ECLI:NL:RBDHA:2021:1383
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Loenhoud
- Rechtspraak.nl
Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing gedeeltelijke gezagsuitoefening in jeugdzorgzaak
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2005, en de afwijzing van een verzoek tot gedeeltelijke gezagsuitoefening. De zaak is behandeld naar aanleiding van verzoekschriften van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 BW, nog steeds aanwezig zijn. De minderjarige heeft te maken met een ontwikkelingsachterstand en is op speciaal onderwijs geplaatst, maar de ouders hebben moeite om het belang van hun kind voorop te stellen. Hulpverlening is ingezet, maar de ouders hebben niet adequaat meegewerkt. De kinderrechter oordeelt dat verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen.
Daarnaast is er een verzoek gedaan tot gedeeltelijke gezagsuitoefening voor de aanmelding van de minderjarige bij een onderwijsinstelling. De kinderrechter wijst dit verzoek af, omdat gedeeltelijke gezagsuitoefening alleen mogelijk is in het kader van een machtiging tot uithuisplaatsing, wat in deze zaak niet aan de orde is. De kinderrechter benadrukt dat de afwijzing van het verzoek niet betekent dat de minderjarige niet naar de gekozen dagbesteding kan gaan, maar dat de juridische grondslag voor toewijzing ontbreekt. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 7 februari 2022 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.