval is dienen zij gemotiveerd te stellen wat dan wel het juiste bedrag is.
(2) Eisers dienen aan de hand van de in het jaarverslag 2019 vermelde reservefondsen voor de woonappartementen en de garages te specificeren hoe groot hun aandeel in de reservefondsen onder de huidige verdeelsleutel is en hoe die zal zijn onder de verdeelsleutel na de wijziging van de splitsingsakte.
(3) Eisers dienen aan de hand van het jaarverslag 2019 met in achtneming van de instructies onder (1) en (2) de tabel die is opgenomen in randnummer 14 van de antwoordakte aan te vullen met de gegevens met betrekking tot het appartement [nr. B] van [eiser 5] .
(4) [eiser 5] dient te verklaren of zij alleen namens zichzelf of ook namens de mede-eigenaren van de appartementen [nr. A] en [nr. B] de vordering heeft ingesteld. Indien de vordering mede namens de mede-eigenaren is ingesteld, dan dient zij een daartoe strekkende verklaring van de mede-eigenaren te overleggen.
2.2.
Eisers hebben hieraan gevolg gegeven in hun akte van 22 september 2021. Hierop heeft de VvE gereageerd bij antwoordakte van 20 oktober 2021.
2.3.
Voordat de rechtbank de standpunten van partijen naar aanleiding van voormelde instructie zal beoordelen, zal zij eerst nog ingaan op een aantal stellingen die eisers in aanvulling hierop hebben ingenomen. Eisers menen dat de schadeloosstelling van de VvE hen onvoldoende compenseert omdat de VvE geen rekening heeft gehouden met (i) de te verwachten inflatie, (ii) de kostbare investering in verduurzaming, (iii) toekomstige tegenvallers op het gebied van de kosten voor verduurzaming), (iv) de stijgende gemeenschappelijke kosten, omdat thans individuele verantwoordelijkheden (van andere appartementen dan die van eisers) op grond van de conceptakte door de VvE worden opgeëist, (v) de verplichting van eisers om tekorten in het algemeen reservefonds aan te vullen, (vi) de omstandigheid dat eisers niet profiteren van verantwoordelijkheden die volgens de conceptakte bij de VvE worden gelegd, en (vii) de opstelling van de VvE die eisers heeft genoopt tot het voeren van deze procedure.
2.3.1.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de punten i t/m iii en v als volgt. In r.o. 4.14 van het tussenvonnis is overwogen dat de schade van eisers (door wijziging van de breukdelen) beoordeeld moet worden aan de hand van de meest actuele VvE-bijdragen. In deze zaak wordt uitgegaan van de jaarrekening in 2019 omdat dat de meeste actuele, in deze zaak overgelegde, jaarrekening is. Uit de stellingen van eisers volgt dat volgens hen van een ander, in de toekomst gelegen, peilmoment moet worden uitgegaan. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de VvE de beschikking heeft over ruime reservefondsen – waarover hierna nog nader geoordeeld zal worden – en een meerjarenonderhoudsplan. Bovendien wordt jaarlijks vanuit de lopende begroting een dotatie gedaan in het reserve-/onderhoudsfonds. Het had op de weg gelegen van eisers om toe te lichten waarom ondanks deze voorzieningen en maatregelen, die erop gericht zijn om voormelde kosten te ondervangen, de door eisers aangevoerde financiële risico’s zich zouden voordoen. Nu eisers dat hebben nagelaten heeft een vergelijking van de gevolgen van de conceptakte ten opzichte van de huidige akte aan de hand van toekomstige gebeurtenissen een (te) speculatief karakter.
2.3.2.
Ten aanzien van het onder iv genoemde argument dat bepaalde individuele verplichtingen van eigenaren volgens de conceptakte worden ondergebracht in de gemeenschappelijke kosten, geldt dat eisers de nadelige gevolgen daarvan op geen enkele manier hebben geconcretiseerd. De rechtbank laat dit bezwaar dus reeds daarom buiten beschouwing.
