ECLI:NL:RBDHA:2021:13751
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M. Eversteijn
- R.G. Kamphof
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, een man van Iraakse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 november 2020 niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door de verzoeker. Daarnaast vroeg hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting vond plaats op 15 december 2020, waar de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. K. Elias, aanwezig was. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Kurt-Geçoğlu. Tijdens de zitting werd ook een tolk, W. Fadl, ingeschakeld. De voorzieningenrechter heeft in overweging genomen dat er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL20.19966) die verband houdt met het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier R.G. Kamphof, en is op dezelfde dag bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.