In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ugandese vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De vrouw, die stelt biseksueel te zijn, heeft haar asielaanvraag ingediend op 11 april 2019, na te zijn betrapt tijdens een seksuele handeling met een vrouw. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij biseksueel is en dat zij om deze reden problemen heeft ondervonden in Uganda. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 november 2021 en heeft de vrouw, bijgestaan door haar gemachtigde, gehoord. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de vrouw niet geloofwaardig is in haar verklaringen over haar seksuele geaardheid en de daarmee samenhangende vervolging in Uganda. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd en onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar claims te onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na bekendmaking.