2.3.3.
De (onder vi genoemde) omstandigheid dat eisers niet zouden meeprofiteren van extra verantwoordelijkheden door invoering van de conceptakte acht de rechtbank niet van belang voor de vraag of eisers schade lijden. Het mislopen van een voordeel betekent immers niet dat eisers schade lijden. Dit is in ieder geval onvoldoende onderbouwd.
2.3.4.
Tot slot gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van eisers dat de opstelling van de VvE eisers heeft genoopt tot het starten van een kostbare rechtszaak. De vraag is of eisers schade lijden als gevolg van de wijziging van de splitsingsakte, niet als gevolg van de opstelling van de VvE bij het oplossen van het geschil met eisers. Het procesrecht voorziet bovendien in een vergoeding van een deel van deze kosten in het geval eisers in rechte in het gelijk worden gesteld en zich dus op goede gronden verzet hebben tegen de wijziging van de splitsingsakte. In dit geval ontbreekt een rechtsgrond om van deze rechtsregel af te wijken.
2.4.
De rechtbank zal de schadeberekening beoordelen aan de hand van de jaarrekening 2019. Voordat de rechtbank ingaat op de vraag waartoe de verschillende breukdelen leiden, zal zij eerst vaststellen welke cijfers in de jaarrekening tot uitgangspunt moeten worden genomen. Daarbij zullen de appartementsrechten van [eiser 5] (woon-appartementen [nr. A] en [nr. B] ) voor 100 procent gewaardeerd worden nu [eiser 5] voldoende onderbouwd heeft dat zij mede procedeert namens de mede-eigenaren van deze appartementen.
2.5.
Eisers hebben zich in hun laatste akte uitgelaten over de vraag welk bedrag aan servicekosten zij op basis van de huidige akte en op basis van de conceptakte zullen bijdragen. In de akte hebben eisers bij bepaalde berekeningen het bedrag (totale kosten) € 311.388,44 tot uitgangspunt genomen, maar bij andere berekeningen in hun akte, en in de onderliggende producties, zijn eisers uitgegaan van € 311.977,69. Van dit laatste bedrag gaat de rechtbank uit, nu duidelijk is dat dit het is resultaat van de jaarrekening 2019 en ook de VvE dit bedrag als uitgangspunt heeft genomen.
2.6.
Volgens de huidige akte wordt het grootste deel van de kosten volgens de breukdelen verdeeld over de appartementseigenaren, maar een ander deel – de administratie- en portikosten – moeten hoofdelijk worden omgeslagen over de eigenaren van de appartementen. Vastgesteld moet worden welk bedrag van € 311.977,69 volgens onderstaande (geldende) akte hoofdelijk moet worden omgeslagen. Het vertrekpunt is punt 12 van de splitsingsakte 1975, waarin het volgende is bepaald (zie ook punt 2.3.4 in het tussenvonnis):
“Artikel 23 lid 3: te wijzigen in: in gelijke verhouding zijn de eigenaars verplicht bij te dragen in de schulden en kosten die voor gemeenschappelijke rekening zijn, in afwijking hiervan zullen administratie- en portikosten en de vergoeding door de administrateur zomede de kosten voor de jaarvergadering worden omgeslagen op basis van een/zeventigste deel, (dit zijn alle appartementsrechten behalve die van de garages met een eigen appartementsindex).”
Uit de door de VvE overgelegde jaarrekening 2019 van de VvE blijkt dat de algemene kosten 2019 bestaan uit de volgende onderdelen:
2.7.
Partijen zijn het erover eens dat de vergaderkosten (€ 6.573,30), kosten administrateur/bestuurder (€ 19.958,33), kantoorkosten (€ 1.823,95) en verzendkosten (€ 1.224,88) behoren tot de categorie administratie- en portikosten. Maar met de VvE ziet de rechtbank niet in dat de € 690,10 aan bankkosten – althans, niet zonder nadere onderbouwing – beantwoorden aan bovenstaande bepaling van de splitsingsakte, zoals eisers kennelijk voorstaan. Tussen partijen is niet in geschil dat de overige kosten (uit bovenstaand fragment van de jaarrekening) niet hoofdelijk worden omgeslagen. De rechtbank is daarom van oordeel dat € 29.580,46 volgens de huidige akte hoofdelijk moet worden omgeslagen. Dat brengt mee dat de totale kosten voor het overige volgens de breukdelen van de huidige akte moeten worden verdeeld, namelijk € 282.397,23 (311.977,69 – 29.580,46). Ook daarin volgt de rechtbank het standpunt van de VvE.
2.8.
In r.o. 4.17 van het tussenvonnis is overwogen dat ook een eventueel voordeel van eisers als gevolg van een groter breukdeel in de reservefondsen, dient te worden betrokken bij beantwoording van de vraag of door de VvE een redelijke schadeloosstelling is aangeboden. In hun laatste akte hebben eisers betoogd dat het aandeel in het reservefonds niet mag meewegen, omdat dat geen liquide vermogensrecht betreft. Voor zover hierin een verzoek besloten ligt dat de rechtbank terugkomt op haar bindende eindbeslissing, wordt daaraan voorbij gegaan. Gesteld noch gebleken is dat dit oordeel blijk geeft van een juridische of feitelijke misslag (vgl. HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2800). De rechtbank handhaaft het oordeel dat het aandeel in de reservefondsen van belang is bij de beoordeling van de redelijkheid van de schadeloosstelling. In het bijzonder overweegt de rechtbank dat een vergroting van het aandeel in het reservefonds weldegelijk een vermogensrechtelijk voordeel oplevert. De omstandigheid dat dit aandeel niet eenvoudig liquide kan worden gemaakt, zoals eisers stellen, is daarbij van ondergeschikte betekenis.
2.9.
Voorts wordt overwogen dat van het totaalsaldo van de verschillende reservefondsen moet worden uitgegaan bij de vergelijking van de breukdelen volgens de huidige- en conceptakte. De VvE heeft terecht betoogd dat van het saldo moet worden uitgegaan en niet van specifieke onderliggende fondsen, zoals eisers voorstaan. Het te hanteren bedrag (per saldo) van € 516.852,44 is opgebouwd uit het algemeen reservefonds (-/- € 72.185,76), het onverdeeld resultaat (nihil) en de post groot onderhoud (€ 589.038,20). Die bedragen zijn tussen partijen ook niet in geschil. De rechtbank verwerpt voorts de stelling van eisers dat de post groot onderhoud al is uitgegeven aan het meerjarig onderhoudsplan (MJOP). Die stelling hebben eisers onvoldoende onderbouwd en is door de VvE gemotiveerd bestreden, met haar stelling dat jaarlijks door de VvE wordt bekeken welke investeringen nodig zijn en dat daarvoor goedkeuring van de ALV vereist zal zijn.
2.10.
Ten slotte hebben eisers ten onrechte in hun berekeningen van de servicekosten bij zowel de huidige als de conceptakte, bovenop de breukdelen, kortingen toegepast (50% voor de zolderappartementen volgens de huidige akte; 70% volgens de conceptakte). De rechtbank heeft in r.o. 4.16 van het tussenvonnis overwogen dat bij beide splitsingsaktes een korting al is verdisconteerd in de breukdelen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eisers de rechtbank niet hebben verzocht om terug te komen op die bindende eindbeslissing. De rechtbank blijft dus bij haar uitgangspunt van het tussenvonnis. De stellingen van eisers geven ook geen aanleiding om erop terug te komen.
2.11.
Vervolgens is de vraag tot welke resultaten de berekeningen van de breukdelen leiden. Daarover wordt het volgende overwogen.
Inventarisatie breukdelenvergelijking servicekosten (incl. administratie- en portikosten): huidige akte, zolderappartementen
2.12.
De VvE heeft juist berekend dat op basis van de huidige akte, de breukdelen ten aanzien van de zolderappartementen met nummers [nr. A] , [nr.E] en [nr.F] leiden tot de jaarlijkse bijdragen van achtereenvolgens € 1.115,70, € 1.518,60 en € 1.332,65. Eisers hebben onvoldoende onderbouwd dat deze berekening onjuist is omdat ten onrechte niet (telkens) is uitgegaan van € 282.397,23 (zie r.o. 2.7) en vanwege de toepassing van een (extra) kortingspercentage hierover (zie r.o. 2.10). Ten aanzien van de hoofdelijk te verdelen administratie- en portikosten van € 29.520,46 oordeelt de rechtbank dat de VvE juist heeft berekend dat die bedragen leiden tot een bijdrageplicht van € 422,58 voor elk van deze appartementen. De berekening van eisers moet worden verworpen, omdat zij ten onrechte zijn uitgegaan van een te verdelen bedrag van € 29.043,38.
Inventarisatie breukdeelvergelijking servicekosten: conceptakte, zolderappartementen
2.13.
Ook ten aanzien van de kostenberekening volgens de conceptakte lopen de berekeningen van partijen uiteen. Ook hier geldt dat eisers onvoldoende gemotiveerd hebben betwist dat de VvE de bijdragen volgens het breukdeel correct heeft berekend, door uit te gaan van € 311.977,69 en niet (anders dan eisers) een extra kortingspercentage toe te passen. Dat leidt tot de volgende jaarlijkse bijdragen van de appartementen: nummer [nr. A] : € 1.834,03; nummer [nr.E]: € 2.348,84; nummer [nr.G]: € 1.834,03.
Servicekostenvergelijking garage-appartementen
2.14.
De rechtbank heeft in r.o. 4.12 van het tussenvonnis reeds geoordeeld over de VvE-bijdrage voor de garage-appartementen als gevolg van de stijging van de breukdelen. Dit is € 9,81 per maand voor garage-appartement [nr.H] en [nr. C] en € 15,22 per maand voor garage-appartement [nr. D] . De jaarlijkse stijging van de VvE-bijdrage van de garage-appartementen wordt weergegeven in de tabellen die zijn opgenomen in r.o. 2.18.
Vergelijking aandeel in reservefondsen
2.15.
Tot slot is tussen partijen niet in geschil tot welke verandering het breukdeel in de reservefondsen volgens de conceptakte leidt ten opzichte van het breukdeel volgens de huidige akte, althans voor zover wordt uitgegaan van het totale saldo van de reservefondsen van € 516.852,44 (zie r.o. 2.8). Ook eisers hebben berekeningen overgelegd op basis van dat cijfer. Ook deze rekenresultaten worden weergegeven in de tabellen in r.o. 2.18.
Beoordeling welke periode redelijk is als basis schadeloosstelling
2.16.
In r.o. 4.21 en 4.22 van het tussenvonnis is overwogen dat de VvE kan volstaan met het aanbieden van een eenmalige schadeloosstelling, maar dat de vraag of het redelijk is als die is gebaseerd op een tegemoetkoming op de extra kosten over een periode van vijf jaar (waarop de VvE haar aanbod aan eisers heeft gebaseerd) pas kan worden beantwoord zodra partijen zich hebben uitgelaten over de punten in r.o. 4.20.
2.17.
De rechtbank herhaalt op deze plaats dat de VvE een redelijke en niet een volledige schadevergoeding moet aanbieden. Bij de beantwoording van de vraag wat een redelijke compensatie is, heeft in dit geval te gelden dat alleen de huidige appartementseigenaars – in dit geval de eisers – schade lijden, en niet hun rechtsopvolgers (onder bijzondere titel) die immers nooit service- en administratiekosten op basis van de huidige splitsingsakte betaald hebben. Dit betekent dat de periode waarvoor een schadevergoeding wordt aangeboden niet langer hoeft te zijn dan de periode dat de eisers naar verwachting nog appartementseigenaar zijn. De rechtbank heeft bij het bepalen van deze periode aansluiting gezocht bij de gemiddelde frequentie waarmee particulier onroerend goed van eigenaar wisselt. Daarnaast speelt bij het bepalen van de duur van de te compenseren periode de absolute stijging van de maandelijkse/jaarlijkse VvE-bijdrage een rol. Indien de stijging beperkt is, bestaat een minder grote noodzaak voor een langere compensatie. De rechtbank overweegt dat in dit geval de stijging van de maandelijkse/jaarlijkse VvE-bijdrage in absolute zin weliswaar niet gering is, maar in absolute zin gemiddeld genomen ook niet hoog genoemd kan worden (zie eerste rij tabel 3). Op basis van voormelde factoren acht de rechtbank een compensatie van een gestegen VvE-bijdrage over een periode van 7 jaar een redelijke basis voor de schadeloosstelling.
Geen nadeel voor de eisers
2.18.
Hierna zal worden beoordeeld welke gevolgen voorgaande overwegingen hebben voor de vordering van eisers. In de eerste tabel wordt per appartementsrecht weergegeven wat de huidige jaarlijkse bijdrage (service- en indien van toepassing administratie-/portikosten) is en welk aandeel de betreffende appartementseigenaren in de reservefondsen hebben. In de tweede tabel wordt weergegeven welke VvE-bijdrage eisers moeten betalen op jaarbasis en welk aandeel zij in het reservefonds krijgen bij de invoering van de conceptakte. Ten slotte wordt in de derde tabel een vergelijking gemaakt tussen enerzijds de toegenomen VvE-bijdragen en anderzijds de aangeboden schadeloosstelling en de toename van de breukdelen in de reservefondsen.
[nr. A]
[nr.E]
[nr.G]
[nr. C]
[nr. D]
[nr.H]
Servicekosten
€ 1.115,70
€ 1.518,60
€ 1.332,65
€ 133,92
€ 100,44
€ 133,92
Administratiekosten
€ 422,58
€ 422,58
€ 422,58
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
Totaal
€ 1.538,28
€ 1.941,18
€ 1.755,23
€ 133,92
€ 100,44
€ 133,92
Aandeel reservefondsen
€ 2.042,00
€ 2.779,39
€ 2.439,05
€ 226,88
€ 170,16
€ 226,88
Tabel 1: VvE-bijdrage en aandeel reservefondsen huidige splitsingsakte
[nr. A]
[nr.E]
[nr.G]
[nr. C]
[nr. D]
[nr.H]
Servicekosten
€ 1.834,03
€ 2.348,84
€ 1.834,03
€ 251,65
€ 283,11
€ 251,65
Aandeel reservefondsen
€ 3.038,43
€ 3.891,32
€ 3.038,43
€ 426,45
€ 479,75
€ 426,45
Tabel 2: VvE-bijdrage en aandeel reservefondsen conceptsplitsingsakte
[nr. A]
[nr.E]
[nr.G]
[nr. C]
[nr. D]
[nr.H]
Extra VvE-bijdrage per jaar
+ € 295,75
+ € 407,66
+ € 78,80
+ € 117,73
+ € 182,67
+ € 117,73
Extra VvE-bijdrage per 7 jaar
+ € 2.070,25
+ € 2.853,62
+ € 551,60
+ € 824,11
+ € 1.278,69
+ € 824,11
Aangeboden compensatie VvE:
€ 1.985,00
€ 2.480,00
€ 850,00
€ 600,00
€ 600,00
€ 600,00
Vergelijking (exclusief toename aandeel reservefondsen)
- € 85,25
- € 373,62
€ 298,40
- € 224,11
- € 678,69
- € 224,11
Toename aandeel reservefondsen
€ 996,43
€ 1.111,93
€ 599,38
€ 226,88
€ 170,16
€ 226,88
Vergelijking (inclusief toename aandeel reservefondsen)
€ 911,18
€ 738,31
€ 897,78
€ 2,77
- € 508,53
€ 2,77
Tabel 3: vergelijking tabel 1 en 2 en aangeboden compensatie
2.19.
Uit de eerste rij van tabel 3 volgt dat eisers met een hogere VvE-bijdrage worden geconfronteerd als gevolg van de conceptakte. Deze hogere kosten vormen de door hen te lijden schade. Ten aanzien van appartement [nr.G] geldt dat de aangeboden schadeloosstelling de toegenomen VvE-bijdrage over de periode van zeven jaar na inwerkintreding van de conceptakte afdoende compenseert. Ten aanzien van de appartementen [nr. A] , [nr.E], [nr. C] en [nr.H] geldt dat de schadeloosstelling niet volledig de gestegen VvE-bijdrage compenseert over de eerste zeven jaar na inwerkingtreding van de conceptakte. Maar uit tabel 3 (onderste rij) volgt dat eisers van de betreffende appartementen geen nadeel lijden indien naast de aangeboden compensatie ook de toename van hun aandeel in het reservefonds daarin wordt betrokken.
2.20.
Alleen voor garage-appartement [nr. D] wordt niet een afdoende compensatie geboden, ook niet als de toename van het aandeel in het reservefonds hierin wordt meegenomen. Garage-appartement [nr. D] staat op naam van [eiser 5] . Zoals in r.o. 4.18 van het tussenvonnis is overwogen, dient ook een eventueel voordeel van andere appartementsrechten die op naam van [eiser 5] staan betrokken te worden in de beoordeling of een redelijke schadevergoeding is aangeboden. Daarbij dient in de eerste plaats gekeken te worden naar de appartementsrechten die onderwerp zijn van deze procedure en in welk verband vernietiging van het besluit tot wijziging van de splitsingsakte wordt gevorderd. [eiser 5] is ook (mede-)eigenaar van appartement [nr. A] en garage-appartement [nr. C] . Het voordeel na de aangeboden compensatie voor deze twee appartementsrechten ((€ 911,18 respectievelijk € 2,77) overstijgt ruimschoots het financiële nadeel dat zij lijdt voor het garage-appartement [nr. D] (- € 508,53). Dat betekent dat [eiser 5] per saldo geen nadeel heeft geleden. Bij deze stand van zaken bestaat geen aanleiding meer voor beantwoording van de vraag of het gunstiger breukdeel dat appartement nummer [nr. B] volgens de conceptakte krijgt, het nadeel mitigeert dat [eiser 5] lijdt doordat appartement [nr. A] een ongunstiger breukdeel krijgt.
2.21.
De rechtbank concludeert dat de VvE eisers een redelijke schadeloosstelling heeft aangeboden. Daarmee strandt de meer subsidiaire vordering van eisers tot vernietiging van het besluit tot wijziging van de splitsingsakte (artikel 5:140b leden 1 en 3 BW). De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 28 juli 2021 geoordeeld dat de primaire en subsidiaire vordering worden afgewezen, zodat eisers ten aanzien van alle vorderingen in het ongelijk gesteld worden.
2.22.
Als de in het ongelijk gestelde partijen zullen eisers in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van de VvE begroot op € 2.792, waarvan € 656 aan griffierecht en € 2.136 aan salaris advocaat (4 punten x Tarief II). De wettelijke rente over de proceskosten wordt, als gevorderd, toegewezen op de wijze als in de beslissing vermeld.
2.23.
De rechtbank begrijpt dat de VvE tevens wenst dat de nakosten worden begroot. Hiertoe zal de rechtbank overgaan op de in de beslissing vermelde wijze.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van de VvE begroot op € 2.792 aan tot op heden gemaakte kosten en € 163 aan nog te maken nakosten, met € 85 te vermeerderen in geval van betekening, deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken door
mr D. Nobel, rolrechter, op 15 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 2628